5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
Primair
op 10 december 2016 te Eemnes, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A27 (op de linker rijbaan, tussen 101.5 en 101.4, komende uit de richting van afrit/toerit Huizen (afrit 35 en gaande in
de richting van afrit/toerit Eemnes (afrit 34)),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
met dat door verdachte bestuurde motorrijtuig (te weten een personenauto, een
Volvo V40, kenteken [kenteken] )
- met een snelheid van 175 km/u (daar waar een snelheid van 130 km/u is toegestaan) over de Rijksweg A27 te hebben gereden en
- vervolgens met die snelheid van 175 km/u terwijl hij kennelijk
onvoldoende afstand hield met de voorzijde van zijn, verdachtes, auto
tegen de achterzijde van een bestelauto (Volkswagen Caddy,
kenteken [kenteken] ), welke auto werd bestuurd door [slachtoffer 2] en waarin
[slachtoffer 1] als passagier zat, te zijn gebotst,
- ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] de macht over het stuur is verloren
en voornoemde bestelauto (met kenteken [kenteken] ) rechts naast de rijbaan
de berm in is gereden en vervolgens tegen een boom is gebotst,
waardoor een ander, te weten voornoemde [slachtoffer 2] , werd gedood en
waardoor een ander, te weten voornoemde [slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel, te
weten een schedelbreuk, werd toegebracht;
2.
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig
betrokken was geweest bij een verkeersongeval,
en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Arnhem
op de Johan de Wittlaan, op 09 december 2016
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan
een ander, te weten [slachtoffer 3] ,
schade was toegebracht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
10 BESLISSING
- verklaart het onder feit 1 primair en onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 primair en onder feit 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het onder feit 1 primair en onder feit 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2:
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Ten aanzien van feit 1 primair:
- ontzegt verdachte ter zake van het onder feit 1 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 (drie) jaren;
- bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
- bepaalt dat van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen een gedeelte van 1 (één) jaar, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G van Ommeren, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. den Haan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 maart 2018.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 10 december 2016 te Eemnes, althans in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de Rijksweg A27 (op de linker rijbaan, tussen 101.5 en
101.4, komende uit de richting van afrit/toerit Huizen (afrit 35 en gaande in
de richting van afrit/toerit Eemnes (afrit 34)),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden doorzeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
met dat door verdachte bestuurde motorrijtuig (te weten een personenauto, een
Volvo V40, kenteken [kenteken] )
- met een snelheid van 175 km/u (althans met een te hoge snelheid) (daar waar
een snelheid van 130 km/u is toegestaan) over de Rijksweg A27 te hebben
gereden en/of
- ( vervolgens) (met die snelheid van 175 km/u) (terwijl hij kennelijk
onvoldoende afstand hield) met de voorzijde van zijn, verdachtes, auto (door
onbekende oorzaak) tegen de achterzijde van een bestelauto (Volkswagen Caddy,
kenteken [kenteken] ), welke auto werd bestuurd door [slachtoffer 2] en waarin
[slachtoffer 1] als passagier zat, te zijn gebotst,
- ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] de macht over het stuur is verloren
en/of voornoemde bestelauto (met kenteken [kenteken] ) (rechts naast de rijbaan)
de berm in is gereden/geraakt en (vervolgens) tegen een boom is gebotst,
waardoor een ander (te weten voornoemde [slachtoffer 2] ) werd gedood en/of
waardoor een ander (te weten voornoemde [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te
weten een schedelbreuk, of zodanig lichamelijk letsel, dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan, werd toegebracht;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
hij, op of omstreeks 10 december 2016, te Eemnes, althans in Nederland,
als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, een Volvo V40,
met kenteken [kenteken] ), heeft gereden op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Rijksweg A27 (op de linker rijbaan, tussen 101.5 en 101.4,
komende uit de richting van afrit/toerit Huizen (afrit 35 en gaande in
de richting van afrit/toerit Eemnes (afrit 34)),
met dat door verdachte bestuurde motorrijtuig
- met een snelheid van 175 km/u (althans met een te hoge snelheid) (daar waar
een snelheid van 130 km/u is toegestaan) over de Rijksweg A27 heeft
gereden en/of
- ( vervolgens) (met die snelheid van 175 km/u) (terwijl hij kennelijk onvoldoende afstand hield) met de voorzijde van zijn, verdachtes, auto (door onbekende oorzaak) tegen de achterzijde van een bestelauto (Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken] ), welke auto werd bestuurd door [slachtoffer 2] en waarin [slachtoffer 1] als passagier zat, is gebotst,
- ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] de macht over het stuur is verloren
en/of voornoemde bestelauto (met kenteken [kenteken] ) (rechts naast de rijbaan)
de berm in is gereden/geraakt en (vervolgens) tegen een boom is gebotst,
door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke
gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht,
althans als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig
betrokken was geweest bij een verkeersongeval,
en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Arnhem, althans in Nederland,
op/aan de Johan de Wittlaan, op of omstreeks 09 december 2016
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan
een ander (te weten [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 3] )
letsel en/of schade was toegebracht;
art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994