7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Verdachte is in de periode van 14 juni 2017 tot en met 31 juli 2017 opgenomen geweest in de psychiatrische observatiekliniek het Pieter Baan Centrum (PBC). Hij is in die periode onderzocht door een multidisciplinair team dat bestond uit een arts-assistent in opleiding tot psychiater, de superviserende psychiater, een psycholoog, een forensisch milieuonderzoeker en een groepsleider.
C. Knoppers, arts-assistent in opleiding tot psychiater onder supervisie van J. Marx, psychiater en C.T.H.M. Salet, GZ-psycholoog, allen verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, hebben op 10 oktober 2017 een rapportage over hun bevindingen van het onderzoek naar de geestvermogens van verdachte uitgebracht.
De deskundigen sluiten zich aan bij eerdere diagnostiek ten aanzien van verdachte en stellen vast dat sprake is van schizofrenie. De aanwezigheid van een autismespectrumstoornis achten de deskundigen niet waarschijnlijk, maar kan ook niet worden uitgesloten. Een persoonlijkheidsstoornis kan vanwege het psychotische toestandsbeeld, dat past bij schizofrenie, niet worden vastgesteld, noch volledig worden uitgesloten. Op basis van het huidige onderzoek zijn de deskundigen van mening dat ten tijde van het ten laste gelegde bij verdachte naar alle waarschijnlijkheid sprake was van een psychotisch toestandsbeeld. Hij is in de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde gestopt met zijn antipsychotische medicatie. Uit het beloop van de afgelopen jaren blijkt dat verdachte snel psychotisch kan ontregelen als hij zijn medicatie niet inneemt. Direct na het ten laste gelegde raakte verdachte gedetineerd en wordt er gesproken over verward gedrag kort voor en direct na het ten laste gelegde. Ook in het PPC Zaanstad waar verdachte wordt geplaatst, wordt gesproken van een psychotisch beeld.
De deskundigen komen tot de conclusie dat het handelen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde, grotendeels, zo niet geheel, in het teken stond van psychotische symptomen. De deskundigen achten het zeer waarschijnlijk dat het bij verdachte gestoorde realiteitsbesef, voortkomend uit de psychotische stoornis, ten tijde van het ten laste gelegde een grote (mogelijk zelfs onontkoombare en allesoverheersende) invloed heeft gehad op de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Zij adviseren verdachte de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen, waarbij de keuzevrijheid in sterke mate werd ingeperkt.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. Zij stelt vast dat bij verdachte tijdens het begaan van het bewezenverklaarde feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en beschouwt verdachte voor het bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar.
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Gelet op voornoemde rapportage van de deskundigen ziet de rechtbank geen aanleiding ervan uit te gaan dat de realiteitszin van de verdachte volledig was verstoord, noch dat ieder inzicht zijn handelen bij hem heeft ontbroken.
De slotsom is dat verdachte strafbaar is.
12 BESLISSING
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het onder 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
• vouwmes, voorwerpnummer PL0900-2017061979-G1912501;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag van € 135.671,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2017 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag van € 29.808,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2017 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag van € 36.889,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2017 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] aan de Staat € 202.368,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 februari 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met in totaal 365 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, voorzitter, mrs. A.R. Creutzberg en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. de Gier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 november 2017.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk, al dan niet met voorbedachte rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht) in de buikstreek en/of (elders) in het lichaam gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht