In artikel 1:444 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een bewindvoerder jegens de rechthebbende aansprakelijk is, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekortschiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend. Op grond van artikel 1:362 BW, dat ingevolge artikel 1:445 lid 5 BW van overeenkomstige toepassing is bij bewind, kan de kantonrechter ambtshalve de schade vaststellen, die de rechthebbende door het tekortschieten van de bewindvoerder heeft geleden en de bewindvoerder tot vergoeding daarvan veroordelen. In deze procedure moet eerst worden vastgesteld of [bewindvoerder] tekort is geschoten, vervolgens of dit haar toegerekend kan worden en tenslotte of daardoor aantoonbare schade voor rechthebbende is ontstaan.
Uit de brief van [bewindvoerder] van 4 januari 2021 blijkt dat er voor rechthebbende geen zorgtoeslag is aangevraagd, terwijl hierop wel recht bestaat. [bewindvoerder] neemt het standpunt in dat een recht niet persé een plicht inhoudt. Volgens [bewindvoerder] had rechthebbende zo weinig uitgaven tegenover een volledige Wajong-uitkering dat er meer dan voldoende geld was om zijn zorgverzekering te betalen. Rechthebbende is niet benadeeld, omdat het vermogen alleen maar is toegenomen. Voor het jaar 2019 is er wel zorgtoeslag aangevraagd, maar dit is fout gegaan waardoor de zorgtoeslag voor 2019 niet door de Belastingdienst is toegekend.
Naar het oordeel van de kanonrechter behoort tot de primaire taak van de bewindvoerder het optimaliseren van het inkomen van rechthebbende. Dit betekent dat indien rechthebbende recht heeft op toeslagen vanuit de Belastingdienst, van de bewindvoerder mag worden verwacht dat deze toeslagen ook voor rechthebbende worden aangevraagd. De verantwoordelijkheid voor een juiste en tijdige aanvraag ligt bij de bewindvoerder. Het feit dat rechthebbende over voldoende inkomen beschikt om de premie voor de zorgverzekering te betalen en het dat vermogen van rechthebbende is toegenomen doet hieraan niet af. Dit leidt tot het oordeel dat [bewindvoerder] is tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder. Van omstandigheden waardoor dit tekortschieten haar niet kan worden toegerekend is niet gebleken.
Nu is vastgesteld dat [bewindvoerder] is tekortgeschoten in haar zorg als goed bewindvoerder en dit haar ook kan worden toegerekend, dient te worden bepaald of daardoor voor rechthebbende aantoonbare schade is ontstaan.
[bewindvoerder] had ervoor moeten en kunnen zorgdragen dat de zorgtoeslag bij de Belastingdienst werd aangevraagd. [bewindvoerder] heeft dit niet gedaan. Op basis van de brief van 4 januari 2021 van [bewindvoerder] en de gegevens uit de R&V’s over de jaren 2017, 2018 en 2019 acht de kanonrechter het aannemelijk dat indien de zorgtoeslag wel tijdig en juist was aangevraagd deze ook door de Belastingdienst zou zijn toegekend. De kantonrechter berekent de omvang van de schade op basis van gegevens van de Belastingdienst en houdt hierbij rekening met het maximale zorgtoeslag waarop rechthebbende recht zou kunnen hebben.
2017: € 1.066,00
2018: € 1.139,00
2019: € 1.189,00