RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
zaaknummer: 5711724 UE VERZ 17-66 LH/1040
Beschikking van 3 mei 2017
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QBuzz B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
verder ook te noemen QBuzz,
verzoekende partij, tevens verwerende partij,
gemachtigde: mr. S. van Waegeningh,
Ondernemingsraad QBuzz Utrecht,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen de ondernemingsraad,
verwerende partij, tevens verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J.D.A. Domela Nieuwenhuis.
2 De feiten
2.1.
QBuzz verzorgt in Utrecht onder meer het openbare stads- en streekbusvervoer. De ondernemingsraad is het door QBuzz ingevolge artikel 2 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) ingestelde medezeggenschapsorgaan. In het overleg met de ondernemingsraad treedt de heer [A] , concessiedirecteur van QBuzz Utrecht, op als bestuurder.
2.2.
QBuzz heeft met ingang van 8 december 2013 de betreffende concessie van Connexxion overgenomen. Op dat moment gold voor de werknemers in het streekvervoer de bedrijfstak-CAO Openbaar Vervoer (hierna: CAO OV), terwijl op de werknemers in het stadsvervoer de ondernemings-CAO voor het Gemeentelijk Vervoersbedrijf Utrecht (CAO GVU) van toepassing was. Omdat QBuzz de arbeidsvoorwaarden van haar personeel wenste te harmoniseren, is vanaf 2015 met de betrokken vakbonden, FNV en CNV, overleg gevoerd over onder meer een nieuwe inrichting van de diensten en roosters van de buschauffeurs in het stadsvervoer. Bij dat overleg zijn de keuringscommissie, dit is de vaste commissie ‘dienstenkeuring’ van de ondernemingsraad, alsook enkele OR-leden in hun hoedanigheid van kaderlid van hun vakbond betrokken.
2.3.
Artikel 19 lid 2 van de CAO OV 2016-2017 bepaalt dat geen dienstrooster of werktijdregeling van kracht wordt dan nadat de ondernemingsraad daarmee heeft ingestemd. In Bijlage 11 bij deze CAO is een aantal, in dit verband relevante, begrippen gedefinieerd. Onder ‘diensttijd’ wordt verstaan ‘de tijd, gelegen tussen aanvang en einde van de dienst’, onder ‘aanvang diensttijd’: ‘de begintijd van de eerste te verrichten rit, vervroegd met opstaptijd en aanrijtijd’ en onder ‘einde diensttijd’: ‘de tijd waarop de laatste werkzaamheid eindigt, verlengd met de afstaptijd en - eventueel - de afrekentijd.’ Onder ‘opstaptijd’ wordt verstaan: ‘de tijd die wordt gegeven om de door het bedrijf gegeven instructies en/of opgedragen werkzaamheden te verrichten, voordat wordt uitgerukt of de werkzaamheden van anderen worden overgenomen.’ ‘Aanrijtijd’ is ‘de tijd die wordt gegeven om zich te verplaatsen van de stalling of garage naar het punt, waar de eerste rit wordt begonnen.’ Onder ‘afstaptijd’ wordt verstaan: ‘de tijd die de autobuschauffeur in de dienst wordt gegeven om de door het bedrijf gegeven instructies en/of opgedragen werkzaamheden te verrichten, nadat wordt ingerukt of de werkzaamheden aan anderen worden overgegeven’, ‘overstaptijd’ is ‘de tijd die nodig is om in een dienst de autobuschauffeur van de ene busdienst op een andere te laten overstappen’ en ‘afrekentijd’ is ‘de tijd die wordt gegeven voor het gereedmaken van de afrekening en het storten van het geld.’ Het begrip ‘arbeidstijd’ (of ‘betaalde tijd’) is gedefinieerd als ‘de diensttijd verminderd met de rusttijd.’ Van de ‘arbeidstijd uit een dienst’ maken ‘betaalde niet-rijwerkzaamheden deel uit, zoals
pauzes, op- en afstaptijd, aan- en afrijtijd, keertijd etc.’ Onder (niet-betaalde) ‘rusttijd’ wordt verstaan: ‘iedere periode in de diensttijd op standplaats, waarin langer dan 29 minuten geen werkzaamheden behoeven te worden verricht.’ De lengte van minimaal in acht te nemen opstap-, aanrij-, afstap-, overstap- en afrekentijd of die van de pauze en keertijd is in de CAO OV niet geregeld.
2.4.
Onder vigeur van de CAO GVU was in de diensten en roosters van de buschauffeurs in het stadsvervoer, naast de tijd dat daadwerkelijk routes werden gereden (daaronder de keertijd) en de daarvoor benodigde aansluitende opstap-, aanrij-, overstap-, afstap- en afrekentijd, tevens voorzien in zogenoemde ‘herstel- c.q. correctietijd’, bedoeld om de buschauffeurs de gelegenheid te geven even de benen te strekken alvorens het rijden wordt hervat of om opgelopen vertraging in te lopen zodat weer op tijd kan worden vertrokken. Deze herstel- en correctietijd was betaalde tijd. In de CAO GVU was deze minimaal gesteld op 8 minuten per omloop.
2.5.
In het kader van de aanstaande transitie van de CAO GVU naar de CAO OV en de harmonisatie van de werktijdregeling van de werknemers in het stadsvervoer heeft QBuzz eind 2015/begin 2016 in overleg met de vakbonden ‘proefpakketten’ van diensten en roosters gemaakt. Omdat de totale herstel- en correctietijd per dag daarin uitkwam op 89% van die welke laatstelijk onder de CAO GVU was opgenomen (te weten: 215 in plaats van de toenmalige 241 uren per dag), werd door de vakbonden voor het verdere traject groen licht gegeven. Ook de bij het overleg betrokken keuringscommissie vond dit - voor de werknemers nadelige - verschil in herstel- en correctietijd acceptabel.
2.6.
Na voortgezet overleg tussen QBuzz en de bonden is op 19 april 2016 overeenstemming bereikt over de ‘Referentiesheets Utrecht-Stad’ (hierna te noemen de referentiesheet 2016). Daarin zijn met het oog op de op stapel staande harmonisatie van de werktijdregeling, in aanvulling op de dan toepasselijke CAO OV, nadere afspraken gemaakt. Over de lengte van de minimaal in acht te nemen hersteltijd zijn in de referentiesheet 2016 echter geen afspraken gemaakt. De ‘minimum keertijden’, omschreven als ‘de benodigde tijd om de bus van de uitstapplaats naar de instapplaats te rijden op een busstation of eindpunt’, is voor de verschillende busstations en eindpunten wèl vastgesteld (veelal op 0, 1 of 2 minuten).
2.7.
Op 13 mei 2016 heeft QBuzz de ondernemingsraad ingevolge artikel 27 lid 1, aanhef en onder b WOR gevraagd om in te stemmen met de voorgenomen zomerdienstregeling voor de periode van 2 juli tot en met 21 augustus 2016.
2.8.
Naar aanleiding van vragen van werknemers aan de vakbonden over de vrijheid van QBuzz om de hersteltijden terug te brengen, heeft [A] op 24 mei 2016 aan de vakbonden meegedeeld dat in vergelijking met de situatie onder de CAO GVU in de zomerdienstregeling voor de stadschauffeurs ‘bijna 84% van de rust- en hersteltijd’ was gehandhaafd en dat er daarom ‘meer dan voldoende rust- en hersteltijd in de pakketten na harmonisatie’ zit. Tijdens door de ondernemingsraad eind mei 2016 gehouden ‘inloopsessies’ bleek dat er onder de chauffeurs ‘veel zorg (was) over de rijtijden en opvang vertraging.’
2.9.
Op 7 juni 2016 heeft QBuzz met de betrokken vakbonden overeenstemming bereikt over het ‘Convenant transitie cao GVU-cao OV’, waarin is bepaald dat op de werknemers van QBuzz, werkzaam in het Utrechtse stadsvervoer, met ingang van 1 juli 2016 - bij het ingaan van de zomerdienstregeling - de CAO OV van toepassing zal zijn. Uit dit convenant: ‘Partijen zijn de afspraken in dit convenant overeengekomen met als uitgangspunt dat dit op jaarbasis voor medewerkers niet leidt tot meer werkuren tegen tenminste hetzelfde inkomen. Het convenant is alleen van toepassing op werknemers die in dienst zijn op 30 juni 2016 en voor wie op dat moment de cao GVU toegepast wordt.’ Onder de kop ‘Arbeidstijd’ is in het convenant onder 2 bepaald: ‘De arbeidstijd in de cao OV is voor werknemers met een betaalde pauze korter, omdat in de roosters voldoende hersteltijd blijft opgenomen. Partijen hebben vastgesteld dat er geen noemenswaardige verschillen verwacht worden in rust- en hersteltijden. Mocht dit in de praktijk negatief gaan afwijken, dan zal na overleg met de keuringscommissie en instemmingsprocedure met de OR, opnieuw naar deze tijden worden gekeken (-).’ Over de ‘Chauffeursdiensten’ bepaalt het convenant: ‘Voor het maken van diensten van chauffeurs wordt onverkort de cao OV en Bijlage 11 toegepast. Echter wel met een aantal specifieke afspraken voor Utrecht Stad. Een aantal (niet uitputtende) kenmerken van het nieuwe dienstenpakket Stad gebaseerd op de cao OV en Bijlage 11 uit die cao zijn:
(-) De minimale stilstand/keertijden worden in een referentiesheet afgesproken met de keuringscommissie (-).’ Het referentiesheet 2016 is als bijlage bij het convenant gevoegd en maakt daarvan onderdeel uit: ‘Deze referentiesheet wordt jaarlijks in overleg tussen zeggenschap en medezeggenschap geactualiseerd’, aldus het convenant.
2.10.
Bij brief van 8 juni 2016 heeft de ondernemingsraad QBuzz meegedeeld de gevraagde instemming met de zomerdienstregeling niet te geven, onder meer omdat er te veel onzekerheid, vragen en onduidelijkheid waren en omdat de raad het ‘sociaal karakter’ dat de werknemers van de roosters uit de CAO GVU-tijd gewend waren miste.
2.11.
Nadat in onderling overleg overeenstemming was bereikt over een aantal door te voeren wijzigingen, heeft de ondernemingsraad op 15 juni 2016 alsnog ingestemd met de voorgenomen zomerdienstregeling. Afgesproken werd om de wijziging van deze dienstregeling en die welke vanaf 22 augustus 2016 zou gaan gelden in september/oktober 2016 te evalueren, zodat de ‘opgedane ervaring ingebracht kan worden bij het tot stand komen van nieuwe roosters per december 2016’, aldus de gezamenlijke verklaring van QBuzz en ondernemingsraad van 15 juni 2016.
2.12.
Op 7 juli 2016 heeft de ondernemingsraad aan [A] laten weten niet te kunnen instemmen met de voorgenomen herfstdienstregeling voor de periode van 22 augustus tot en met 10 december 2016, onder andere vanwege ‘(o)nvoldoende hersteltijd alle lijnen (alleen de late diensten zijn redelijk).’
2.13.
De keuringscommissie drong er op 14 juli 2016 bij de ondernemingsraad op aan om in overleg met QBuzz een duidelijke norm over de omvang van de in acht te nemen hersteltijd af te spreken, nu die in de referentiesheet 2016 ontbrak en de commissie niet duidelijk was wat onder ‘voldoende hersteltijd’ moest worden verstaan. ‘Dat ligt bij de OR. Wij hebben hier geen goed handvat voor’, aldus de keuringscommissie.
2.14.
Op 18 augustus 2016 heeft de ondernemingsraad aan [A] zijn bezwaren tegen de voorgestelde herfstdienstregeling nader uiteengezet: ‘De diensten die voorgelegd zijn aan de dienstenkeuring in de onderhandelingsronde cao harmonisatie lieten in eerste instantie zien dat er voldoende rust en hersteltijd in de diensten werd toegepast (-). In plaats van 241 uren kwam [B] (manager Vervoerontwikkeling) op 215 uren uit. Dit gegeven is getoetst door de dienstenkeuring en aan de hand van dit gegeven is er groen licht gegeven. Pas in juni bleek de rust teruggebracht te zijn naar 153 uur. Op basis van de referentiesheet bleek dit ook mogelijk maar gaat volledig voorbij aan eerdere afspraken en het convenant artikel 2 (-). Niet alleen voldoende rust en hersteltijd in de dienst is een lopende discussie tussen OR en directie. De uitleg van de definitie overstaptijd en opstaptijd is door de dienstenkeuringen ter discussie voorgelegd. Er wordt geen overstaptijd en opstaptijd op CS verleend terwijl dit wel noodzakelijk is. Verder wordt er geen afrekentijd zoals afgesproken toegekend (-).’ De ondernemingsraad deed voorstellen voor de referentiesheet 2017 en verzocht om daarin ook de opstaptijd, afstaptijd, hersteltijd en afrekentijd te regelen. Het voorstel van de ondernemingsraad om na elke twee uur rijden 10 minuten aaneengesloten rust- en hersteltijd op te nemen, was voor QBuzz vanwege de daaraan verbonden kosten niet aanvaardbaar.
2.15.
In de maand september 2016 heeft de ondernemingsraad een enquête onder haar achterban gehouden. Daaruit bleek dat de meerderheid van de respondenten ontevreden was met de beschikbare herstel- en correctietijd. De diensten werden als zwaar ervaren.
2.16.
In oktober 2016 heeft QBuzz aan de ondernemingsraad een voorstel over de hersteltijd gedaan. De ondernemingsraad heeft dat voorstel afgewezen. Overeenstemming over de referentiesheet 2017 hebben partijen daarna niet weten te bereiken.
2.17.
Op 3 november 2016 heeft QBuzz aan de ondernemingsraad een overzicht gestuurd van de verbeteringen die in de winterdienstregeling voor de periode van 11 december 2016 tot 1 juli 2017 zouden worden aangebracht. De ondernemingsraad vond dat de voorgestelde verruiming van de keertijd de diensten ‘beter rijdbaar’ maakt. Ook de gewijzigde opstaptijd werd ‘een verbetering’ genoemd. Maar voor de ondernemingsraad bleef er ‘discussie over de rust/hersteltijd’: ‘Het aantal minuten (keer-, opstap- en afstaptijd, ktr.) dat we er bij hebben gekregen is geen rust tijd maar benodigde werktijd. Dit is niet verhelderend.’
2.18.
Op 7 november 2016 heeft QBuzz haar personeel geïnformeerd over de voorgenomen winterdienstregeling per 11 december 2016. Onder de kop ‘Verbetering van de diensten’ schreef QBuzz onder meer: ‘In de nieuwe diensten komt veel meer correctietijd/keertijd. Dit is de tijd tussen 2 dienstregelingsritten die minimaal nodig is om op tijd te kunnen vertrekken met de aansluitende rit én die gebruikt kan worden ter ontspanning voor de chauffeur. In de GVU-tijd heette dit ‘herstel- en correctietijd’, maar beide begrippen staan voor hetzelfde: zorgen voor goed rijdbare diensten voor chauffeurs door (-) aan het eind van een omloop correctietijd in te bouwen. Voor alle duidelijkheid: correctietijd is natuurlijk wat anders dan de wettelijke pauze. Dat dit onderwerp op dit moment tot veel discussiestof leidt, weten we. Ook met de ondernemingsraad is er veel overleg over dit ingewikkelde onderdeel. Het doel van bedrijf en OR is en blijft dat de diensten goed rijdbaar moeten zijn en de correctietijd is daar een belangrijk onderdeel van. Door diverse aanpassingen komt er per 11 december veel meer correctietijd (-).’ Over de op- en afstaptijd in de nieuwe dienstregeling schreef QBuzz: ‘In het huidige dienstenpakket van Utrecht Stad staat 5 minuten voor de opstaptijd (en 6 voor de elektrische bussen). Het blijkt dat lopen, installeren, opstarten van systemen, enz. bij het begin van de dienst aan de stalling Europalaan toch meer tijd vergt. Vanaf december wordt de tijd in de diensten die hiervoor staat daarom verhoogd naar 7 minuten (en 8 minuten voor de elektrische bussen). Anderzijds is de huidige afstaptijd met 2 minuten wel weer ruim bemeten. Hier gaat een minuutje af. (-) De totale tijd per dienst voor de op- en afstapactiviteiten neemt dus uiteindelijk met 1 minuut toe (-).’
2.19.
Op 14 november 2016 heeft QBuzz de ondernemingsraad gevraagd in te stemmen met de voorgenomen winterdienstregeling. Op 18 november 2016 heeft de ondernemingsraad meegedeeld die instemming te onthouden: ‘Vooral rust en hersteltijd in de diensten is aanleiding om niet tot instemming over te gaan met de diensten (-). De basis van de diensten zijn de afspraken in de referentiesheet. Deze is niet ter instemming voorgelegd aan de ondernemingsraad.’ De ondernemingsraad verwees naar de eerdere correspondentie over het onderwerp.
2.20.
Nadat QBuzz het besluit had genomen, zoals voorgenomen, heeft de ondernemingsraad op 8 december 2016 schriftelijk een beroep gedaan op de nietigheid van dat besluit. Omdat QBuzz aankondigde de kantonrechter om vervangende toestemming te vragen, zijn partijen overeengekomen dat de ondernemingsraad, totdat de kantonrechter zal hebben beslist op het verzoek van QBuzz, geen consequenties zal verbinden aan zijn beroep op nietigheid.
3 Het verzoek van QBuzz en het daartegen gevoerde verweer
3.1.
QBuzz verzoekt de kantonrechter op grond van artikel 27 lid 4 WOR toestemming te verlenen om de werktijdregeling voor de periode van 11 december 2016 tot 1 juli 2017 in te voeren.
3.2.
Aan haar verzoek om vervangende toestemming legt QBuzz primair ten grondslag dat de beslissing van de ondernemingsraad om de verzochte instemming niet te verlenen onredelijk is, omdat daarvoor een deugdelijke motivering ontbreekt. De ondernemingsraad gaat er aan voorbij dat de winterdienstregeling het resultaat is van een intensief overlegtraject waarin de gewijzigde werktijdregeling met de raad en zijn keuringscommissie zijn besproken en de diensten en roosters zijn aangepast aan de van werknemerszijde voorgestelde verbeteringen. Omdat QBuzz aldus aan de eerder door de ondernemingsraad opgeworpen bezwaren tegemoet is gekomen, heeft de raad zijn instemming niet - zoals hij deed - ongemotiveerd mogen onthouden. Dit klemt temeer, nu de keuringscommissie wél zijn goedkeuring heeft gegeven en zijn teleurstelling over de opstelling van de ondernemingsraad heeft laten blijken. De referentiesheet 2016 was, als onderdeel van het met de vakbonden op 7 juni 2016 afgesloten convenant, niet instemmingsplichtig, zodat de ondernemingsraad deze initiële sheet heeft te accepteren zolang deze niet in overleg met de raad is aangepast.
3.3.
De ondernemingsraad heeft de gevraagde instemming in redelijkheid niet mogen weigeren omdat niet in voldoende keer- en rusttijd zou zijn voorzien. Bij de begrippen ‘keertijd’, ‘rusttijd’, ‘hersteltijd’ of ‘layover’ gaat het steeds over hetzelfde, namelijk de tijd tussen twee dienstregelingsritten die minimaal nodig is om op tijd te kunnen vertrekken met de aansluitende rit én gebruikt kan worden ter ontspanning voor de chauffeur. Die tijd strekt ertoe te garanderen dat de diensten goed rijdbaar zijn; het betreft nadrukkelijk geen extra pauzetijd of ‘eigen tijd’ van de chauffeur. Het recht op rust vertaalt zich in het recht op pauze, en dat is apart geregeld. Er is voldaan aan de bij het convenant gemaakte afspraak dat er na de transitie naar de CAO OV voor de chauffeurs geen noemenswaardige verschillen in de rust- en hersteltijden mogen optreden. QBuzz wijst erop dat voorafgaand aan de harmonisatie een minimumregel gold van 2 en 6 minuten, dus totaal 8 minuten, per omloop (dit is de busbeweging tussen het startpunt via een keerpunt tot het volgende startmoment vanaf het startpunt). Vanaf 11 december 2016 is de keertijd 7,2 minuten per uur. Door de harmonisatie ontstaat dus, vergeleken met de zogenoemde 2-6-regel in de CAO GVU, geen noemenswaardig verschil in keertijd.
3.4.
Subsidiair baseert QBuzz haar verzoek om vervangende toestemming op zwaarwegende bedrijfseconomische redenen die met de nieuwe diensten en roosters zijn gemoeid. Naarmate daarin meer tijd wordt ingeruimd die niet aan het maken van reizigersritten kan worden besteed en dus niet door de opdrachtgever van QBuzz, de provincie Utrecht, wordt vergoed, gaat dit ten koste van de productiviteit en daarmee van de kostendekkingsraad. Als gehoor zou worden gegeven aan de wens van de ondernemingsraad om de hersteltijd in de diensten en roosters te vergroten, zou de productiviteit van het stadsvervoer, die in vergelijking met andere concessies - voornamelijk door de lange keertijden - al relatief laag is, verder dalen en daarmee uitkomen beneden het voor 2017 al relatief laag begrote rendement. Dat is vanuit bedrijfseconomisch perspectief onverantwoord, zo meent QBuzz. Vanaf 2013 is de concessie, met uitzondering van 2015, verliesgevend. Voor 2017 wordt een bescheiden winst van € 1,5 miljoen verwacht.
3.5.
De ondernemingsraad verweert zich tegen toewijzing van het verzoek om vervangende toestemming. Bij afweging van de over en weer bij het litigieuze besluit betrokken belangen heeft de ondernemingsraad niet onredelijk gehandeld door de gevraagde instemming te weigeren. De argumenten van de ondernemingsraad wegen zwaarder dan die van QBuzz. Voor vervangende toestemming bestaan aan de zijde van QBuzz geen zwaarwegende redenen. De chauffeurs voelen zich door de vermindering van de herstel- en correctietijd steeds meer ‘afgeknepen’. Elke opgelopen vertraging levert hen haaststress op.
5 De beoordeling van het geschil
5.1.
Het gaat in dit geding om de vraag of de kantonrechter aan QBuzz, ter vervanging van de aan de ondernemingsraad gevraagde maar door de raad niet verleende instemming, toestemming dient te verlenen voor de invoering van de winterdienstregeling. Tussen partijen is niet in geschil dat het voorgenomen besluit ingevolge artikel 27 lid 1, aanhef en onder b WOR de instemming van de ondernemingsraad behoefde en dat het bepaalde in het derde lid van artikel 27 WOR daaraan niet in de weg staat. Het voorgenomen besluit ziet op de vaststelling en wijziging van een arbeids- en rusttijdenregeling die betrekking heeft op de chauffeurs in het Utrechtse stadsvervoer van QBuzz en die geldt voor de periode van 11 december 2016 tot 1 juli 2017. Met de door artikel 19 lid 2 van de CAO OV 2016-2017 vereiste instemming van de ondernemingsraad wordt kennelijk gedoeld op de instemming van de ondernemingsraad in de zin van de WOR.
5.2.
Ingevolge artikel 27 lid 4 WOR geeft de kantonrechter aan de ondernemer slechts toestemming om het besluit, waarmee de ondernemingsraad niet heeft willen instemmen, te nemen, indien de beslissing van de ondernemingsraad om geen instemming te geven onredelijk is, of het voorgenomen besluit van de ondernemer gevergd wordt door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen. Bij deze maatstaf stelt de kantonrechter voorop dat hem, gezien de aard van het in artikel 27 lid 1 WOR aan de ondernemingsraad verleende ‘instemmingsrecht’ en de strekking van artikel 27 lid 4 WOR als correctief daarop, terughoudendheid past bij de beoordeling van de wijze waarop de ondernemingsraad van zijn bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
5.3.
QBuzz heeft zich er allereerst op beroepen dat de opstelling van de ondernemingsraad onredelijk is en aan zijn standpunt geen of onvoldoende gewicht toekomt, omdat aan het voorgenomen besluit tot invoering van de winterdienstregeling in de loop van 2016 uitgebreid overleg over de harmonisatie van de werktijdregeling en de eerdere zomer- en herfstdienstregeling vooraf is gegaan, waarin QBuzz in vergaande mate aan de verlangens van de ondernemingsraad tegemoet is gekomen en waardoor - zo begrijpt de kantonrechter het standpunt van QBuzz - de ondernemingsraad zich zodanig heeft gecommitteerd dat de raad zijn instemming met de per 11 december 2016 ingevoerde diensten en roosters niet heeft mogen onthouden, zoals hij heeft gedaan. De kantonrechter volgt QBuzz in dit standpunt niet en overweegt daartoe het volgende.
5.4.
Voor zover QBuzz met dit standpunt mede doelt op de betrokkenheid van de ondernemingsraad en zijn keuringscommissie bij de totstandkoming van de afspraken die zij - QBuzz - in de referentiesheet van 19 april 2016 en in het convenant van 7 juni 2016 met FNV en CNV over de harmonisatie van de werktijdregeling heeft gemaakt, miskent zij dat de kern van het bezwaar van de ondernemingsraad - en naar uit het door de raad bij verweerschrift overgelegde verslag van de werkzaamheden van de keuringscommissie blijkt, ook van die commissie - tegen de winterdienstregeling, net als dat tegen de daaraan voorafgegane zomer- en herfstdienstregeling, de naleving betreft van de toezegging die is verwoord onder 2 van dat convenant, inhoudende dat er door de harmonisatie ‘geen noemenswaardige verschillen in rust- en hersteltijden’ zullen optreden. Ook zonder dat de ondernemingsraad partij was bij dat convenant mocht hij, bij de uitoefening van de bevoegdheid die raad op grond van artikel 27 WOR heeft, QBuzz daaraan houden. Wat de referentiesheet 2016 betreft, verschillen partijen er niet over van mening dat daarin geen concrete norm voor de herstel- en correctietijd is opgenomen.
5.5.
Voor zover QBuzz met haar verwijzing naar het gevoerde overleg het oog heeft op het overleg over de diensten en roosters die achtereenvolgens op 2 juli en 22 augustus 2016 zijn ingevoerd, gaat zij eraan voorbij dat de ondernemingsraad daarin bij herhaling aan de orde heeft gesteld dat er groot belang in werd gesteld dat er door de harmonisatie ‘geen noemenswaardige verschillen in rust- en hersteltijden’ zouden optreden. Dat was al de achtergrond van de proefneming van eind 2015/begin 2016 geweest, daarop was eind mei 2016 de onrust onder het personeel gericht, zoals blijkens de e-mail van [A] van die dag bij QBuzz bekend was, en ook bij de aanvankelijke weigering van de instemming met de zomer- en herfstdienstregeling draaide het mede om de lengte van de hersteltijd. Bij het overleg over de voorgenomen winterdienstregeling was dit niet anders, getuige onder meer de e-mail van de voorzitter van de ondernemingsraad van 4 november 2016 aan de bestuurder (‘Wij weten natuurlijk welke discussie we nog hebben over de rust/hersteltijd’). Ook bij het toen inmiddels gestarte overleg over een referentiesheet voor 2017 was de inzet van de ondernemingsraad er mede op gericht dat daarin een concrete norm voor de hersteltijd zou worden opgenomen, zo blijkt uit de opmerking van de heer [C] van QBuzz in zijn e-mail van 27 oktober 2016 aan de voorzitter van de ondernemingsraad (‘Even daargelaten de discussie over de keertijden… waar is deze laatste versie van de referentiesheet volgens de OR nog te corrigeren?’) en uit de reactie van de voorzitter van de dag erna (‘Ten aanzien van de rust en hersteltijd ken je onze mening’).
5.6.
Waar QBuzz meent dat de ondernemingsraad zijn instemming met de winterdienstregeling niet heeft mogen onthouden vanwege de opstelling van zijn keuringscommissie, volgt de kantonrechter haar evenmin. Nog ervan afgezien dat niet is gesteld of gebleken dat de keuringscommissie de ondernemingsraad in zijn oordeelsvorming kon of heeft willen binden, volgt uit het verslag van de werkzaamheden die deze commissie in 2016 heeft verricht, zoals deze ter zitting zijn toegelicht door de auteur ervan, dat de keuringscommissie heeft vastgesteld dat er in de voorgestelde zomer- en herfstdienstregeling minder herstel- en correctietijd was opgenomen dan in de proefpakketten. Waar QBuzz haar standpunt baseert op de e-mail die de heer [D] van de keuringscommissie op 14 juli 2016 aan de voorzitter van de ondernemingsraad stuurde, miskent zij dat de daarin bekritiseerde gang van zaken ermee samenhing dat in de referentiesheet 2016 geen concrete norm voor de hersteltijd was opgenomen, waardoor de keuringscommissie, die tot taak had de diensten en roosters te beoordelen aan de hand van de geldende regels, geen houvast had bij de beoordeling van de vraag of er in voldoende hersteltijd was voorzien. De commissie heeft dat oordeel daarover daarom aan de ondernemingsraad gelaten.
5.7.
Kan op grond van hetgeen hierboven is overwogen niet worden geconcludeerd dat de ondernemingsraad zich voorafgaande aan haar weigering om in te stemmen met de winterdienstregeling daaraan op enigerlei wijze heeft gecommitteerd, ook kan QBuzz niet worden gevolg in haar standpunt dat de ondernemingsraad zijn beslissing tot onthouding van die instemming niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Die motivering was in de uiteindelijke brief van 18 november 2016 weliswaar op het voor de raad doorslaggevende punt uiterst beknopt (‘Vooral de rust en hersteltijd in de diensten is aanleiding om niet tot instemming over te gaan met de diensten’), maar gezien de gedachtewisseling die daaraan in de loop van 2016 tussen partijen vooraf was gegaan, was het QBuzz daarmee duidelijk waarom de ondernemingsraad zijn instemming onthield en kon de raad van een uitvoeriger toelichting afzien. Dat de kwestie die daar in de loop van het jaar doorheen is gaan spelen, en waarin het gaat om de vraag of QBuzz aan de ondernemingsraad om instemming met de referentiesheet 2016 had moeten vragen, is daarmee in dit geding niet relevant. In dit geding gaat het immers over de vraag of is voldaan aan het onder 2 van het convenant van 7 juni 2016 omschreven vereiste (van - kort gezegd - het ontbreken van noemenswaardige verschillen in rust- en hersteltijden) en is niet in geschil dat de referentiesheet van 2016 geen concrete norm over de hersteltijd bevat.
5.8.
De kantonrechter komt toe aan de afweging van de argumenten van QBuzz, die haar hebben geleid tot de invoering van de winterdienstregeling, tegen die van de ondernemingsraad, om de gevraagde instemming te onthouden. Dat QBuzz er bedrijfseconomisch belang bij had om de winterdienstregeling in te voeren zoals zij zich die voorstelde, staat niet ter discussie. Uiteraard stijgt de productiviteit in de concessie als de tijd dat chauffeurs rijden toeneemt en daalt die als zij langer stilstaan. Omdat dit niet anders was op het moment dat QBuzz zich er, in het convenant van 7 juni 2016, toe verplichtte om bij de harmonisatie van de werktijdregeling geen noemenswaardige verschillen in rust- en hersteltijden te laten ontstaan, draait het in dit geding om de vraag of deze toezegging door QBuzz gestand is gedaan. Daartoe moet de situatie vóór harmonisatie worden vergeleken moet die daarna. In de CAO GVU was omtrent ‘herstel- c.q. correctietijd’ opgenomen dat deze minimaal 1/6 deel van de 85-percentielwaarde bedroeg, hetgeen meebracht dat ‘(d)e ondergrens per omloop (was) vastgesteld op resp. 2 en 6 minuten op de eindpunten van de betrokken lijn(en).’ Dit is de zogenoemde 2/6-regel. QBuzz heeft niet betwist dat toepassing van die regel er tot en met 1 juli 2016 toe leidde dat er per dag 241 uren aan herstel- en correctietijd in de roosters was opgenomen en dat daarin de tijd die gemoeid is met het keren van de bus, zijnde rijtijd, niet was begrepen. De CAO OV kent niet deze 2/6-regel, maar de kennelijke strekking van het convenant van 7 juni 2016 is dat de daarmee verband houdende herstel- en correctietijd ‘niet noemenswaardig’ zou verminderen. Waar de ondernemingsraad, (net als het convenant) sprekende over ‘rust- en hersteltijd’, kennelijk doelt op deze (betaalde) tijd, die bedoeld is om chauffeurs de kans te geven een opgelopen vertraging in te lopen en om even te ontspannen voordat zij weer gaan rijden, daar is QBuzz in de loop van 2016 gaan spreken over ‘layover’-tijd, een term die afkomstig is van het door haar gebruikte Hastus-systeem, als de tijd waarin zowel keer-, als rust- en hersteltijd is inbegrepen. Daarmee gaat zij voorbij aan de nadrukkelijke terminologie van de CAO OV en de daarbij behorende Bijlage 11, waarin onder ‘arbeidstijd’ (‘betaalde tijd’) de diensttijd verminderd met de ‘rusttijd’ wordt verstaan. Met deze (niet-betaalde) ‘rusttijd’ wordt bedoeld: ‘iedere periode in de diensttijd op standplaats, waarin langer dan 29 minuten geen werkzaamheden behoeven te worden verricht’ en dat is dus iets anders dan de (betaalde) herstel- en correctietijd in de zin van de CAO GVU. Waar de ondernemingsraad in dit geding, net als hij bij brief van 18 augustus 2016 al had gedaan, heeft gesteld dat de hersteltijd, die bij de proefneming van eind 2015/begin 2016 nog 215 uren per dag (89% van 241) bedroeg, in de zomerdienstregeling was teruggebracht naar 153 uren per dag (63% van 241) en dat in de winterdienstregeling per dag 188 uren aan herstel-, correctie- en keertijd is opgenomen, daar heeft QBuzz dit niet voldoende gemotiveerd betwist. Ook indien eraan zou worden voorbijgegaan dat - zoals de ondernemingsraad heeft benadrukt - QBuzz aldus appels met peren vergelijkt, zou de successievelijke vermindering van de ‘adempauze’ van de chauffeurs door de inroostering van herstel- en correctietijd neerkomen op een daling tot respectievelijk 89% (proefpakketten), bijna 84% (blijkens de opgave van [A] op 24 mei 2016), 63% (in de zomerdienstregeling) en 78% (in de winterdienstregeling). Het moge zo zijn dat de maatstaf van het convenant (‘geen noemenswaardige verschillen’) enige ruimte laat voor vermindering van de hersteltijd, maar de ondernemingsraad heeft redelijkerwijs mogen concluderen dat met een vermindering naar (ingeval de keertijd wordt meegewogen: minder dan) 78% die ruimte te buiten ging. Hoe een en ander zich verhoudt tot hetgeen QBuzz heeft gesteld over het aantal minuten ‘keertijd’ dat de winterdienstregeling per ‘omloop’ kent (7,2 minuten tegenover 8 minuten vóór harmonisatie) kan in het midden blijven, al was het maar omdat zij die berekening niet nader heeft onderbouwd en zich daarbij opnieuw de hierboven bedoelde begripsverwarring doet gevoelen.
5.9.
In de geschetste omstandigheden bestaan er aan de zijde van QBuzz, anders dan zij meent, geen zwaarwegende redenen voor het verlenen van de verzochte vervangende toestemming. Zoals hierboven al overwogen, waren de beperkte productiviteit en winstgevendheid van de Utrechtse concessie, ook vergeleken met die in andere concessies, voor QBuzz geen reden om in juni 2016 met de vakbonden niet de afspraak te maken die onder 2 van het convenant is opgenomen. QBuzz kan dan ook in redelijkheid niet volhouden dat zij er thans een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang bij heeft om die afspraken niet te hoeven naleven. Dat zich in de tussentijd een zo dramatische verslechtering van de bedrijfseconomische situatie van de onderneming heeft voltrekken dat dit anders is, is gesteld noch gebleken.
Het tegenverzoek van de ondernemingsraad
5.10.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het tegenverzoek van de ondernemingsraad, inhoudende dat voor recht wordt verklaard dat het besluit van QBuzz tot vaststelling van de diensten en roosters voor de periode van 11 december 2016 tot en met 1 juli 2017 nietig is, toewijsbaar is. Vast staat immers dat de ondernemingsraad zich tijdig op de nietigheid van het besluit heeft beroepen.
5.11.
Het tegenverzoek, inhoudende dat aan QBuzz de verplichting wordt opgelegd het litigieuze besluit in te trekken, wordt niet toegewezen, omdat de ondernemingsraad op de hierboven uiteengezette gronden terecht de nietigheid van het besluit tot invoering van de winterdienstregeling heeft ingeroepen. Daarmee moet dat besluit geacht worden nimmer te zijn genomen. Voor een intrekking als verzocht is dan geen plaats.
5.12.
De ondernemingsraad heeft ten slotte verzocht, zo begrijpt de kantonrechter het laatste onderdeel van zijn tegenverzoek, om QBuzz te verbieden om na ommekomst van zes weken na het wijzen van de beschikking, derhalve vanaf medio juni 2017, nog langer uitvoering aan de winterdienstregeling te geven. Dit deel van het verzoek wordt afgewezen, omdat de periode tussen medio juni en begin juli 2017 dermate kort is dat van QBuzz in redelijkheid niet kan worden verlangd de winterdienstregeling die thans wordt gereden voor de duur van ruim twee weken nog te vervangen door andere diensten en roosters. Voor die andere diensten en roosters zou zij dan van de ondernemingsraad ook nog eerst instemming moeten vragen en verkrijgen. Gelet op de tijdsdruk die partijen voorafgaand aan de invoering van nieuwe diensten en roosters altijd al plegen te ervaren, komt de kantonrechter het creëren van nog meer tijdsdruk niet wenselijk voor. De ondernemingsraad lijkt er ook vooral bij gebaat dat zij voldoende gelegenheid krijgt om zich te buigen over de per 2 juli 2017 in te voeren zomerdienstregeling. De kantonrechter geeft QBuzz in overweging om bij haar verzoek aan de ondernemingsraad om in te stemmen met de zomerdienstregeling 2017 inzichtelijk te maken welke maatregelen zij heeft getroffen om te bereiken dat er vanaf 2 juli 2017, vergeleken met de situatie van vóór 2 juli 2016, geen noemenswaardige verschillen in de rust- en hersteltijden bestaan en - daarmee - te waarborgen dat de tijd die de chauffeurs hebben om een opgelopen vertraging in te lopen en zich even te vertreden voordat zij weer moeten gaan rijden niet substantieel minder is dan onder de vigeur van de CAO GVU.
5.13.
Gelet op de aard van de onderhavige procedure worden de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt.