Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2017:1693

Rechtbank Midden-Nederland
04-01-2017
07-04-2017
5137731 / MC EXPL 16-6511
Ondernemingsrecht, Verbintenissenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Eiser vordert veroordeling tot betaling van lease termijnen van een drietal geleasede bedrijfsauto’s. De vennootschap verkeert in liquiditeitsproblemen en beidt vermoedelijk geen verhaal. De bestuurder van de vennootschap wordt aangesproken op grond van onrechtmatig handelen. Bestuurdersaansprakelijkheid. In het geval dat een schuldeiser van een vennootschap wordt benadeeld door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering, geldt als vertrekpunt dat slechts de vennootschap aansprakelijk is voor de schade die daaruit voortvloeit. Echter, onder bijzondere omstandigheden kan naast aansprakelijkheid van de vennootschap ook aansprakelijkheid worden aangenomen van degene die als bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen mag in het algemeen “alleen dan” worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld waar hem ter zake van de benadeling, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in art. 2:9 BW, persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt (vgl. HR 5 september 2014, NJ 2014, 21; HR 18 februari 2000, NJ 2000, 295). Bestuurdersaansprakelijkheid afgewezen.

Rechtspraak.nl
AR 2017/1800
OR-Updates.nl 2017-0129

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter

locatie Almere

Vonnis van 4 januari 2017

in de zaak met zaaknummer / rolnummer 5137731 / MC EXPL 16-6511 van

1 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen [eiseres sub 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen [eiseres sub 2] ,
eiseressen, hierna te zamen te noemen: [eiseres sub 1] c.s.,
gemachtigde mr. J. Brakke,

tegen

1 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen [gedaagde sub 1] ,
2. [gedaagde sub 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen [gedaagde sub 2] ,
gedaagden, hierna te zamen te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.,
gemachtigde mr. S.J. Nijhof.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding

- de conclusie van antwoord

  • -

    het tussenvonnis van 7 september 2016

  • -

    de brief van 25 november 2016 aan de zijde van [eiseres sub 1] c.s.

  • -

    het proces-verbaal van comparitie van 6 december 2016.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres sub 1] B.V. is een

onderneming die zich bezighoudt met operational lease van personenauto’s en lichte

bedrijfsauto’s. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres sub 2] B.V. is een onderneming die zich bezighoudt met de handel in en reparatie van

personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s.

2.2.

[gedaagde sub 1] heeft in 2009 [eiseres sub 1] benaderd voor het leasen van meerdere auto’s. Op 11 september 2009 hebben [gedaagde sub 1] en [eiseres sub 1] een mantel leaseovereenkomst gesloten. Op 1 mei 2012 had [gedaagde sub 1] een drietal auto’s bij [eiseres sub 1] geleased. Het betroffen een Volkswagen Touareg met kenteken [kenteken] . een Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] en een Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] . De maandelijkse kosten hiervoor bedroegen € 3.710,03 inclusief BTW.

2.3.

[gedaagde sub 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van

[gedaagde sub 1] .

2.4.

Eind december 2013 bedroeg de totale betalingsachterstand € 49.559,99 inclusief BTW.

2.5.

In oktober 2012 heeft [gedaagde sub 1] door [eiseres sub 2] een

navigatiesysteem laten vervangen in de Volkswagen Touareg met kenteken [kenteken] .

De kosten hiervoor bedroegen € 3.492,04 inclusief BTW.

3 Het geschil

3.1.

[eiseres sub 1] c.s. vordert:

I. voor recht te verklaren dat [gedaagde sub 2] persoonlijk uit

onrechtmatige daad aansprakelijk is jegens [eiseres sub 1] B.V. en

[eiseres sub 2] B.V. voor de door hen geleden schade;

II. gedaagden hoofdelijk te veroordelen om binnen 2 dagen na het ten deze te wijzen

vonnis aan [eiseres sub 1] B.V. te betalen het bedrag van € 49.559,99 inclusief BTW;

III. gedaagden hoofdelijk te veroordelen om binnen 2 dagen na het ten deze te wijzen

vonnis aan [eiseres sub 2] B.V. te betalen het bedrag van € 3.492,04

inclusief BTW;

IV. gedaagden hoofdelijk te veroordelen om binnen 2 dagen na het ten deze te wijzen

vonnis aan [eiseres sub 1] B.V. te betalen het bedrag van € 25.201,95, zijnde de

overeengekomen vertragingsrente tot aan 1 maart 2016;

V. gedaagden hoofdelijk te veroordelen om binnen 2 dagen na het ten deze te wijzen

vonnis aan [eiseres sub 2] B.V. te betalen het bedrag van € 652,85, zijnde

de wettelijke handelsrente tot aan 1 maart 2016;

VI. gedaagden hoofdelijk te veroordelen om binnen 2 dagen na het ten deze te wijzen

vonnis aan [eiseres sub 1] B.V. te betalen de overeengekomen vertragingsrente over het

opeisbare bedrag van € 49.559,99 vanaf 1 maart 2016 tot aan de dag der algehele

voldoening;

VII. gedaagden hoofdelijk te veroordelen om binnen 2 dagen na het ten deze te wijzen

vonnis aan [eiseres sub 2] B.V. te betalen de wettelijke handelsrente over

het opeisbare bedrag van € 3.492,04 vanaf 1 maart 2016 tot aan de dag der algehele

voldoening;

VIII. gedaagden hoofdelijk te veroordelen om binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis

aan [eiseres sub 1] B.V. te betalen een bedrag van € 7.433,99 ten titel van

buitengerechteljke kosten;

IX. gedaagden hoofdelijk te veroordelen om binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis

aan [eiseres sub 2] B.V. te betalen een bedrag van € 474,20 ten titel van

buitengerechteljke kosten;

X. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure waaronder

begrepen salaris gemachtigde en de nakosten;

XI. het vonnis in al zijn onderdelen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.2.

Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiseres sub 1] dat [gedaagde sub 1] jegens [eiseres sub 1] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge de tussen partijen gesloten leaseovereenkomst(en), door het verschuldigde bedrag ad € 49.559,99, ondanks sommaties, onbetaald te laten. De auto’s zijn eind 2013 teruggenomen. [eiseres sub 1] maakt aanspraak op de contractuele rente en de buitengerechtelijke kosten nu [gedaagde sub 1] in verzuim is geraakt, respectievelijk [eiseres sub 1] de vordering uit handen heeft moeten geven.

3.3.

Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiseres sub 2] dat [gedaagde sub 1] jegens [eiseres sub 2] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge de tussen partijen gesloten reparatie/vervangingsovereenkomst, door het verschuldigde bedrag ad € 3.492,04, ondanks sommaties, onbetaald te laten. [eiseres sub 2] maakt aanspraak op de contractuele rente en de buitengerechtelijke kosten nu [gedaagde sub 1] in verzuim is geraakt, respectievelijk [eiseres sub 2] de vordering uit handen heeft moeten geven.

3.4.

[eiseres sub 1] c.s. houdt [gedaagde sub 2] persoonlijk aansprakelijk, omdat [gedaagde sub 2] jegens haar in zijn functie van bestuurder van [gedaagde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld. Vast is komen te staan dat [gedaagde sub 2] wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben

dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor

de als gevolg daarvan optredende schade. Immers het had op de weg van [gedaagde sub 2] gelegen de auto’s in te leveren toen hij wist dat [gedaagde sub 1] haar verplichtingen niet langer kon nakomen. [gedaagde sub 2] heeft daarentegen steeds toegezegd te zullen betalen, daartoe ook machtigingen tot incasso afgegeven, maar die bedragen steeds weer gestorneerd, terwijl hij voorts selectief is overgegaan tot betaling van zijn verplichtingen aan schuldeisers, waardoor [eiseres sub 1] c.s. is benadeeld. Aldus valt [gedaagde sub 2] een persoonlijk ernstig verwijt te maken op grond waarvan ook hij kan worden aangesproken.

3.5.

[gedaagde sub 1] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiseres sub 1] c.s. in de proceskosten.

3.6.

[gedaagde sub 1] baseert haar verweer - kort weergegeven - op het volgende. [gedaagde sub 1] is niet in verzuim geraakt, omdat een ingebrekestelling ontbreekt. Bovendien heeft [eiseres sub 1] geen maatregelen getroffen en de auto’s in beheer gelaten van [gedaagde sub 1] . Daarmee heeft [eiseres sub 1] haar schadebeperkingsplicht geschonden. De vordering wordt overigens verder betwist vanwege het ontbreken van de facturen.

Ten aanzien van de vordering van [eiseres sub 2] terzake de vervanging van het navigatiesysteem beroept [gedaagde sub 1] zich op artikel 5 onder c van de raamovereenkomst waarin is opgenomen dat de kosten voor reparatie ten laste komen van de lessor, in dit geval dus [eiseres sub 1] . [gedaagde sub 1] bestrijdt de verschuldigdheid van de gevorderde vertragingsrente en de buitengerechtelijke kosten, althans voert subsidiair aan dat die vorderingen dienen te worden gematigd, omdat alsdan sprake zou zijn van een onaanvaardbaar resultaat.

3.7.

[gedaagde sub 2] baseert haar verweer - kort weergegeven - op het volgende. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van

de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De stellingen van [eiseres sub 1] c.s. kunnen die conclusie niet dragen.

3.8.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

De kantonrechter oordeelt als volgt.

Vordering [eiseres sub 1]

4.2.

Vast staat dat tussen [eiseres sub 1] en [gedaagde sub 1] op 11 september 2009 een mantel leaseovereenkomst is gesloten. Uit hoofde van die overeenkomst heeft [eiseres sub 1] aan [gedaagde sub 1] , in ieder geval vanaf 1 mei 2012, een drietal auto’s ter beschikking gesteld tegen een maandelijkse leaseprijs van € 3.710,03. [eiseres sub 1] heeft steeds aan [gedaagde sub 1] voor de verschuldigde leasetermijnen facturen gezonden. Die termijnen dienen op grond van de overeenkomst steeds binnen veertien dagen na ontvangst van de facturen te worden voldaan. [gedaagde sub 1] heeft daarnaast ten behoeve van de incassering van de termijnen een machtiging afgegeven aan [eiseres sub 1] voor betaling van de leasetermijnen, de boetes voor verkeersovertredingen, het eigen risico en overige facturen. Gaandeweg in de loop van 2012 ontstaan er achterstanden in de betalingsverplichting van [gedaagde sub 1] en wordt de incasso middels de verstrekte machtiging tot incasso van de bankrekening van [gedaagde sub 1] regelmatig gestorneerd. [gedaagde sub 1] wordt door [eiseres sub 1] in e-mail correspondentie meerdere malen aangesproken op de ontstane achterstand, waarna van de zijde van [gedaagde sub 1] steeds wordt toegezegd dat zal worden betaald. Uiteindelijk zijn de auto’s door [eiseres sub 1] eind 2013 ingenomen.

4.3.

Tussen partijen is overeengekomen dat [gedaagde sub 1] maandelijks binnen veertien dagen na ontvangst van de factuur het verschuldigde dient te voldoen. De inhoud van de overeenkomst en de aard van de verbintenis en bovengenoemde omstandigheden leiden tot de conclusie dat geen afzonderlijke ingebrekestelling, zoals door [gedaagde sub 1] betoogd, is vereist. Het verzuim van [gedaagde sub 1] is steeds ingetreden nadat de termijn voor nakoming is verstreken. [gedaagde sub 1] heeft de vordering van € 49.559,99 onvoldoende onderbouwd betwist. Het had op de weg van [gedaagde sub 1] gelegen de door [eiseres sub 1] verstrekte specificatie van het verschuldigde van gedegen commentaar te voorzien en zo nodig aan te geven wat niet correct zou zijn gefactureerd en/of wat zij wel heeft betaald onder overlegging van betaalbewijzen. Door dat niet te doen gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de door [eiseres sub 1] opgestelde lijst van onbetaalde facturen, zodat de vordering tot betaling van een bedrag van € 49.559,99 zal worden toegewezen. De kantonrechter volgt [gedaagde sub 1] dan ook niet in haar standpunt dat [eiseres sub 1] haar schadebeperkingsplicht zou hebben geschonden door de auto’s niet eerder in te leveren. [eiseres sub 1] heeft kennelijk zelf geen aanleiding gezien de auto’s in te nemen.

4.4.

Op grond van de toepasselijke voorwaarden is [gedaagde sub 1] in beginsel de daarover gevorderde contractuele rente van 1,5% per maand verschuldigd, alsmede de overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten.

4.5.

De overeengekomen rente bij gebreke van tijdige betaling van de leasetermijnen van 1,5% per maand is te beschouwen als een boetebeding als bedoeld in artikel 6:91 BW en het verweer tegen dit onderdeel van de vordering is te beschouwen als een beroep op matiging. Dit beroep slaagt. De boeterente is bedoeld als prikkel tot betaling. Van [eiseres sub 1] mag worden gevergd dat zij, alvorens met succes aanspraak op deze boete te kunnen maken, bij gebreke van tijdige betaling door de [gedaagde sub 1] , (telkens) onmiddellijk in actie komt door bijvoorbeeld een sommatie te sturen, teneinde het oplopen van de achterstand en daarmee van de boeterente te voorkomen. Onweersproken is dat [eiseres sub 1] dit onvoldoende heeft gedaan. Zij heeft immers tot aan het eind van 2013 weliswaar om betaling gevraagd, maar nadien is van enige sommatie niet gebleken, terwijl eerst bij dagvaarding van 14 april 2016 [gedaagde sub 1] opnieuw wordt aangesproken. Door het stilzitten van [eiseres sub 1] is de gevorderde boete inmiddels opgelopen tot de helft van de verschuldigde leasetermijnen. Dat leidt onder bovengeschetste omstandigheden tot een onbillijk resultaat. Bovendien moet een boeterente van 1,5% per maand in de huidige tijd, met een inflatie van bijna 0%, als tamelijk exorbitant worden beschouwd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eiseres sub 1] tot aan 1 januari 2014 aanspraak kan maken op de contractuele boete van 1,5% per maand van af de respectievelijke vervaldata van de facturen en vervolgens aanspraak kan maken op een rente gelijk aan de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan die van de voldoening.

4.6.

De kantonrechter is bevoegd -zelfs ambtshalve- bedongen buitengerechtelijke incassokosten te matigen tot "het bedrag van de krachtens de wet te begroten proceskosten onderscheidenlijk het bedrag van de buitengerechtelijke kosten die, gelet op de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgever gewoonlijk in rekening worden gebracht, jegens de wederpartij redelijk zijn" op grond van artikel 242 Rv. De kantonrechter gaat over tot matiging omdat uit hetgeen door [eiseres sub 1] is gesteld, niet ondubbelzinnig is af te leiden welke buitengerechtelijke incassokosten zij heeft gemaakt. Om die reden zal aansluiting worden gezocht bij de tarieven van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Gelet op het voorgaande kan de vraag of [gedaagde sub 1] buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is op grond van de overeenkomst, en zo ja, of dit 15% van de hoofdsom is of de daadwerkelijk gemaakte kosten, onbeantwoord blijven. Gezien het gebruikelijke tarief volgens genoemd Besluit is de vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten dan ook toewijsbaar tot een bedrag van € 1.270,59.

Vordering [eiseres sub 2]

4.7.

De vordering van [eiseres sub 2] ziet op de vervanging van het navigatiesysteem in de auto met kenteken [kenteken] . Het navigatiesysteem is vervangen op 30 oktober 2012, terwijl door [eiseres sub 2] eerst wordt gefactureerd op 16 december 2013. [gedaagde sub 1] beroept zich op artikel 5 onder c van de mantelovereenkomst, waarin is opgenomen dat reparaties, die naar het oordeel van de lessor [eiseres sub 1] noodzakelijk zijn, gedragen worden door de lessor. Onduidelijk is gebleven onder welke afspraken [eiseres sub 2] dan wel [eiseres sub 1] is overgegaan tot vervanging van het navigatiesysteem. Niet is gebleken, althans daartoe is onvoldoende gesteld dat [eiseres sub 2] en/of [eiseres sub 1] een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van de kosten van vervanging van het navigatiesysteem als bedoeld onder artikel 5 onder c van de raamovereenkomst. Dit geldt temeer nu de vervanging is uitgevoerd op 30 oktober 2012, terwijl eerst na het einde van de raamovereenkomst door [eiseres sub 2] aan [gedaagde sub 1] is gefactureerd. Daarbij speelt bovendien nog dat door inname van de auto het navigatiesysteem ten goede is gekomen aan [eiseres sub 1] . Onder deze omstandigheden dient de vordering van [eiseres sub 2] te worden afgewezen en is [eiseres sub 2] aangewezen op vergoeding van die kosten door [eiseres sub 1] . Het verweer van [gedaagde sub 1] slaagt dan ook.

Bestuurdersaansprakelijkheid

4.8.

Vervolgens komt de kantonrechter aan beantwoording van de vraag of [gedaagde sub 2] in zijn hoedanigheid van bestuurder van [gedaagde sub 1] uit hoofde van onrechtmatige daad tegenover [eiseres sub 1] aansprakelijk is voor de verplichtingen uit hoofde van de mantel leaseovereenkomst tussen [eiseres sub 1] en [gedaagde sub 1] , meer in het bijzonder de betaling van leasetermijnen, nu [gedaagde sub 1] daarvoor mogelijk geen verhaal biedt.

4.9.

De kantonrechter stelt het volgende voorop. In het geval dat een schuldeiser van een vennootschap wordt benadeeld door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van diens vordering, geldt als vertrekpunt dat slechts de vennootschap aansprakelijk is voor de schade die daaruit voortvloeit. Echter, onder bijzondere omstandigheden kan naast aansprakelijkheid van de vennootschap ook aansprakelijkheid worden aangenomen van degene die als bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld dan wel (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. In beide gevallen mag in het algemeen “alleen dan” worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld waar hem ter zake van de benadeling, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in art. 2:9 BW, persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt (vgl. HR 5 september 2014, NJ 2014, 21; HR 18 februari 2000, NJ 2000, 295). Voor de onder (i) bedoelde gevallen geldt als criterium dat persoonlijke aansprakelijkheid van die bestuurder kan worden aangenomen wanneer deze bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem persoonlijk ter zake van de benadeling geen ernstig verwijt gemaakt kan worden (vgl. HR 5 september 2014, NJ 2015, 22). In de onder (ii) bedoelde gevallen kan aansprakelijkheid van de betrokken bestuurder voor schade van de schuldeiser worden aangenomen indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Daarvan zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen (HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR: 2006:AZ0758, NJ 2006, 589). Voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap gelden aldus hogere eisen dan in het algemeen het geval is. Een hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate laten bepalen door defensieve overwegingen (vgl. HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR: 2008:BC4959, NJ 2009, 21). Indien sprake is van een handelen van de betrokkene bij zijn taakvervulling als bestuurder van een vennootschap, dient de vraag of hij ook persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die de wederpartij lijdt ten gevolge van wanprestatie of een onrechtmatige daad van de vennootschap, steeds overeenkomstig de hiervoor bedoelde verzwaarde maatstaf te worden beantwoord (HR 5 september 2014, NJ 2015, 21). Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval, de aard van de door de rechtspersoon uitgevoerde activiteiten, de in het algemeen daaruit voortvloeiende risico’s, de gegevens waarover de bestuurder beschikte en behoorde te beschikken ten tijde van de hem verweten beslissingen of gedragingen, alsmede het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult. Op zichzelf is voor onrechtmatig handelen van de bestuurder in persoon niet voldoende dat hij er niet op toeziet dat de rechtspersoon tijdig haar financiële verplichtingen nakomt (HR 13 juni 1986, NJ 1986, 825). Er moet bijvoorbeeld sprake zijn van betalingsonwil (vgl. HR 3 april 1992, NJ 1992, 411), of het bewust bewerkstelligen van een toestand die betaling van een schuld verhindert, zoals het leeghalen van de vennootschap en overdracht van activa (vgl. Hof Den Haag 20 augustus 1998, JOR 1999, 39; Hof Den Haag 8 juni 1999, JOR 2000, 93).

4.10.

De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde sub 2] geen ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt op grond waarvan moet worden aangenomen dat [gedaagde sub 2] gehouden is de schade, die [eiseres sub 1] onmiskenbaar leidt, (persoonlijk) aan [eiseres sub 1] dient te vergoeden. Niet kan worden aangenomen dat [gedaagde sub 2] ten tijde van het sluiten van de leaseovereenkomst in 2009 wist of behoorde te weten dat [gedaagde sub 1] haar verplichtingen uit hoofde van de leaseovereenkomst niet zou kunnen voldoen noch dat [gedaagde sub 2] op enigerlei wijze heeft bewerkstelligt of toegelaten dat de vennootschap haar contractuele verplichtingen niet zou nakomen.

4.11.

De kantonrechter neemt daarbij verder de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking. De overeenkomst tussen partijen is op 11 september 2009 gesloten. Niet gesteld noch gebleken is dat [gedaagde sub 1] haar verplichtingen uit die overeenkomst aanvankelijk niet is nagekomen. Aldus staat vast dat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst [gedaagde sub 2] in zijn hoedanigheid van bestuurder van [gedaagde sub 1] niet wist of behoorde te weten dat [gedaagde sub 1] op termijn niet zou kunnen voldoen aan haar betalingsverplichtingen jegens [eiseres sub 1] . Eerst vanaf mei 2012 ontstaan bij [gedaagde sub 1] liquiditeitsproblemen, waardoor [gedaagde sub 1] niet langer aan haar verplichtingen kon voldoen. [gedaagde sub 1] heeft [eiseres sub 1] daarover geïnformeerd. Uit de door [eiseres sub 1] overgelegde correspondentie valt wel op te maken dat [gedaagde sub 1] toezeggingen tot betaling heeft gedaan en [eiseres sub 1] “aan het lijntje” heeft gehouden, maar dat maakt [gedaagde sub 2] als bestuurder niet zonder meer persoonlijk aansprakelijk, temeer [eiseres sub 1] vanaf mei 2012 zelf geen schadebeperkende actie heeft ondernomen, bijvoorbeeld door het terugnemen van de geleasede auto’s, waardoor de termijnen tot een aanzienlijk bedrag zijn opgelopen. Dit geldt ook voor het feit dat de verstrekte incasso enkele malen is gestorneerd.

Het standpunt van [eiseres sub 1] dat er sprake is van een selectieve betaling van [gedaagde sub 2] als bestuurder van de vennootschap die als onrechtmatige daad jegens de overige (gezamenlijke) crediteuren van de vennootschap moet worden aangemerkt, doordat [gedaagde sub 2] er niet op heeft toegezien dat de vennootschap haar crediteuren gelijk heeft behandeld, is onvoldoende onderbouwd. [eiseres sub 1] volstaat (slechts) met de opmerking dat het erop lijkt dat de verhuurder, de werknemers en leveranciers wel zijn betaald, maar [eiseres sub 1] niet, terwijl de vennootschap [gedaagde sub 1] niet langer actief is. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat door [gedaagde sub 1] selectief is betaald waardoor [eiseres sub 1] ten opzichte van ander schuldeisers zou zijn benadeeld. Er kan dan slechts worden geconcludeerd dat er niet is betaald. Wat dat betreft zijn er geen feiten komen vast te staan waaruit kan worden afgeleid dat, kort gezegd, betaling mogelijk was, maar ten onrechte door [gedaagde sub 2] is tegengehouden. Aldus is geen sprake van een persoonlijk ernstig verwijt, die schadeplichtigheid van [gedaagde sub 2] met zich brengt. De vordering jegens [gedaagde sub 2] wordt afgewezen.

4.12.

[gedaagde sub 1] zal als de (voornamelijk) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5 De beslissing

De kantonrechter

veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiseres sub 1] tegen bewijs van kwijting te betalen € 49.559,99 vermeerderd met de contractuele rente van 1,5% vanaf de vervaldata van de facturen tot 1 januari 2014, alsmede te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding (14 april 2016) tot de voldoening;

veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiseres sub 1] tegen bewijs van kwijting te betalen € 1.270,59 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding (14 april 2016) tot de voldoening;

veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres sub 1] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.236,14, waarin begrepen € 1.200,00 aan salaris gemachtigde;

veroordeelt [gedaagde sub 1] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres sub 1] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:

- € 100,00 aan salaris gemachtigde;

- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 4 januari 2017.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.