Bij beschikking van 20 december 2007 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op verzoek van ASR de neuroloog [B] als deskundige benoemd. [B] heeft op 29 juli 2009 een rapport uitgebracht. In dit rapport wordt [eiser] aangeduid als [naam] . [B] heeft in verband met geconstateerde bewegingspijnlijkheid van de rechterschouder de orthopedisch chirurg [C] geconsulteerd, die de schouder nogmaals heeft onderzocht. Onder 6.2 “eigen beschouwing” vermeldt [B] , voor zover hier van belang:
“(…)
(…)
De klachten van hoofdpijn en nekschouderpijn zijn direct in aansluiting op het ongeval ontstaan en verklaarbaar met het ongevalsmechanisme en dienen daarom geduid te worden als direct ongevalsgevolg.
Bij mijn onderzoek kunnen geen nekklachten worden geobjectiveerd, anders dan eindstandige gevoeligheid in de trapezius bij uiterste bewegingsuitslagen. Chiropractor [D] rapporteert in mei 2007 dat na behandeling de mobiliteit van de nek is toegenomen en de pijnklachten zijn afgenomen. Onderhoudsbehandeling vindt plaats om terugval te voorkomen en wordt volgens [naam] in november 2007 afgesloten. Ik concludeer derhalve dat de posttraumatische nekklachten eind 2007 zijn verdwenen. De huidige eindstandige gevoeligheid in de trapezius classificeer ik als tendomyogeen, doch niet pathologisch.
De hoofdpijn die [naam] aangeeft bij mijn anamnese heeft typische karakteristieken van spanningshoofdpijn. Gezien het mechanisme van het ongeval acht ik het mogelijk dat [naam] enige dagen tot maximaal enkele weken hoofdpijnklachten heeft ondervonden. De huidige hoofdpijnklachten acht ik derhalve geen ongevalgevolg.
Bij mijn onderzoek wordt kloppijn aangegeven bij kloppen over de midthoracale wervelkolom waarbij deze pijn wordt gelokaliseerd over de rechter rotator cuffmusculatuur van de rechterschouder.
De klachten op 25.09.05 van misselijkheid en duizeligheid, beroerdheid, overgeven, diarree worden geduid als gastro-intestinaal viraal infect en zijn derhalve geen ongevalgevolg.
Bij bestudering van het medisch dossier meldt betrokkene in eerste instantie pijnklachten in de linkerarm (zie brief [E] d.d. 09.10.06, doch ook in andere medische correspondentie) Sedert november 2007 meldt betrokkene pijnklachten in de rechterarm (rechterschouder). Ik concludeer derhalve dat de pijnklachten in de linkerarm zijn verdwenen en dat de pijnklachten in de rechterschouder op een later tijdstip zijn ontstaan (circa november 2007) en derhalve geen ongevalgevolg zijn. Wegens de linkszijdige klachten werd een CT hersenen verricht die geen afwijking toonde. Hiermee in combinatie met de normale neurologische onderzoekbevindingen en normale MRI CWK is het voldoende duidelijk dat de linkszijdige armklachten geen neurologische oorzaak hebben.
De onderzoekbevindingen wijzend op de depressieve symptomatologie, rotatorcuff pathologie van de rechterschouder en een carpaal tunnel syndroom rechts kunnen niet in verband gebracht worden met het ongevalmechanisme en zijn derhalve geen ongevalgevolg.
Op grond van de diagnose depressie door psycholoog en psychiater verneem ik dat de depressieve klachten niet berusten op een posttraumatische stress stoornis en dan geen ongevalgevolg betreffen. De eventuele relatie tussen de depressieve klachten en het ongeval dient echter beoordeeld te worden door een onafhankelijk expertiserend psychiater.
Er waren tijdens de expertise geen symptomen die wezen op aggravatie, simulatie of wens tot erkenning van de klachten.
.