De SNCU vordert, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, hoofdelijke veroordeling van gedaagden:
I. uitsluitend ten aanzien van HBM Talent en [B]: tot naleving van de cao's voor Uitzendkrachten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- per dag vanaf 2 weken na de betekening van het vonnis;
II. om na (de kantonrechter leest: binnen) 4 weken na betekening van het vonnis tot nabetaling over te gaan van de materiële schadelast van € 17.481,-- (naar de kantonrechter begrijpt: bruto) aan de betrokken werknemers, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
III. om aan de SNCU het niet binnen 4 weken na betekening van het vonnis nabetaalde gedeelte van het onder II genoemde bedrag van € 17.481,-- als aanvullende schadevergoeding te betalen;
IV. om aan de SNCU te betalen € 11.254,-- als schadevergoeding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2016;
V. om aan de SNCU te betalen € 968,-- ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2016 tot de voldoening;
VI. om aan de SNCU de proceskosten te betalen, alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het vonnis.