2.5.
[G] heeft de vragen van partijen in een (concept)rapport van 25 november 2015 beantwoord. In dat rapport staat onder meer het volgende:
“(…)
Vraag 1:
Werd mevrouw [X] behandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot kan worden verwacht en werd zij volgens de professionele standaarden behandeld?
Het geheel van de casus overziend kan men stellen dat een behandeling heeft plaatsgevonden volgens de professionele standaarden. Jammer kan genoemd worden dat alle afspraken wat aan de late kant gemaakt zijn.
Was er in het kader van de medische voorgeschiedenis een verhoogde kans op hartafwijkingen?
Zo ja, had deze verhoogde kans volgens u reden moeten zijn om meer of ander onderzoek te (laten) verrichten?
Het gebruik van SSRI medicatie geeft een verhoogde kans van maximaal 1,5% op hartafwijkingen, m.n. septale defecten (…)
Zoals in de richtlijn wordt aanbevolen zou idealiter in een preconceptioneel gesprek alle pro’s en con’s besproken moeten zijn met cliënte. Echter dit gesprek heeft niet plaatsgevonden omdat ze al zwanger bleek hij het eerste contact met de gynaecoloog in het Flevoziekenhuis. (…)
Het is dan ook jammer dat noch huisarts, noch behandelend psychiater cliënte eerder op deze mogelijkheid hebben gewezen en geen verwijzing vóór de zwangerschap naar een POP-poli heeft plaatsgevonden.
Na constatering van de zwangerschap zijn door de behandelend gynaecoloog de vereiste afspraken ingepland, zoals de eerste trimester screening op Downsyndroom (combinatietest (…)) wegens gevorderde maternale leeftijd, een geavanceerd ultrageluid onderzoek (…) bij 18-22 weken (volstaan had kunnen worden met een SEO - structureel echoscopische onderzoek bij 20 weken - zie SSRI richtlijn) en verwijzing naar POP-poli Lucas Andreas ziekenhuis bij 12 weken zwangerschap.
Leverde de op 24 december 2008 echografisch vastgestelde milde ventriculomegalie een verhoogde kans op het bestaan van een hartafwijking op?
Zo ja, had deze verhoogde kans volgens u reden moeten zijn om meer of ander onderzoek te (laten) verrichten?
Het geavanceerd ultrageluid onderzoek dd 24-12-08 waarbij een milde ventriculomegalie (0,99cm) werd vastgesteld zou niet eens als zodanig ventriculomegalie moeten worden benoemd. De ondergrens van (mild) verwijd = 10 - 12 mm (…). Meer valt op dat vermeld wordt dat het ‘hart’ niet geheel is te overzien en rechter ventrikel en arteria pulmonalis niet zijn te beoordelen. De conclusie op het echo-formulier ‘echoscopisch geen cardiale afwijkingen zichtbaar’ is dan ook multi-interpretabel.
Het St Lucas Andreas Ziekenhuis heeft cliënte verwezen naar het Flevoziekenhuis (verwijzing 1). Het Flevoziekenhuis heeft haar uiteindelijk doorverwezen naar de derdelijnsinstelling AMC (verwijzing 2). Waren de verwijzingen 1 en 2 gezien de medische voorgeschiedenis juist en hebben deze tijdig plaatsgevonden.
Verwijzing 1: LucasAndreas Ziekenhuis naar het Flevoziekenhuis. Cliënte werd aanvankelijk verwezen door de fertiliteitspoli van Flevoziekenhuis naar de POP-poli van het LucasAndreas voor een consult mbt SSRI gebruik in de zwangerschap. Zij wordt daar gezien op l5-10-2008 bij een zwangerschapsduur van 12+1 weken. Reeds eerder opgemerkt dat het jammer is dat geen preconceptioneel gesprek heeft plaatsgevonden op de POP-poli. Het initiatief hiervoor had genomen moeten worden door huisarts/psychiater van cliënte.
De adviezen van het LucasAndreas ziekenhuis zijn adequaat en na overleg met het Flevoziekenhuis worden de controles aldaar voortgezet. Dit is geheel conform de SSRI richtlijnen (…).
Verwijzing 2: Flevoziekenhuis naar het AMC.
Deze verwijzing betrof een verwijzing voor een geavanceerd ultrageluid onderzoek n.a.v. verificatie en extra analyse voor vermeende ‘ventriculomegalie, vastgesteld op de echoscopieën dd 24-12-08 en 07-01-09 in het Flevoziekenhuis. Het Flevoziekenhuis is een geautoriseerd (persoonlijke mededeling van collega [E] ) satelliet centrum voor geavanceerd ultrageluid onderzoek van het AMC (…). Na twijfel over en vervolgonderzoek mbt de ventriculomegalie is een doorverwijzing naar het academische centrum terecht. Ongelukkig is wel dat de verwijzing pas plaatsvindt bij een zwangerschapsduur van al 24 weken. Het een en ander is te herleiden tot een late start van het geavanceerd ultrageluid onderzoek in het Flevoziekenhuis bij 22 weken. De resterende tijd tot 24 weken is dan kort en wellicht debet hieraan is dat de onderzoeken plaatsvinden in de Kerst en Oud/Nieuwjaar periode (beperkte mogelijkheden voor maken afspraken?).
Was de afdeling Gynaecologie van het Flevoziekenhuis, onder de gegeven omstandigheden de juiste plaats om de zwangerschap van cliënte in beginsel te begeleiden?
Het Flevoziekenhuis is een 2de lijn ziekenhuis. Volgens de SSRI en zwangerschap richtlijn is er geen reden om begeleiding van de zwangere over te hevelen naar een ander ziekenhuis. Zelfs begeleiding in de eerste lijn had volstaan. (…)
Hadden de behandelende gynaecologen, gezien de medische voorgeschiedenis, een kindercardioloog of andere (para)medische specialist behoren in te schakelen? Zo ja, in welk stadium?
In de begeleiding van de zwangere kan een deelspecialist worden ingeschakeld indien daar een reden voor is (multidisciplinaire begeleiding).
Bij cliënte heeft dit ook plaatsgevonden door verwijzing naar de POP-poli van het LucasAndreas en het onder behandeling/controle blijven van eigen psychiater. Als bij het geavanceerd ultrageluid onderzoek in het Flevoziekenhuis, dan wel in het AMC verdenking op foetale afwijkingen was ontstaan, dan ligt het in de reden een deelspecialist (i.c.: kinderneuroloog, kindercardioloog, klinisch geneticus) in te schakelen. Echter bij de echoscopieën zijn geen afwijkingen gedetecteerd.
Had onder gegeven omstandigheden, de hartafwijking gedurende de prenatale diagnostiek aan het licht behoren te komen? Indien u deze vraag bevestigend beantwoordt, liggen de volgende deelvragen voor.
- had de hartafwijking behoren te worden geconstateerd nav het echografisch onderzoek dat op 24 dec 2008 werd verricht?
- Had de hartafwijking aan het licht behoren te komen in de periode dat het nog mogelijk was om de vrucht te aborteren?
- Zou de hartafwijking indien deze wel zou zijn opgemerkt in combinatie met het geconstateerde vocht in de hersenen van [voornaam van minderjarige] een aanwijzing zijn geweest voor te verwachten afwijkingen? Zo ja, in welke mate?
- De detectiegraad (sensitiviteit) van het echoscopisch onderzoek van foetale hartafwijkingen is helaas niet 100%. (…) Bij een high-risk zwangere (zoals cliënte) in een gespecialiseerd prenataal centrum (à la het AMC) wordt/kan een detectiegraad gehaald
tot 87%
(…) (…).
- Zoals wordt vermeld op de uitslag van het geavanceerd ultrageluid onderzoek dd 24-12-08 wordt een deel van het hart als niet te beoordelen afgegeven. Terecht wordt dit onderzoek herhaald (dd 7‑01-09) waarbij dan geconstateerd wordt dat het hart ‘normaal’ is. Verwijzing naar het AMC vindt plaats voor verdere analyse van de ‘ventriculomegalie’.
Navraag naar opgeslagen beelden van echo’s van cliënte bij het Flevoziekenhuis levert niets op; er zijn geen opgeslagen beelden te traceren.
Dit onderzoek wordt verricht op 09-01-09. Op het anamnese formulier wordt de SSRI medicatie vermeld.
Bij het geavanceerd ultrageluid onderzoek wordt een milde ventriculomegalie geconstateerd (11 mm), waarvoor herhaling bij 32+3 weken. Niet vermeld wordt welk ventrikel als mild verwijd wordt afgegeven. Wel wordt een opgemerkt dat het hier een asymmetrie van de laterale ventrikels betreft, die als meest waarschijnlijk fysiologisch wordt geduid. Bij de 32 weken echoscopie wordt gefocusseerd op de asymmetrie van de laterale ventrikels en is enige vermelding van overige structuren (zoals van het hart) van de foetus niet aanwezig. Dit is overigens volgens de Richtlijn Foetale Echoscopie (…).
(...)
- Indien de hartafwijking bij [voornaam van minderjarige] echoscopisch ontdekt zou zijn, had dit ongetwijfeld geleid tot nader onderzoek, enerzijds tot gespecialiseerd foetaal echocardiografisch onderzoek (met kindercardioloog), counseling door klinisch geneticus en aanbod tot invasieve diagnostiek vruchtwater - onderzoek (…). Hieruit was ongetwijfeld de 1p36 del syndroom naar voren gekomen.
Afhankelijk van het moment van ontdekking (zwangerschapsduur) had dit kunnen leiden tot een TOP (termination of pregnancy) vóór de 24 weken zwangerschap. Bij latere ontdekking (na de 24 weken zwangerschap) zou dit geleid kunnen hebben tot een medisch ethisch beraad, afhankelijk van het verzoek van cliënte (bijvoorbeeld verzoek tot later zwangerschapsafbreking) en de ingeschatte ernst van de geconstateerde afwijkingen. Weliswaar is het 1p36 del syndroom geen letale afwijking en zal men niet snel geneigd zijn een zwangerschapsafbreking na 24 weken honoreren.
Vraag2
Indien u de hoofdvraag onder vraag 1 ontkennend heeft beantwoord kunt u dan aangeven in welk opzicht onzorgvuldig is gehandeld?
Waaruit bestond de tekortkoming? Kunt u dit zo uitvoerig mogelijk beargumenteren.
Tekortkomingen volgens professionele standaarden kunnen uit de bestudering van de casus niet worden vastgesteld.
(…)”.
2.6.
MediRisk heeft met haar brief van 3 maart 2016 aan [G] een toelichting gegeven op het feit dat het geavanceerd ultrageluid onderzoek bij 22 weken heeft plaatsgevonden en dat is verwezen naar het AMC bij 24 weken, met het verzoek dit mee te nemen in de definitieve rapportage. Met het e-mailbericht van 9 maart 2016 heeft (de toenmalige advocaat van) [X] zeven aanvullende vragen gesteld aan [G] .
heeft op de opmerkingen en vragen van partijen op 15 maart 2016 schriftelijk (per e-mail) gereageerd (productie 10 verweerschrift). Zijn reactie was, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…)
Antwoord a: Indien een ventriculomegalie bij de foetus wordt vastgesteld, wordt deze ingedeeld in de categorie mild (10-12 mm), matig (12-15 mm) of ernstig 15 mm). (…)
De vervolgbehandeling zou tweeledig zijn geweest, namelijk aanbod voor amniocentesis (vruchtwateronderzoek) - dus een chromosomaal onderzoek van de foetus. Later gevolgd door een uitgebreid geavanceerd ultrageluid onderzoek naar structurele afwijkingen van de foetus.
Chromosomaal onderzoek is patiënte in het AMC na de eerste echoscopie aldaar aangeboden (9-1-2009). Patiënte heeft daarvan afgezien.
Geavanceerd ultrageluid onderzoek is verricht dd 9-1-2009 en een herhaling op 6-3-2009. Deze echoscopieën hebben geen afwijkingen aan het licht gebracht.
Antwoord b: een milde ventriculomegalie moet leiden tot een geavanceerd ultrageluid onderzoek, inclusief het hart van de foetus. Dit is gebeurd (2x) in het AMC.
(…)
(…) In een prenataal centrum a la het AMC word een detectie graad van 87% voor hartafwijkingen wel gehaald. Maar 87% is geen 100%. Echoscopisch onderzoek is dan ook een inspanningsverplichting en geen resultaatverplichting. Dus een afwijking missen behoort zeker tot de mogelijkheden. De echoscopie die op 24 december 2008 werd verricht in het Flevoziekenhuis, niet een prenataal centrum, maar een satelliet kliniek van het AMC. Deze centra halen zeker niet de 87% voor zo’n gespecialiseerd hartonderzoek van de foetus. Het zou dan ook meer in de reden gelegen hebben als na constatering van een niet te beoordelen hart van de foetus bij 22 weken, patiënte meteen was doorgestuurd voor specialistisch foetaal hartonderzoek naar het AMC. Dit zou dan ook het voordeel hebben gehad dat de echoscopist in het AMC op tijd (vÓÓr de 24 weken zwangerschap) de echoscopie had kunnen verrichten en wellicht nog belangrijker, niet op het verkeerde been zou zijn gezet (nu verwezen voor ventriculomegalie, maar beter zou zijn geweest voor niet te beoordelen hart). De uiteindelijk geconstateerde afwijking (VSD en overrijdende aorta) is geen bijzonder lastige afwijking om te constateren voor een goed opgeleide echoscopist. Maar zoals eerder al gememoreerd, 100% detectie wordt nooit gehaald met echoscopie.
(…)
Dat in het Flevoziekenhuis in de week van 10 december 2008 geen gespecialiseerd echoscopie spreekuur was, is op zijn minst erg ongelukkig. (…) Als dan ook nog blijkt dat patiënte om privé redenen zelf niet op een bepaald tijdstip kan komen, behoort de counseling naar patiënte toe, duidelijk te wijzen op de ontstane risico’s (te late echoscopie, het niet halen van 24 weken grens). Het is dan ook ongelukkig dat de collega in het Flevoziekenhuis patiënte terug besteld nadat vast staat dat er bij de eerste echoscopie op 24 december nog zaken onopgelost zijn. Patiënte is dan al 22 weken zwanger. Eerdere doorverwijzing naar het centrum (AMC) zou in de reden gelegen hebben.
(…)”.
Eerste deelgeschil; terug naar de deskundige.
2.8.
[G] heeft de aanvullende vragen van partijen op 9 augustus 2017 beantwoord. In zijn rapport staat onder meer het volgende:
“(…)
Start GUO-onderzoek
Vraag 1: Bij welke zwangerschapsduur werd in 2008 over het algemeen een GUO verricht?
Het verrichten van een GUO-onderzoek in 2008 vindt in de zwangerschap plaats van week 18-22.
Vraag 2: Was er in het geval van patiënte reden om eerder of later te starten met een GUO?
De verwijzing voor GUO vond plaats op de terechte termijn van 18-22 weken zwangerschap.
Door omstandigheden in het Flevoziekenhuis, t.w. geen GUO-spreekuur op 10/12 bij 20 weken en persoonlijke omstandigheden van mevrouw zelf, t.w. verhinderd op 17/12 om privé redenen bij 21 weken, vindt het GUO-onderzoek pas plaats bij 22 weken zwangerschap.
Bemerkingen:
Het niet hebben van een GUO-spreekuur in een bepaalde week, zou niet mogen kunnen. Vereist bij vergunningverlening tot uitvoeren GUO’s is namelijk dat er minstens 2 gynaecologen in staat moeten zijn dit onderzoek uit te voeren. Deze bepaling is er juist om een week of meer uitval (tijdens vakantie/ziekte) van GUO’s te voorkomen. Indien toch niet mogelijk een spreekuur te houden zouden patiënten doorverwezen moeten worden naar een centrum dat het onderzoek dan wel op dat tijdstip kan verrichten.
Het helpt natuurlijk ook niet als patiënte zelf de week erna het onderzoek afzegt.
Het zou van goede zorg getuigen als men patiënte van tevoren (bij maken afspraak, dan wel bij afzeggen afspraak) zou hebben in gelicht dat hierdoor de tijdspanne erg krap wordt bij eventuele echoscopische bevindingen die voor verwijzing naar een prenataal centrum in aanmerking zouden komen.
Vraag 3: Het Lucas Andreas Ziekenhuis raadde aan om wegens psychofarmacagebruik bij patiënte bij 20 weken een AUG te verrichten zo valt te lezen in de brief van het Lucas Andreas Ziekenhuis d.d. 20 oktober 2008. Acht u deze indicatie juist gelet op de destijds geldende richtlijnen/adviezen?
Deze indicatie is geheel juist, gelet op de destijds geldende richtlijnen/adviezen.
Vraag 4: Bent u van oordeel dat door betrokken zorgverleners medisch onzorgvuldig is gehandeld door de eerste GUO te laten plaatsvinden op 24 december 2008, bij 22 weken zwangerschap? Zou u daarbij rekening willen houden met het feit dat (i) op 17 december 2008 een GUO-spreekuur plaatsvond, maar patiënte die datum verhinderd was in verband met een rechtszaak en (ii) op 31 december 2008 een GUO-spreekuur plaatsvond.
Door allerlei omstandigheden vindt de eerste GUO plaats bij 22 weken. Dit is binnen de toen geldende normen en adviezen en is
geen
medisch onzorgvuldig handelen.
Vraag 5: Wat waren in 2008 over het algemeen redenen voor doorverwijzing van een zwangere naar een prenataal centrum? Waar blijkt dat uit.
Algemene indicaties voor doorverwijzing voor een GUO:
Bij het GUO worden orgaanstructuren, de foetale groei en de hoeveelheid vruchtwater van het kind onderzocht en is het mogelijk in ernst variërende lichamelijke afwijkingen vast te stellen. Er bestaan twee soorten GUO:
• GUO type 1: hiervoor komen zwangeren in aanmerking die op basis van hun anamnese een verhoogde kans hebben op een aangeboren afwijking.
• GUO type 2: hiervoor komen zwangeren in aanmerking bij wie een echoscopist bij het SEO (20 weken echo) of andere echoscopie, een verdenking op een foetale afwijking vindt. Het streven is dat dit onderzoek binnen 3-4 dagen na het SEO/echoscopie wordt uitgevoerd.
Het GUO vindt plaats in een Centrum voor Prenatale Diagnostiek (bijvoorbeeld AMC), dan wel in een zogeheten satelliet centrum, zoals het Flevoziekenhuis.
Patiënte was door het Lucas Andreas verwezen naar het Flevoziekenhuis voor een GUO type 1 op basis van anamnese = in dit geval medicatie (psychofarmaca) gebruik.
Een satellietcentrum verwijst eigenlijk alle zwangeren door naar een centrum voor prenatale diagnostiek (academisch centrum, i.c. AMC) waarbij zij na uitvoeren van de GUO type 1 een vermoeden hebben op een structurele afwijking van de foetus voor nadere analyse en multidisciplinaire begeleiding, zoals klinisch geneticus, kindercardioloog ed.
Het een en ander is vastgelegd in protocollen en (lokale) afspraken.
Vraag 6: Was er in het geval van patiënte reden om van bovengenoemde uitgangspunt af te wijken?
Er was geen enkele reden om in geval van patiënte hiervan af te wijken.
Vraag 7: In hoeverre was het in Nederland in 2008 gebruikelijk om een zwangere vanuit een satellietkliniek waar GUO’s verricht werden door te verwijzen naar een prenataal centrum op basis van een eenmalig niet goed te beoordelen hart zonder verdenking op een congenitale hartafwijking.
Doorsturen van patiënten vanuit de satellietkliniek (Flevoziekenhuis) naar het Centrum voor Prenatale Diagnostiek (AMC) is onderhevig aan lokale afspraken en inschatting van de gynaecoloog over het al of “niet pluis gevoel” bij niet goed te beoordelen hartfiguur bij echoscopisch onderzoek. Een ervaren gynaecoloog zal eerder patiënten zelf terug bestellen, dan een onervaren gynaecoloog, die sneller zal doorsturen. Weliswaar is het terug bestellen van een patiënte wegens niet te boordelen echoscopie
gebruikelijk binnen een paar dagen
en niet over 2 weken zoals hier gebeurd is.
Vraag 8: was er in het geval van patiënte reden om van bovengenoemd uitgangspunt af te wijken?
Er was mijns inziens geen reden om van geldende afspraken af te wijken. Zelfs zou gezien de krappe tijdspanne die nog beschikbaar was voor de grens van 24 weken zwangerschap sneller door verwijzen naar het Centrum voor Prenatale Diagnostiek in de reden hebben gelegen.
Vraag 9: Bent u van mening dat patiënte bij 22 weken doorverwezen had dienen te worden naar het AMC? Zo ja, op basis waarvan bent u die mening toegedaan? En met welke
indicatie had patiënte bij 22 weken naar uw idee doorverwezen dienen te worden?
Ik ben van mening dat patiënte bij 22 weken zwangerschap door verwezen had moeten worden wegens niet te beoordelen hartfiguur. De reden hiervan is de nog krappe tijdspanne beschikbaar voor de grens van 24 weken zwangerschap.
Vraag 10: Bent u van mening dat door de betrokken zorgverleners medisch onzorgvuldig is gehandeld door patiënte op 7 januari 2009 bij 24 weken zwangerschap door te sturen naar het AMC in plaats van op 24 december 2008 bij 22 weken zwangerschap?
Betrokken zorgverleners hadden patiënte eerder (22 weken) door moeten verwijzen naar het AMC. Patiënte terug laten komen pas bij 24 weken zwangerschap en niet binnen een paar dagen, kan gezien worden als medisch onzorgvuldig handelen.
Vraag 11: Bent u van mening dat door de betrokken zorgverleners medisch onzorgvuldig is gehandeld door patiënte op 7 januari 2009 bij 24 weken zwangerschap door te sturen naar het AMC in verband met een verdenking op ventriculomegalie? Zo ja, wat had de indicatie voor doorverwijzing naar uw idee moeten zijn en waarom?
Het doorverwijzen naar het AMC op zich is een juiste actie, echter deze had eerder plaats moeten vinden, namelijk bij 22 weken zwangerschap, wegens niet te beoordelen hartfiguur. De indicatie van door verwijzing op 7 januari 2009 is op zich juist wegens een nieuwe bevinding, namelijk vermeende ventriculomegalie.
Het niet kunnen beoordelen van het hartfiguur van de foetus lijkt volgens de verslaglegging van de echoscopie dd 7-1 -2009 dan geen rol meer te spelen en alleen de vermoede ventriculomegalie baart dan zorgen en is de reden tot doorverwijzing.
Opslaan beeldmateriaal GUO
Vraag 12: Hoe luidden in 2008 de regels voor het opslaan van beelden van een GUO? Zou u daarbij onderscheid willen maken tussen het opslaan van stilstaande en bewegende beelden? Bent u van mening dat in 2008 de NVOG-richtlijn Geavanceerd Ultrageluidsonderzoek versie 1.0 van toepassing was?
De regels voor het GUO-onderzoek luiden eenduidig, namelijk er moeten tenminste relevante doorsneden op stilstaande beelden van de foetus worden opgeslagen, digitaal dan wel hardcopy. Voor opslaan van bewegende beelden zijn geen bindende afspraken d.d. 2008.
Het Flevoziekenhuis als satellietcentrum voor GUO van het AMC valt onder de NVOG-richtlijn Geavanceerd Ultrageluid onderzoek versie 1.0.
Vraag 13: In hoeverre was het in 2008 gebruikelijk om beelden van een GUO op te slaan?
Het opslaan van beelden was niet alleen gebruikelijk maar ook vereist.
Vraag l4: Was er in geval van patiënte reden om van bovengenoemd uitgangspunt af te wijken?
Er is nooit een reden om daarvan af te wijken anders dan door technische malheur (foto-apparaat kapot). Echter daarvan dient duidelijk een aantekening in het verslag te staan als reden waarom geen beelden beschikbaar zijn. Technische malheur speelde toen geen rol in het Flevoziekenhuis. Eerder telefonisch contact met de betrokken gynaecoloog over dit onderwerp bracht ook geen duidelijkheid over de reden waarom de beelden niet (meer) beschikbaar zijn.
Vraag 15: Gelet op de destijds geldende regels en gebruiken, hadden naar uw idee beelden van de GUO van 24 december 2008 en 7 januari 2009 opgeslagen dienen te worden?
De beelden van beide GUO onderzoeken hadden opgeslagen moeten worden (zie antwoord
vraag 14).
Vraag 16: Heeft de betrokken zorgverlener naar uw idee medisch onzorgvuldig gehandeld door geen beelden op te slaan van de GUO van 24 december 2008 en 7 januari 2009? Zou u daarbij acht willen slaan op de NVOG-richtlijn Geavanceerd Ultrageluidonderzoek versie 1.0 en de omstandigheid dat tijdens de GUP van 7 januari 2009 een milde ventriculomegalie (0,99 mm) werd gevonden.
Het verzuimen van opslaan van de beelden van het GUO-onderzoek, anders dan door technische malheur (zie eerder) kan men zien als medisch onzorgvuldig handelen.
Detectiegraad hartafwijking
Vraag 17: U noemt een aantal factoren die de detectiegraad kunnen beïnvloeden. Wegen deze factoren allemaal even zwaar bij het behalen van een bepaalde detectiegraad of kan daar nog onderscheid in worden gemaakt? Graag uw toelichting.
De detectiegraad van afwijkingen van de foetus zijn afhankelijk van het specifieke moment van het onderzoek. Een onervaren echoscopist, zonder adequate training is natuurlijk een groot risico op het missen van een afwijking. Maar een ervaren echoscopist kan worstelen met de habitus(obesitas) van patiënte en niet tot fatsoenlijke afbeeldingen van de foetus in staat zijn. De kwaliteit van de echo-apparatuur speelt natuurlijk ook een rol.
Een onervaren echoscopist met de beschikking over topapparatuur bij een superslanke dame (beide optimale condities) kan veel missen. Omgekeerd, een zeer ervaren echoscopist bij wat gebrekkige omstandigheden (apparatuur/habitus) kan wel een afwijking van de foetus vermoeden, puur op het “niet pluis gevoel”. Dus ervaring is de belangrijkste factor.
Vraag 18: De detectiegraad van 87% die u noemt voor een prenataal centrum, betreft dit een gemiddelde van alle hartafwijkingen? Zo ja, wat is in een prenataal centrum de detectiegraad van de type hartafwijking die postnataal bij [voornaam van minderjarige] is geconstateerd, te weten een malalignment VSD met overrijdende aorta.
De detectiegraad van 87% (82,1 - 92,0%) in een prenataal centrum is het overall cijfer van detectie van foetale hartafwijkingen.
In een prenataal centrum als het AMC zal een VSD met overrijdende aorta in meer dan 90% correct prenataal worden gedetecteerd.
Een studie uitgevoerd in het AMC, VUmc en LUMC laat voor VSD’s (de hartafwijking van [voornaam van minderjarige] valt hier onder) een correcte diagnose zien in 93,4% van de gevallen over de periode 2002-2011. (…)
Vraag 19: Kunt u iets zeggen over de detectiegraad van een malalignment VSD met overrijdende aorta bij een niet prenataal centrum.
Bij een niet-prenataal centrum (zoals het Flevoziekenhuis) zal de detectiegraad van een malalignment VSD met overrijdende aorta veel lager liggen. Dit zal zijn in de orde van 45-50%.”.