5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 11 juli 2018 te Utrecht [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meermalen met een mes, in het hoofd en de hals en de pols en de borst, te steken/snijden;
2.
in de periode van 22 juni 2018 tot en met 11 juli 2018 te Utrecht, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- veelvuldig (al dan niet met gebruikmaking van een valse hoedanigheid) e-mailberichten en een sms-bericht en whatsapp-berichten aan die [slachtoffer] te sturen en
- meermalen (al dan niet met gebruikmaking van een valse hoedanigheid) via Facebook en whatsapp met vrienden van die [slachtoffer] contact te zoeken/trachten te zoeken,
- meermalen (anoniem) telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer] en
- meermalen per dag door de straat te rijden waar die [slachtoffer] woont en door de straat te rijden waar die [slachtoffer] werkt, en
- zich veelvuldig in persoon op te houden in de nabijheid de woning van die [slachtoffer] en bij het werk van die [slachtoffer] (bij het [instelling] ) en in de directe omgeving van de woning en het werk van die [slachtoffer]
en
- meermalen die [slachtoffer] te volgen en zich in de directe omgeving van die [slachtoffer] op te houden/te verblijven, en
- de autoband van het voertuig van die [slachtoffer] lek te prikken en
- meermalen zich (ongewenst) de toegang tot de woning van die [slachtoffer] te verschaffen (door over het balkon te klimmen en met bloemen aan te bellen en naar binnen lopen),
telkens met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen en/of te dulden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van 25 april 2019 van de deskundigen J. van der Meer, psychiater en J. Heerschop, GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht (PBC).
Verdachte is gedurende zeven weken in het PBC geobserveerd door een team bestaande uit deskundigen van verschillende vakgebieden. Ook heeft een milieuonderzoek plaatsgevonden, waarbij de levensgeschiedenis en de sociale omgeving van verdachte in kaart is gebracht. Verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek.
Ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens
De deskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met zowel narcistische als antisociale kenmerken. Daarnaast is sprake van een lichte stoornis van de geestvermogens in de vorm van afhankelijkheid van alcohol.
De deskundigen beschrijven verdachte als volgt.
Verdachte is een man die geen beperkingen vertoont in het intellectueel functioneren en waarbij geen sprake is van een psychiatrische stoornis in de vorm van een angststoornis, in het bijzonder een Posttraumatische Stressstoornis (hierna: PTSS). Hoewel dit door de verdachte zelf wel wordt gesteld, vinden beide deskundigen na onderzoek aan verdachte onvoldoende onderbouwing dat verdachte zou lijden aan PTSS.
Verdachte externaliseert en kan zich niet in de denk- en gevoelswereld van anderen verplaatsen. Er lijkt weinig berouw te zijn. Hij rechtvaardigt zijn handelen door zichzelf als slachtoffer te zien en houdt zijn broze zelfbeeld overeind door middel van leugens. Deze leugens zet hij ook in om de negatieve consequenties van zijn gedrag te ontlopen. Verdachte erkent tegenover de psychologisch onderzoeker dat hij het moeilijk vindt de waarheid te vertellen en dat hij ertoe neigt zijn functioneren mooier af te spiegelen dan de werkelijkheid betreft. Hij zegt: “Het liegen doe ik van jongs af aan (…). Maar vaak verlies ik mezelf erin.”
De onderzoekers zien in de bij verdachte geobserveerde symptomen en gedragingen de kenmerken van een persoonlijkheidsstoornis. De narcistische kenmerken in deze stoornis worden gezien in de superlatieve zelfpresentatie, de behoefte aan bewondering en erkenning, krenkbaarheid in relaties, gebrek aan reflectie en beperkte empathische vermogens. De antisociale kenmerken bestaan uit de leugenachtigheid, de beperkte gewetensfunctie en de neiging verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag te externaliseren. De in consensus afgenomen corresponderende toets laat daarnaast zien dat er trekken zijn van psychopathie.
Beide onderzoekers onderschrijven de conclusie dat er sprake zou kunnen zijn van een lichte stoornis in het gebruik van alcohol (misbruik), maar er geen redenen zijn om te veronderstellen dat er sprake is geweest van een ernstige stoornis in de vorm van afhankelijkheid van alcohol. Ten aanzien van het, door verdachte als problematisch benoemde, gebruik van XTC, ketamine of andere drugs komen onderzoekers geheel niet tot een stoornis.
De persoonlijkheidsstoornis en de ziekelijke stoornis van de geestvermogens wordt volgens de deskundigen als ernstig ingeschat.
Invloed op gedrag tijdens het plegen van de feiten
De persoonlijkheidsstoornis en de lichte stoornis in het gebruik van alcohol waren volgens de onderzoekers aanwezig ten tijde van het plegen van de feiten. De deskundigen menen dat het gedrag van verdachte ten tijde van zowel de stalking als de moord op [slachtoffer] in verband stonden met deze stoornissen.
Hoewel er in de stalking van [slachtoffer] planmatigheid is te herkennen, zijn de onderzoekers van mening dat het handelen van verdachte in belangrijke mate werd beïnvloed door de narcistische persoonlijkheidspathologie. Vanuit deze stoornis verdraagt verdachte het niet om te worden verlaten door een partner. Op deze momenten is verdachte zeer geneigd om contact te blijven zoeken met het slachtoffer en de ander ertoe te dwingen het gevoel van miskenning en krenking op te heffen. Het is ook deze dynamiek, en de invloed van de persoonlijkheidsstoornis, die er voor heeft gezorgd dat verdachte op de ochtend van 11 juli 2018 besloot naar [slachtoffer] toe te gaan.
De onderzoekers concluderen dat zowel de stalking als de moord vanwege de hierboven beschreven persoonlijkheidsstoornis in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank onderschrijft de overwegingen en conclusies van de deskundigen en neemt deze over.
Uit de rapportages of anderszins is niet gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit, zodat verdachte strafbaar is.
9 BENADEELDE PARTIJ
De benadeelde partijen [benadeelde 1] (vader van [slachtoffer] ), [benadeelde 2] (moeder van [slachtoffer] ) en [benadeelde 3] (broer van [slachtoffer] ) hebben zich gevoegd in het strafgeding. De vorderingen zijn ter terechtzitting door de advocaat onderbouwd en deze zullen hieronder worden besproken.
De benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] (vader van [slachtoffer] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een totaalbedrag van € 48.664,21. Dit bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feit. De vordering is opgebouwd uit de volgende posten:
- -
overlijdensschade € 7.460,16
- -
reiskosten en parkeerkosten behandeling € 253,66
- -
diverse medische kosten € 208,29
- -
shockschade (immateriële schade) € 40.000,00
- -
te vermeerderen met wettelijke rente
Totaal € 48.664,21 (inc. wett. rente)
De benadeelde partij heeft verzocht het gevorderde bedrag geheel toe te wijzen en dus het door het Schadefonds Geweldsmisdrijven uitgekeerde bedrag niet in mindering te brengen op de vordering.
Ook heeft hij verzocht de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel (als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte op te leggen. De benadeelde partij heeft de wettelijke rente zelf begroot op een bedrag ad € 742,10 voor de periode tot en met 7 mei 2019.
De benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] (moeder van [slachtoffer] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een totaalbedrag van € 45.772,88. Dit bedrag bestaat uit materiële en immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feiten. De vordering is opgebouwd uit de volgende posten:
- -
overlijdensschade € 200,69
- -
reiskosten en parkeerkosten behandeling € 132,94
- -
diverse medische kosten € 880,00
- -
verlies arbeidsvermogen 11 juli 2018-7 mei 2019 € 3.260,00
- -
buitengerechtelijke kosten € 631,50
- -
shockschade (immateriële schade) € 40.000,00
- -
te vermeerderen met wettelijke rente
Totaal € 45.772,88 (inc. wett. rente)
De benadeelde partij heeft verzocht het gevorderde bedrag geheel toe te wijzen en dus het door het Schadefonds Geweldsmisdrijven uitgekeerde bedrag niet in mindering te brengen op de vordering.
Ook heeft zij verzocht de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel (als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte op te leggen. De benadeelde partij heeft de wettelijke rente zelf begroot op een bedrag ad € 667,75 voor de periode tot en met 7 mei 2019.
De benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] (broer van [slachtoffer] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een totaalbedrag van € 20.329,86. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feiten. De vordering is opgebouwd uit de volgende posten:
Totaal € 20.329,86 (inc. wett. rente)
Ook heeft hij verzocht de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en de schadevergoedingsmaatregel (als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht) aan verdachte op te leggen. De benadeelde partij heeft de wettelijke rente zelf begroot op een bedrag ad € 329,86 voor de periode tot en met 7 mei 2019.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen, voor zowel de materiële als immateriële schadeposten, integraal kunnen worden toegewezen. De officier van justitie verzoekt hierbij de vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich wat betreft de materiële schadepost van de vorderingen van de benadeelde partijen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wat betreft de immateriële schadevergoeding heeft de raadsman aangevoerd dat vergoeding voor shockschade in dit geval (nog) niet toewijsbaar is. De raadsman heeft de rechtbank dan ook verzocht dit deel van de vorderingen af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 51f, tweede lid, Wetboek van Strafvordering geeft, in samenhang met de artikelen 6:106 en 6:108 Burgerlijk Wetboek (BW) een regeling voor kosten die nabestaanden kunnen vorderen als benadeelde partij in het strafproces bij het overlijden van iemand als gevolg van een strafbaar feit. Artikel 6:108 BW geeft een limitatieve (uitputtende) opsomming van wat gevorderd kan worden. Alleen de kosten die in dit artikel worden genoemd, kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de kosten van de begrafenis. Ook kosten die verband houden met het verkrijgen van voldoening van deze schade zijn in beginsel voor toewijzing vatbaar.
Vordering tot vergoeding van de materiële schadeposten
De vorderingen tot vergoeding van de materiële schade van de benadeelde partijen zijn door de verdediging uitdrukkelijk niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze kosten voldoende onderbouwd en bovendien komen deze kosten de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank zal dan ook de door [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gevorderde materiële schade in zijn geheel toewijzen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente.
Shockschade
Shockschade komt onder omstandigheden voor vergoeding in aanmerking. Volgens vaste jurisprudentie moet daarvoor sprake zijn van geestelijk letsel, voortvloeiend uit een hevige emotionele schok door het waarnemen van het misdrijf of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan, hetgeen zich met name voor zal doen als sprake is van een nauwe (affectieve) band met degene die, zoals in deze zaak, door het misdrijf om het leven is gekomen. Daarbij valt in de eerste plaats en met name te denken aan familieverhoudingen.
Voor de ouders moet de confrontatie met hun overleden dochter zeer ingrijpend zijn geweest. [slachtoffer] is, voordat haar ouders haar mochten zien, uitgebreid onderzocht door de forensische opsporingsinstanties. Uit de slachtofferverklaring van de moeder blijkt dat zij het ontzettend moeilijk heeft gevonden dat zij het lichaam van haar dochter al die tijd niet heeft mogen zien of aanraken. Toen haar ouders eindelijk bij [slachtoffer] mochten, werden zij - ook al waren haar vele verwondingen afgedekt met huidkleurige tape - geconfronteerd met het zwaargehavende lichaam van hun [slachtoffer] . De verdediging heeft niet bestreden dat deze confrontatie voor de ouders heeft geleid tot het gestelde psychische letsel. Blijkens de overgelegde stukken is bij zowel de vader als de moeder van [slachtoffer] als gevolg van de directe confrontatie met de ernstige gevolgen van de moord op hun dochter PTSS gediagnostiseerd. Zij zijn daarvoor onder behandeling van (onder meer) een psycholoog. De rechtbank is van oordeel dat door de ouders voldoende is onderbouwd dat zij ten gevolge van de directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het misdrijf geestelijk letsel hebben opgelopen. De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders als gevolg van deze confrontatie langdurig ernstige klachten zullen ondervinden, en voor de verwerking van de traumatische gebeurtenissen langdurig zullen worden behandeld.
De volgende vraag is welk bedrag als vergoeding van shockschade dient te worden toegekend. Ingevolge artikel 6:106 lid 1 BW dient de hoogte daarvan door de rechter naar billijkheid vastgesteld te worden. De rechtbank begroot de omvang van de shockschade voor elk van de ouders van [slachtoffer] op het bedrag van € 30.000,00.
Hoewel de rechtbank ervan overtuigd is dat de dood van [slachtoffer] ook op het leven van haar broer een desastreuse invloed heeft gehad, ontbreekt bij zijn vordering een schriftelijke onderbouwing van een psychisch erkend ziektebeeld. Uit vaste rechtspraak volgt dat de maatstaf bij de beoordeling van een vordering tot vergoeding van shockschade is of sprake is van geestelijk letsel in de vorm van een psychiatrisch erkend ziektebeeld. Nader en aanvullend onderzoek van zijn vordering vraagt om nader onderzoek en aansluitende standpuntwisseling tussen deze benadeelde partij en de verdediging. Een dergelijk aanvullend onderzoek zou een onevenredige belasting opleveren van het strafgeding. Op grond hiervan zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit gedeelte van de vordering kan nog wel worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Reeds uitgekeerde schadevergoeding
Gelet op artikel 6 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in combinatie gelezen met het door het schadefonds geweldsmisdrijven geformuleerde beleid, stelt de rechtbank vast dat het schadefonds aan de slachtoffers weliswaar een bedrag beschikbaar heeft gesteld, maar dat daaraan een einde komt of kan komen zodra en voor zover de schade wordt vergoed door de verdachte (vlg. Hof Arnhem-Leeuwarden, 12 april 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3129 en de conclusie van A-G Padriaens van 28 mei 2019, ECLI:NL:PHR:2019:535). Daarover zal het schadefonds geweldsmisdrijven een aparte beslissing nemen.
Gelet hierop acht de rechtbank geen termen aanwezig om de uitkeringen die door het schadefonds geweldsmisdrijven aan de benadeelden zijn gedaan in mindering te brengen op de vorderingen.
Wettelijke rente
Zoals uit het voorgaande blijkt, is bij de toegewezen bedragen aan materiële schadevergoeding de wettelijke rente inbegrepen tot met 7 mei 2019. Het bedrag aan materiële schade dat wordt toegekend, zal dan ook worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 8 mei 2019. Met betrekking tot de toegewezen immateriële schadevergoeding, wordt de wettelijke rente toegewezen met ingang van 13 juli 2018, de dag van de confrontatie van de ouders met het lichaam van [slachtoffer] .
Kostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag.
Nu het – gelet op de omstandigheid dat aan verdachte een langdurige gevangenisstraf wordt opgelegd, alsmede de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging – nog maar zeer de vraag is of verdachte in de toekomst in staat zal zijn om aan zijn betalingsverplichting te kunnen voldoen, zal de rechtbank, ondanks de hoogte van het toegewezen bedrag, aan het opleggen van de schademaatregel, slechts één dag vervangende hechtenis verbinden. Toepassing van de hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partijen.
11 BESLISSING
- verklaart het onder 1, primair, en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, primair, en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het onder 1, primair, en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 jaren;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 38.664,21;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag voor zover dit ziet op het gedeelte van de materiële schade, zijnde in totaal € 8.664,21, met ingang van 8 mei 2019 en voor zover het ziet op de immateriële schade, zijnde in totaal € 30.000,00, met ingang van 13 juli 2018 telkens tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 38.664,21 te betalen, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hierboven beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 35.772,88;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag voor zover dit ziet op het gedeelte van de materiële schade, zijnde in totaal € 5.772,88, met ingang van 8 mei 2019 en voor zover het ziet op de immateriële schade, zijnde in totaal € 30.000,00, met ingang van 13 juli 2018 telkens tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 35.772,88 te betalen, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hierboven beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
- verklaart [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de kosten door de benadeelde partij en door de verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, mrs. R.L.M. van Opstal en I.G.C. Bij de Vaate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juni 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of de hals en/of de pols en/of de borst, in elk geval in het bovenlichaam, te steken/snijden;
hij op of omstreeks 11 juli 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het hoofd en/of de hals en/of de pols en/of de borst, in elk geval in het bovenlichaam, te steken/snijden;
art. 289 Wetboek van Strafrecht
art. 287 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 juni 2018 tot en met 11 juli 2018 te Utrecht, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- veelvuldig (al dan niet met gebruikmaking van een valse hoedanigheid) e-mailberichten en/of sms-berichten en/of whatsapp-berichten aan die [slachtoffer] te sturen en/of
- ( meermalen) (al dan niet met gebruikmaking van een valse hoedanigheid) via Facebook en/of whatsapp met vrienden en/of familie van die [slachtoffer] contact te zoeken/trachten te zoeken,
- meermalen (anoniem) telefonisch contact te zoeken met die [slachtoffer] en/of
- meermalen per dag door de straat te rijden waar die [slachtoffer] woont en/of door de straat te rijden waar die [slachtoffer] werkt, en/of
- zich veelvuldig, althans meermalen, in persoon op te houden in de nabijheid de woning van die [slachtoffer] en/of bij het werk van die [slachtoffer] (bij het [instelling] ) en/of in de directe omgeving van de woning en/of het werk van die [slachtoffer]
en/of
- ( meermalen) die [slachtoffer] te volgen en en/of zich in de directe omgeving van die [slachtoffer] op te houden/te verblijven, en/of
- de fietsband van die [slachtoffer] leeg te laten lopen en/of de autoband van het voertuig van die [slachtoffer] lek te prikken en/of
- meermalen zich (ongewenst) de toegang tot de woning van die [slachtoffer] te verschaffen (door over het balkon te klimmen en/of met bloemen aan te bellen en/of naar binnen lopen), in elk geval door meermalen in die woning binnen te dringen,
(telkens) met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht