4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde, meer specifiek het medeplegen van witwassen, wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank begrijpt het verweer aldus dat verdachte niet wist en niet hoefde te vermoeden dat het geld wat op zijn bankrekening werd gestort en vervolgens is afgeschreven, van een misdrijf afkomstig was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van het primair ten laste gelegde
1
Aangever [aangever] heeft verklaard dat hij op 8 maart 2018 om 20.19 uur via WhatsApp een berichtje kreeg van iemand van wie hij dacht dat het zijn zus [A] was. Bij het nummer stond een profielfoto van zijn zus. Zijn 'zus' stuurde dat ze een ander nummer had omdat zij was overgestapt van provider. Hij was ervan overtuigd dat hij met zijn zus aan het praten was. Zijn 'zus' vroeg of hij voor haar betalingen kon doen. Ze gaf aan dat ze geen geld kon overmaken omdat ze problemen had met haar internetbankieren. De betalingen die zij moest doen, moesten voor 21.00 uur betaald zijn. [aangever] heeft gezegd dat hij betalingen voor haar kon voorschieten. Hij kreeg toen via WhatsApp de volgende gegevens door:
- -
" [medeverdachte 1] , IBAN: [rekeningnummer] , t.n.v. [A] , 851,95 euro";
- -
" [medeverdachte 1] , IBAN: [rekeningnummer] , t.n.v. [A] , 611,25 euro".
[aangever] heeft de betalingen overgemaakt en pdf-bestanden gestuurd als bewijs van overschrijving. Om 21.26 uur kreeg hij weer een berichtje van zijn 'zus' met de volgende gegevens om nogmaals twee betalingen te doen:
- -
" [naam] , IBAN: [rekeningnummer] , t.n.v. [A] , 624,15 euro";
- -
" [naam] , IBAN: [rekeningnummer] , t.n.v. [A] , 402,85 euro".
Deze betalingen heeft hij ook gedaan en wederom pdf-bestanden (de rechtbank begrijpt:) gestuurd als bewijs van betaling. Op 9 maart 2018 kreeg hij weer een berichtje van zijn 'zus'. Ze zei dat ze nog een rekening had gevonden en dat deze rekening voor 12.00 uur betaald moest zijn. [aangever] kreeg de volgende gegevens door: " [naam] , IBAN: [rekeningnummer] , t.n.v. [A] , 1.245,25 euro". Om 09.38 uur heeft hij een pdf-bestand gestuurd als bewijs van betaling. Om 12.23 uur kreeg [aangever] weer een bericht van zijn 'zus' met een verzoek tot betaling met de volgende gegevens: " [naam] , AN: [rekeningnummer] , t.n.v. [A] , 825,15 euro". Om 13.52 uur heeft [aangever] een pdf-bestand gestuurd als bewijs van betaling. Om 14.39 uur kreeg hij wederom het verzoek van zijn 'zus' om twee betalingen te doen met de volgende gegevens:
- -
" [medeverdachte 1] , IBAN: [rekeningnummer] , t.n.v. [A] , 515,05 euro";
- -
" [medeverdachte 1] , IBAN: [rekeningnummer] , t.n.v. [A] , 507,95 euro".
Om 15.34 stuurde hij pdf-bestanden als bewijs van betaling.2
Verdachte heeft, toen hij op 19 maart 2018 aangifte deed van fraude en verduistering van zijn pinpas, verklaard dat hij op 7 maart 2018 aan [medeverdachte 2] heeft gevraagd aan wie [medeverdachte 2] zijn pinpas had gegeven. Op 9 maart 2018 omstreeks 07.00 uur zag verdachte dat hij 7 berichten had ontvangen van [medeverdachte 2] van de vorige avond. Hij las dat hij snel moest reageren omdat er niet gepind kon worden met zijn pinpas. Hij moest zijn pinpas nog activeren. Verdachte heeft dit direct gedaan en dit doorgegeven via WhatsApp aan [medeverdachte 2] . Verdachte vroeg hem of er nog geld op zijn rekening stond en hoeveel dat was. Verdachte zag dat er 1027 euro op mijn rekening stond en schrok daarvan. Hier zat geen of weinig geld van hemzelf bij. Hij stuurde een bericht naar [medeverdachte 2] met het bedrag. [medeverdachte 2] stuurde hem een foto van een bankpas met de vraag of hij 520 euro naar [rekeningnummer] op naam van [B] wilde overmaken. Verdachte heeft dit overgemaakt. [medeverdachte 2] vroeg hoeveel geld hij op een dag kon opnemen. Verdachte zei dat het 250 euro was. Verdachte las dat [medeverdachte 2] zei dat de rest van het geld op zijn rekening dezelfde dag en de dag erna (zaterdag 10 maart 2018) gepind zou worden. Omstreeks 09.00 uur was verdachte op school en stuurde hij [medeverdachte 2] een WhatsApp bericht. [medeverdachte 2] vroeg of er al gepind was. Verdachte zag dat er 250 euro was gepind. Hij ging naar de aula om verdachte te laten zien dat er gepind was en hij zag dat [medeverdachte 2] hiervan een foto maakte via Snapchat. Om 20.15 uur zag hij dat er nog meer geld gestort was en er ook weer af gepind was. Op 14 maart 2018 is [medeverdachte 3] langsgekomen en zag verdachte dat [medeverdachte 3] zijn pinpas teruggaf aan zijn vader.3
Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat bij de aangifte van verdachte enkele bankafschriften waren gevoegd van zijn rekening [rekeningnummer] . Hij zag dat er op 9 maart 2018 bedragen van 402,85 en 624,15 euro waren bij geschreven afkomstig van de heer [aangever] met rekeningnummer [rekeningnummer] en dat diezelfde dag de volgende bedragen waren afgeschreven:
- -
een bedrag van 520,00 euro via internet bankieren naar [rekeningnummer] . Deze overschrijving betreft de overschrijving naar [B] zoals omschreven in de aangifte van verdachte;
- -
een bedrag van 250 euro op 9 maart 2018, omstreeks 08.37 uur bij een ING bank geldautomaat aan het Noordeinde te Almere.
[verbalisant] zag dat er vervolgens op 9 maart 2018 op de rekening een bedrag van 825,15 euro werd bij geschreven afkomstig van de heer [aangever] met rekeningnummer [rekeningnummer] en dat diezelfde dag is afgeschreven:
- -
een bedrag van 200,50 euro op 9 maart 2018, omstreeks 14.01 uur, bij een betaalautomaat bij de MH SHOP 1 in Hilversum;
- -
een bedrag van 400,50 euro op 9 maart 2018, omstreeks 14.08 uur, bij een betaalautomaat bij de MH SHOP 2 in Hilversum;
- -
een bedrag van 105 euro op 9 maart 2018, omstreeks 14.19 uur, bij een betaalautomaat bij [winkel] in Hilversum;
- -
een bedrag van 89,97 euro op 9 maart 2018, omstreeks 14.21 uur bij een betaalautomaat bij GM609 in Hilversum;
- -
een bedrag van 250 euro op 9 maart 2018, omstreeks 08.37 uur bij ING geldautomaat aan het Noordeinde in Almere;
- -
een bedrag van 250 euro op 9 maart 2018, omstreeks 08.40 uur bij een geldautomaat van de ABN Amro in Almere.4
[medeverdachte 2] heeft op 16 juli 2018 verklaard dat hij ongeveer drie maanden eerder de pinpas van [verdachte] onder zich heeft gehad. [medeverdachte 3] had gevraagd of hij zijn pinpas mocht lenen omdat hij zelf geen pinpas had en hij geld moest storten. [medeverdachte 2] liet weten dat hij die dag zijn pas niet bij zich had. [medeverdachte 3] vroeg of hij [verdachte] wilde vragen of hij zijn pas mocht lenen. [medeverdachte 2] heeft vervolgens de pas van [verdachte] naar [medeverdachte 3] gebracht. De volgende dag vroeg [medeverdachte 3] wat [verdachte] zijn limiet was, of [verdachte] internetbankieren had om over te maken en nog meer vragen. Toen heeft [medeverdachte 2] een screenshot van zijn vragen op snapchat gemaakt en doorgestuurd naar [verdachte] . [medeverdachte 3] stuurde een foto van een pas van [B] naar hem en hij zei dat [verdachte] het geld moest overmaken naar die pas omdat zijn limiet niet hoog genoeg was. Toen heeft [medeverdachte 2] dat doorgestuurd naar [verdachte] .5
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte zijn pinpas en zijn pincode heeft afgegeven op verzoek van zijn vriend, een van de medeverdachten. Het is mogelijk dat dit, zoals verdachte zegt, in goed vertrouwen is gegaan. Vervolgens zag hij dat er een bedrag van € 1.027,00 op zijn rekening terecht was gekomen en werd hem gevraagd een flink deel van dit geld over te maken naar een voor hem onbekend persoon. Het betoog van de officier van justitie dat moet worden aangenomen dat verdachte met deze handeling opzet - in voorwaardelijke zin - had op het medeplegen van witwassen, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Wel is de rechtbank van oordeel dat op verdachte in de gegeven omstandigheden een onderzoeksplicht rustte ten aanzien van de herkomst van het geld. Door geen navraag te doen, maar het gevraagde bedrag over te maken en te laten gebeuren dat er meer geld werd gestort en opgenomen heeft verdachte met grove en aanmerkelijke onvoorzichtigheid gehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake van schuldwitwassen. Gelet op de rol en de bijdrage van verdachte (die medeplichtigheid te boven gaan) is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 2] , zodat ook het ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen.
11 BESLISSING
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het in rubriek 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf van 30 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 15 dagen jeugddetentie;
- -
wijst de vordering van [aangever] toe tot een bedrag van € 1.852,15, zijnde een vergoeding voor materiële schade;
- -
verklaart [aangever] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- -
veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [aangever] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 1.027,00 vanaf 8 maart 2018 en over het bedrag van € 825,15 vanaf 9 maart 2018, tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- -
legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat
€ 1.852,15 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van
€ 1.027,00 vanaf 8 maart 2018 en over het bedrag van € 825,15 vanaf 9 maart 2018, tot de dag van volledige betaling;
- -
bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan [aangever] dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- -
veroordeelt verdachte ook in de kosten door [aangever] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. R.B. Eigeman en D.S. Terporten-Hop, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Campmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juni 2020.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primair:
hij, op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 31 maart 2018 te Almere en/of Hilversum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meermalen (telkens) een voorwerp, te
weten een of meerdere geldbedragen van (in totaal) € 1852,15, althans enig geldbedrag, heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een of meerdere geldbedragen van (in totaal) € 1852,15, althans enig
geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair:
een of meer onbekend gebleven personen, op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 31 maart 2018 te Almere en/of Hilversum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, een of meermalen (telkens) een
voorwerp, te weten een of meerdere geldbedragen van (in totaal) € 1852,15, althans enig geldbedrag, heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp te weten een of meerdere geldbedragen van (in totaal) € 1852,15, althans enig geldbedrag, gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl deze onbekend gebleven personen (telkens) wisten, althans redelijkerwijs moesten vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddelijk of middelijk - afkomstig was uit enig misdrijf, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 31 maart 2018 te Almere en/of Hilversum, althans in Nederland, een of meermalen (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven personen, (telkens) (toegang tot) zijn bankrekening en/of pinpas en/of pincode mee te geven en/of ter beschikking te stellen en/of een of meerdere (voornoemde) geldbedragen over te maken naar een andere bankrekening en/of de te besteden daglimiet van zijn bankrekening aan
te passen.