Bij brief van 25 september 2017 heeft [verweerder] ( [B] , algemeen directeur) [verzoekster] op staande voet ontslagen:
“Op 14 februari 2017 was u aanwezig tijdens een rechtszitting van de heer [A] bij de rechtbank Den Bosch tegen zijn voormalige werkgever Frigo. De heer [A] werd door mr Stassen bijgestaan. De procedure ging over de uitwinning van een beslag van € 45.000,-- exclusief BTW door Frigo. Tijdens deze zitting hebt u kennis genomen van het feit dat de heer [A] strafrechtelijk was veroordeeld voor oplichting en verduistering tijdens dienstbetrekking en tevens civielrechtelijk was veroordeeld om behoorlijke bedragen aan schadevergoeding aan Frigo terug te betalen omdat hij zakelijke gelden voor privé doeleinden had gebruikt toen hij als algemeen directeur voor Frigo werkzaam was. Tijdens een schorsing van de zitting is op de gang uit onderhandeld dat de heer [A] naast het beslag dat Frigo kon uitwinnen nog een extra betaling aan Frigo zou doen van € 20.000,--. Een van de argumenten waarmee Frigo werd overtuigd akkoord te gaan met een regeling was dat de heer [A] zou lijden aan een terminale longziekte en hij zijn zoontje niet met een schuld achter wilde laten. U werd aan Frigo gepresenteerd als de verzorger van [D] die bij het overlijden van de heer [A] voor hem zou gaan zorgen.
De feiten dat de heer [A] voor oplichting en verduistering tijdens dienstbetrekking was veroordeeld, aanzienlijke bedragen aan zijn voormalige werkgever moest terug betalen omdat hij geld van Frigo privé had uitgegeven en terminaal ziek zou zijn, hebt u niet met ons gedeeld. U hebt ons niet gewaarschuwd, hetgeen uit hoofde van uw functie van u verwacht had mogen worden. U wist dat het ging om het voortbestaan van ons familiebedrijf. Ondertussen zag u dat de heer [A] veel geld uitgaf, enorme aankopen deed, luxe uitgaven deed voor zichzelf, zonder dat u op grond van de kennis die u had, hebt ingegrepen.
Het feit dat u dus belangrijke en essentiële informatie voor ons hebt achtergehouden is ernstig. (…)
Deze feiten leveren ieder voor zich, maar ook in hun onderlinge samenhang bezien, mede ook in het licht van de andere in deze brief geschetste omstandigheden, een dringende reden op. (…)
Verder laten wij u weten een grondig onderzoek in te stellen naar alle bedragen die vanuit de onderneming aan u en de heer [A] privé ten goede zijn gekomen, zonder dat daar een contractuele afspraak aan ten grondslag heeft gelegen. Ook zullen wij onderzoeken van welke feiten u allemaal nog meer weet heeft gehad en voor ons heeft verzwegen. Wij behouden ons daarover alle rechten en weren voor.”