1.6
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
2. In de beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij verwezen naar het advies van de commissie bezwaarschriften van 20 juli 2017. Volgens verweerder is een voldoende duidelijke maatstaf gehanteerd ter vaststelling van het recht op ondersteuning voor eiseres. De voorziening is vastgesteld na een huisbezoek en compenseert eiseres in voldoende mate voor haar beperkingen in de zelfredzaamheid. Het resultaatgericht indiceren is volgens verweerder niet in strijd met de Wmo 2015 of de jurisprudentie van de CRvB. Het indiceren in resultaten levert volgens verweerder juist meer zekerheid op dan het indiceren in uren, omdat aan eiseres nu is duidelijk gemaakt op welk resultaat zij recht heeft en hoe dit resultaat dient te worden bereikt. Eiseres kan zich te allen tijde bij de zorgaanbieder en bij verweerder melden indien zij van mening is met de geboden hulp dit resultaat niet wordt bereikt. Als dit nodig is, kan zij een klacht indienen bij verweerder.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het indiceren in resultaten ontoelaatbaar is, omdat hiermee onvoldoende vast komt te staan of zij met de maatwerkvoorziening voldoende wordt gecompenseerd. Nu in de besluitvorming niet is opgenomen hoeveel tijd nodig is om het resultaat te bereiken, is volgens eiseres in strijd met de Wmo 2015 en de rechtspraak gehandeld. Eiseres meent dat het enkel noemen van de taken en de frequentie waarmee de taken dienen te worden uitgevoerd geen zekerheid biedt dat de taken ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Verder stelt eiseres dat het niet toelaatbaar kan worden geacht dat door verweerder aan de zorgaanbieder wordt overgelaten hoeveel hulp er ingezet moet worden. De zorgaanbieder heeft hierbij immers een persoonlijk belang, omdat zij per persoon en niet per uur wordt uitbetaald. De door verweerder en de zorgaanbieder gehanteerde normtijden zijn niet gebaseerd op objectieve criteria die steunen op deugdelijk onderzoek dat is uitgevoerd door onafhankelijke deskundigen. Daarmee is het bestreden besluit volgens eiseres in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Volgens eiseres had verweerder een indicatie moeten afgeven waarin de aangeboden ondersteuning concreet in uren wordt genoemd aan de hand van een deugdelijk protocol. Er had volgens eiseres moeten worden aangesloten bij het protocol van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Op basis van dit protocol zou eiseres in aanmerking moeten komen voor een indicatie met een omvang van zes en een half uur per week.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Anders dan eiseres heeft betoogd, volgt uit de rechtspraak van de CRvB niet dat het resultaatsgericht indiceren per definitie in strijd met de Wmo 2015 moet worden geacht. Wel heeft de CRvB als vereiste gesteld dat in de besluitvorming, de verordening of de beleidsregels van het college inzicht wordt gegeven op welke concrete wijze invulling wordt gegeven aan het bereiken van het resultaat ‘schoon en leefbaar huis’ en hoe daarmee een als compensatie te kwalificeren resultaat bij de uitvoering van de huishoudelijke hulp kan worden verkregen. Dit betekent dat verweerder een duidelijke en objectief verifieerbare maatstaf dient te hanteren op basis waarvan getoetst kan worden of de betrokkene voldoende wordt gecompenseerd in zijn of haar beperkingen ten aanzien van het doen van het huishouden. De rechtbank wijst op de uitspraak van de CRvB van 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1491.
6. Verweerder baseert de omvang van de huishoudelijke hulp om in een schoon en leefbaar huis te kunnen wonen op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Dronten 2017 (de Verordening) en de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Dronten 2017 (de Nadere regels), die zijn ingegaan op 1 januari 2017. Verweerder heeft deze regelgeving in het geval van eiseres geconcretiseerd op grond van het onder 1.5 weergegeven ondersteuningsplan.
7. In de Nadere regels staat op pagina 8 onder meer het volgende:
“ Maatstaf Schoon en leefbaar
Het huis dient zodanig ‘schoon’ te worden gehouden dat het niet vervuilt en zo een basisniveau van schoon (visueel stof- en vlekvrij) wordt bereikt. Concrete taken bij deze vorm van maatwerkondersteuning zijn het afnemen van stof, bed verschonen, stofzuigen, reinigen van vloeren, sanitair en keuken. De werkzaamheden die hierbij uitgevoerd dienen te worden, zijn beschreven in het ondersteuningsplan dat de gids samen met de inwoner invult.”
8. De rechtbank begrijpt uit de Nadere regels van verweerder dat het ondersteuningsplan een essentieel onderdeel vormt van de individuele besluitvorming, omdat hierin per geval wordt geconcretiseerd welke taken bij welke frequentie nodig zijn om het resultaat, een schoon en leefbaar huis, te bereiken en op welke manier bij de vaststelling hiervan rekening wordt gehouden met de beperkingen van de betrokkene. Dit is met name van belang, omdat het resultaat ‘schoon en leefbaar huis’, ook in samenhang met de in de Nadere regels gegeven invulling daarvan, op zichzelf dermate vaag is dat alleen op basis van een uitgebreide concretisering per geval inzichtelijk wordt gemaakt dat het beloofde resultaat in de praktijk daadwerkelijk wordt gerealiseerd.
9. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het ondersteuningsplan dat verweerder in dit geval voor eiseres heeft opgesteld onvoldoende concreet op welke manier zij met deze maatwerkvoorziening in haar beperkingen wordt gecompenseerd. De benodigde concretisering heeft in dit geval niet plaatsgevonden. Zo blijkt uit het ondersteuningsplan niet op welke wijze rekening is gehouden met het feit dat eiseres door haar aandoeningen meer knoeit, iets wat verweerder overigens ook ter zitting heeft erkend. Ook blijkt uit het ondersteuningsplan onvoldoende wat de precieze omvang is van de maatwerkvoorziening. Het plan noemt slechts enige te verrichten taken, de vertrekken die moeten worden schoongemaakt en de frequentie waarmee dit moet gebeuren. Vanwege het uitblijven van enige verdere concretisering is het noch voor eiseres, noch voor de zorgaanbieder helder wat er precies moet gebeuren. Zoals eiseres terecht heeft gesteld, betekent dit in de praktijk dat de zorgaanbieder de ruimte wordt gegeven om zelf een nadere invulling aan het ondersteuningsplan te geven, hetgeen zich niet verdraagt met het rechtszekerheidsbeginsel. Dit geldt te meer nu ter zitting is gebleken dat de zorgaanbieder betaald krijgt van verweerder per persoon aan wie hulp wordt geboden, ongeacht het aantal uren dat wordt besteed aan de hulp voor die persoon. Het ondersteuningsplan bevat daarom te weinig aanknopingspunten om te bepalen of het resultaat, een schoon en leefbaar huis, in het geval van eiseres zal worden bereikt. Verweerder heeft daarmee niet voldaan aan het bepaalde in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015.
10. Dat eiseres de mogelijkheid heeft zich bij verweerder te melden of een klacht in te dienen als zij meent dat het beloofde resultaat niet wordt bereikt, maakt het voorgaande niet anders. Eiseres heeft immers recht op een maatwerkvoorziening waaruit op zichzelf dient te blijken op welke wijze zij in haar beperkingen wordt gecompenseerd.
11. Daarbij komt nog het volgende. Op pagina 10 van de Nadere regels staat:
“3.7 Omvang en normering Hulp bij het huishouden
De gemeente Dronten heeft naar aanleiding van landelijke rechterlijke uitspraken in mei 2016 de werkwijze aangepast waarbij gebruik is gemaakt van een onafhankelijk onderzoek van de gemeente ’s-Hertogenbosch door het medisch adviesbureau Trviumplus (…). Met de resultaten van dit onderzoek is een objectief normenkader hulp bij het huishouden vastgesteld. Tijdens het persoonlijk onderzoek wordt beoordeeld of en in welke mate deze normtijden passend zijn in de individuele situatie en afgestemd op de persoonskenmerken van de betreffende inwoner.”
Blijkens de Nadere regels hanteert verweerder als normtijd voor een schoon en leefbaar huis 105 minuten per week. Er is een mogelijkheid tot het toekennen van meer tijd bij structureel extra bevuiling ten gevolge van ernstige objectiveerbare beperkingen.
12. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bestreden besluitvorming niet op welke wijze in het geval van eiseres is uitgegaan van de in de Nadere regels opgenomen normtijden. Verweerder heeft zich immers juist op het standpunt gesteld dat tijdsindicaties geen rol spelen bij het bepalen van de maatwerkvoorziening. De rechtbank kan dit echter niet rijmen met hetgeen verweerder hierover in de hierboven geciteerde passage uit de Nadere regels heeft bepaald, nu hierin staat dat er wél wordt uitgegaan van een tijdsindicatie. De rechtbank kan daarom niet anders concluderen dan dat de bestreden besluitvorming op dit punt in strijd is met de Nadere regels van verweerder.
13. Uit het voorgaande volgt dat niet kan worden vastgesteld of eiseres door de toegekende maatwerkvoorziening voldoende wordt gecompenseerd ten aanzien van haar beperkingen in haar zelfredzaamheid. Het beroep is daarom gegrond. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd behoeft daarom geen bespreking. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
14. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder een nader onderzoek zal moeten uitvoeren en niet duidelijk is hoe lang dit onderzoek in beslag zal nemen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.503,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).