[eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis na wijziging van eis bij akte na comparitie (punt 133) veroordeling van [gedaagde] :
I. tot vergoeding aan [eiser] van:
a. door de rechtbank in goede justitie vast te stellen immateriële schade van [eiser] als gevolg van de aantasting in zijn persoon van maximaal € 23.200,-;
b. door de rechtbank in goede justitie vast te stellen immateriële schade van [eiser] als gevolg van de aantasting van de nagedachtenis van de overledene van maximaal € 900,--;
c. door de rechtbank in goede justitie vast te stellen immateriële schade van [eiser] als gevolg van het niet geven door [gedaagde] van openheid van zaken aan [eiser] omtrent [gedaagde] diagnostiek ten aanzien van [A] en omtrent de communicatie van [gedaagde] met het ziekenhuis van maximaal € 900,--;
d. de buitengerechtelijke kosten;
e. de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten;
II. [gedaagde] te bevelen om binnen 28 dagen na de datum van het vonnis [eiser] juist, volledig en schriftelijk te informeren omtrent:
a. hetgeen door [A] aan [gedaagde] tijdens de consulten uit voor- en najaar van 1992 en nadien, al dan niet telefonisch, is besproken ten aanzien van de gezondheidsklachten van [A] , van eventuele doorverwijzing naar een cardioloog of vaatspecialist en van zijn familieanamnese;
b. hetgeen in het najaar van 1992 aan communicatie heeft plaatsgehad tussen [gedaagde] ((s) assistente) en cardioloog [B ] , c.q. medewerkers van de ambulance en het ziekenhuis;
c. althans hem een soortgelijk in goede justitie te formuleren gebod op te leggen;
III. [gedaagde] te bevelen om binnen 14 dagen na de datum van het vonnis aan cardioloog [B ] en patholoog-anatoom [D] een rectificatie te sturen, op eigen briefpapier en een regulier lettertype, met naast het briefhoofd enkel de navolgende inhoud (met cc-verzending daarvan aan de gemachtigde van [eiser] , alles in aangetekende vorm):
"Geachte collega,
In het najaar van 1992 heb ik u opzettelijk feitelijk onjuist geïnformeerd [/doen informeren] omtrent gezondheidstoestand en gedrag van de heer [A] , die tot zijn overlijden op [1992] mijn patiënt was.
Mijn onjuiste informatieverschaffing hield in dat de angina pectoris - die leidde tot spoedopname in het Lorentz Ziekenhuis te Zeist op [1992] - reeds lang door mij zou zijn geconstateerd, alsmede dat de heer [A] analyse en behandeling van deze aandoening afhield. Ook was onjuist mijn bericht dat de heer [A] een roker was.
In werkelijkheid is de betreffende diagnose door mij gemist en heb ik niet adequaat doorverwezen, hetgeen een beslissende rol heeft gespeeld bij de prognose van de heer [A] , die op genoemde datum op 43-jarige leeftijd is overleden.
De reden voor voornoemde onjuiste informatieverschaffing is dat ik het missen van de diagnose en het inadequaat doorverwijzen hebben willen verhullen.
Het opstellen en verzenden van deze brief is mij geboden door de rechtbank Midden-Nederland, bij vonnis d.d. [datum invullen].
Met collegiale hoogachting,
[handtekening]
[gedaagde] "
althans een soortgelijk in goede justitie te formuleren gebod aan [gedaagde] ;
IV. de bevelen sub II en III te versterken met een dwangsom van € 1.000,-- per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft te voldoen aan een of meerdere van deze geboden.