Beëindigingsdatum van de exploitatieovereenkomst/huurovereenkomst wordt vastgesteld op 31 maart 2020.
Criteria benoemd voor vaststelling verhuiskostenvergoeding:
a) Er is sprake van een tegemoetkoming, niet van een volledige vergoeding van deze kosten.
b) De werkelijke (te verwachten) kosten moeten door [gedaagde] aannemelijk gemaakt zijn.
c) Het gaat om kosten, die [gedaagde] heeft (of verwacht te) moeten maken om te verhuizen en zich elders in te richten.
d) In aanmerking komen in beginsel níet de kosten om het nieuwe pand en de inrichting daarvan te laten voldoen aan nieuw te stellen eisen ten opzichte van de oude situatie.
e) In aanmerking komen in beginsel wél de benodigde aanpassingen/aansluitingen van de meeverhuisde spullen, zoals verhuizing van computersystemen, telefonie, aansluiting apparatuur waaronder plaatsing van werkbanken en takels etc.
f) In aanmerking komen níet de inrichtingskosten die verband houden met een aanmerkelijk grotere oppervlakte van het nieuwe pand.
g) In aanmerking komen níet verbouwingskosten van het nieuwe pand, althans hoogstens in zeer beperkte mate, te weten voor zover deze kosten onder de inrichtingskosten in bovenvermelde zin gerekend kunnen worden.
h) Er dient een aftrek plaats te vinden van ‘nieuw’ voor oud’. De inventaris van het gehuurde is waarschijnlijk al langdurig in gebruik en mogelijk afgeschreven.
i) Van “exacte wetenschap”, in die zin dat tot op de cent nauwkeurig kan worden berekend welke kosten wel en welke kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen en zo ja
tot welk percentage, is geen sprake.
i) [gedaagde] dient aannemelijk te maken dat de bedrijfsvoering elders zal worden voortgezet.
Kantonrechter stelt [gedaagde] in de gelegenheid bij akte haar standpunt nader te onderbouwen en bepaalt een comparitie tot na de ontruimingsdatum van 31 maart 2020.
(ZIE OOK: ECLI:NL:RBMNE:2019:4291)