Het oordeel van de rechtbank
De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft [veroordeelde] bij vonnis van 11 oktober 2017 veroordeeld ter zake onder meer:
Feit 1: een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren
Feit 2 primair: oplichting
Feit 3 primair: oplichting
Feit 4: medeplegen van valsheid in geschrift
en
opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift als ware het echt en onvervalst
Feit 5: oplichting, meermalen gepleegd
De door de officier van justitie genoemde zaaknummers corresponderen als volgt met de bij voornoemd vonnis van 11 oktober 2017 bewezen verklaarde feiten:
Feit 1: zaken 3, 4, 6, 9, 10, 11 en 14
Feit 2 primair: zaak 5
Feit 3 primair: zaken 7 en 8
Feiten 4 en 5: zaken 12 en 13
Dat [veroordeelde] de in de zaken 3 tot en met 14 omschreven gedragingen heeft begaan, blijkt uit de in het vonnis van 11 oktober 2017 opgenomen bewezenverklaring van voormelde feiten en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen en -overwegingen.
Bij het schatten van het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel laat de rechtbank de door [benadeelde 2] in zaak 4 gestelde schade van € 11.500,-- buiten beschouwing. Blijkens het strafvonnis van 11 oktober 2017 en de daarin vervatte bewijsmiddelen en -overwegingen heeft [veroordeelde] niet betaald voor een door hem van [benadeelde 2] gekochte Land Rover. [benadeelde 2] heeft gesteld niet over de auto te beschikken, maar [veroordeelde] is (nadien) bij vonnis van de Afdeling privaatrecht van de Rechtbank Amsterdam van 11 juni 2014 veroordeeld tot (onder meer) afgifte aan de Land Rover aan [benadeelde 2] . Het valt buiten het bestek van de onderhavige ontnemingsprocedure om vast te stellen of daadwerkelijk afgifte van de auto heeft plaatsgevonden. Gelet echter op voornoemd vonnis van de Rechtbank Amsterdam is niet aannemelijk dat thans nog sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel.
In de zaken 11 en 14 is geen sprake van wederrechtelijk verkregen voordeel. Aangever [benadeelde 9] (zaak 11) heeft op 22 april 2015 verklaard dat [veroordeelde] na het treffen van een betalingsregeling de door hem op de markt gekochte kleding (uiteindelijk) heeft betaald. In zaak 14 is de door [veroordeelde] gekochte en niet betaalde labradoodle in beslag genomen en geretourneerd aan fokker [benadeelde 10] . De in deze zaken gestelde schadebedragen van € 510,-- en € 750,-- blijven daarom bij de schatting van het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel buiten beschouwing.
Gelet op de inhoud van het vonnis en hetgeen ter zitting van 27 september 2017 naar voren is gebracht, is voldoende aannemelijk geworden dat [veroordeelde] wederrechtelijk voordeel heeft genoten door middel van en/of uit de baten van de zaken 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12 en 13.
Bij het schatten van de omvang van de door [veroordeelde] in de zaken 3, 5, 6, 8, 9, 10, 12 en 13 wederrechtelijk verkregen voordeel gaat de rechtbank uit van de door aangevers gestelde schadebedragen, zoals aannemelijk geworden op basis van de aangiftes, de bij de aangiftes overgelegde stukken en/of de door aangevers ter onderbouwing van de door hen in de strafzaak als benadeelde partij ingediende vordering overgelegde stukken. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank uitgegaan van de exacte schadebedragen en heeft zij deze bedragen niet afgerond. De rechtbank komt aldus tot een schatting van de volgende bedragen, welke bedragen aannemelijk zijn geworden op basis van de inhoud van na te noemen bewijsmiddelen1:
Zaak 3: € 129,40, welk bedrag aannemelijk is geworden op basis van:
- de aangifte2 van [benadeelde 1] , eigenaresse van kledingwinkel [kledingwinkel] ;
- een geschrift, te weten: een handgeschreven notitie, gevoegd als bijlage bij de vordering van [benadeelde 1] als benadeelde partij.
Zaak 5: € 460,25, welk bedrag aannemelijk is geworden op basis van:
- de aangifte3 van [benadeelde 3] namens [autobedrijf 1] ;
- een geschrift, te weten: een factuur van 22 februari 2013, factuurnummer 47047, gevoegd als bijlage bij voornoemde aangifte (pagina 9).
Zaak 6: € 200,--, welk bedrag aannemelijk is geworden op basis van:
- de aangifte4 van [benadeelde 4] , eigenaar van autobandenbedrijf [autobedrijf 2] .
Zaak 8: € 17.588,86, welk bedrag aannemelijk is geworden op basis van:
- de aangifte5 van [benadeelde 6] ;
- geschriften, te weten: bankafschriften van rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [benadeelde 6] betreffende de periode 27 juli 2013 tot en met 8 oktober 2013 alsmede een overzicht van de aan [veroordeelde] overgemaakte bedragen en de voor hem betaalde rekeningen (pagina’s 82 tot en met 96).
Zaak 9: € 400,--, welk bedrag aannemelijk is geworden op basis van:
- de aangifte6 van [benadeelde 7] , eigenaar van wijnwinkel [wijnwinkel] ;
- -
een geschrift, te weten: een factuur van 24 maart 2014, factuurnummer 20140029, gevoegd als bijlage bij voornoemde aangifte (pagina 122);
- -
de verklaring van [veroordeelde]7 dat hij ‘iets van 408 euro ofzo’ schuldig is aan de wijnwinkel.
Zaak 10: € 543,50, welk bedrag aannemelijk is geworden op basis van:
- de aangifte8 van [benadeelde 8] , eigenaar van sushibedrijf [bedrijf 1] ;
- een geschrift, te weten: een factuur van 3 mei 2014, factuurnummer 99207, gevoegd als bijlage bij voornoemde aangifte (pagina 132).
Zaak 12: € 7.873,46, welk bedrag aannemelijk is geworden op basis van:
- de aangifte9 van [aangever] namens N.V. Noordhollandsche van 1816 Schadeverzekeringsmaatschappij;
- -
een geschrift, te weten: een (vals opgemaakte) factuur van 30 december 2013 van [hoveniersbedrijf] , factuurnummer 2014170, gevoegd als bijlage bij voornoemde aangifte (pagina 158);
- -
een geschrift, te weten: een (vals opgemaakt) Schade-aangifteformulier van 19 juni 2014, gevoegd als bijlage bij voornoemde aangifte (pagina’s 156 en 157).
Zaak 13: € 10.991,--, welk bedrag aannemelijk is geworden op basis van:
- de aangifte10 van [aangever] namens N.V. Noordhollandsche van 1816 Schadeverzekeringsmaatschappij;
- een geschrift, te weten: een Expertiserapport van 16 januari 2014 van [bedrijf 4] bv, betreffende schadenummer 1400678, gevoegd als bijlage bij proces-verbaal van bevindingen PL0900-2014170951-8 (pagina’s 223 tot en met 225).
Met betrekking tot het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel uit zaak 7 overweegt de rechtbank het volgende. Aangeefster [benadeelde 5] heeft gesteld € 5.000,-- schade te hebben. In het strafvonnis van 11 oktober 2017 is bewezen verklaard dat [veroordeelde] [benadeelde 5] heeft opgelicht en haar heeft bewogen tot afgifte van een auto, een Suzuki Liana, en tot afgifte van geldbedragen en/of betaling van schulden. De werkelijke waarde van de auto op het moment dat [benadeelde 5] deze aan [veroordeelde] heeft afgegeven is onbekend, maar uit de tot het dossier behorende bewijsmiddelen blijkt dat [veroordeelde] de auto heeft verkocht voor € 1.600,--11 welk bedrag [benadeelde 5] nimmer heeft ontvangen.
Gelet op de bewezenverklaring in het strafvonnis van 11 oktober 2017, hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot (de verkoop van) de auto en de omstandigheid dat geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangeefster, acht de rechtbank het redelijk het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel uit de ontvangst van de auto en van geldbedragen van [benadeelde 5] en de betaling door [benadeelde 5] van zijn, [veroordeelde] ’s, rekeningen en schulden, te schatten op € 5.000,--.
De rechtbank schat aldus het door [veroordeelde] uit de zaken 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12 en 13 wederrechtelijk verkregen voordeel op:
- -
zaak 3: [benadeelde 1] , kledingwinkel [kledingwinkel] : € 129,40
- -
zaak 5: [benadeelde 3] , [autobedrijf 1]
: € 460,25
- -
zaak 6: [benadeelde 4] , autobedrijf [autobedrijf 2] : € 200,--
- -
zaak 7: [benadeelde 5] : € 5.000,--
- -
zaak 8: [benadeelde 6] : € 17.588,86
- -
zaak 9: [benadeelde 7] , wijnwinkel [wijnwinkel] : € 400,--
- -
zaak 10: [benadeelde 8] , sushibedrijf [bedrijf 1] : € 543,50
- zaak 12: [aangever] , Noordhollandsche
van 1816 Schadeverzekeringsmaatschappij € 7.873,46
- zaak 13: idem € 10.991,--
Op de voet van het bepaalde in artikel 36e, achtste lid, van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank de in het strafvonnis van 11 oktober 2017 aan de benadeelde partijen in voornoemde zaken toegewezen vorderingen op het geschatte bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering brengen, te weten:
- -
zaak 3: [benadeelde 1] , kledingwinkel [kledingwinkel] : € 129,40
- -
zaak 5: [benadeelde 3] , [autobedrijf 1]
: € 460,25
- -
zaak 8: [benadeelde 6] : € 17.588,86
- -
zaak 10: [benadeelde 8] , sushibedrijf [bedrijf 1] : € 543,50
De rechtbank schat aldus het door [veroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel op:
€ 43.186,47
€ 18.722,01
__________ -/-
€ 24.464,46
Aan [veroordeelde] zal de verplichting worden opgelegd om het bedrag van € 24.464,46 ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te voldoen. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
De rechtbank acht geen redenen aanwezig om voornoemd bedrag te matigen, nu niet gebleken is dat de financiële situatie van [veroordeelde] betaling van dit bedrag thans, dan wel in de toekomst, niet toe zou laten.