zaaknummer / rekestnummer: C/16/515152 / HA RK 20-338
Beschikking van 14 juli 2021
in de zaak van
[verzoekster]
,
wonend in [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. Chr.D. de Vos in Assen,
tegen
de naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd in Utrecht,
verweerster,
advocaat mr. L.K. de Haan in Rotterdam.
Partijen worden hierna [verzoekster] en ASR genoemd.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de beschikking van 2 juni 2021 (hierna: de tussenbeschikking),
-
de nadere akte van [verzoekster] van 16 juni 201,
-
de antwoordakte van ASR van 30 juni 2021.
1.2.
Daarna is uitspraak bepaald.
2 De verdere beoordeling
2.1.
Het gaat in dit deelgeschil nu alleen nog over de kosten daarvan. In de eerdere tussenbeschikking zijn de verzoeken van [verzoekster] over het medisch deskundigenbericht afgewezen en de buitengerechtelijke kosten toegewezen. Met betrekking tot de kosten van het deelgeschil is zij in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat zij deze (door DAS aan haar vergoede) kosten op grond van de polisvoorwaarden dient te verhalen op ASR. In dat geval zijn de kosten als haar schade aan te merken en komen ze voor begroting in aanmerking.
2.2.
Met haar nadere akte heeft [verzoekster] dit aangetoond. De kosten zullen daarom worden begroot.
2.3.
Haar advocaat gaat uit van een uurtarief van € 255 (met 6% kantoorkosten en btw) en 30 uren en komt op een bedrag van € 9.811,89 te vermeerderen met het door haar betaalde griffierecht.
2.4.
ASR voert verweer tegen de kostenbegroting en -veroordeling. Op haar standpunt zal hierna worden ingegaan.
2.5.
Er is geen reden om de kosten niet of op nihil te begroten of om ze voor de verzekeraar (DAS) van [verzoekster] te laten, zoals ASR betoogt, want het verzoek van [verzoekster] is niet volstrekt onnodig of onterecht ingediend. Het is alleen (deels) afgewezen. Ook als een verzoek niet wordt toegewezen, moet de rechtbank de kosten van deze deelgeschilprocedure begroten. Dit staat in artikel 1019aa lid 1 Rv. Hoe de kosten moeten worden begroot is geregeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Daaruit volgt dat de rechtbank bij de begroting van de kosten de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets moet gebruiken; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.
2.6.
Met ASR is de rechtbank van oordeel dat aantal bestede uren de dubbele redelijkheidstoets niet kan doorstaan. Met het gehanteerde tarief (€ 255 met 6% kantoorkosten en btw) mag een zekere mate van efficiëntie worden verwacht. De zaak is niet heel eenvoudig, maar rechtvaardigt niet de 30 uur die mr. De Vos in rekening wil brengen. Gelet op de aard van de zaak (bezwaren tegen en interpretatie van de medische rapportage, mede in het licht van de whiplashjurisprudentie) en het gehanteerde tarief begroot de rechtbank de redelijke kosten voor het opstellen van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak op 20 uren x € 255 exclusief btw en 6% kantoorkosten, dus op € 6.541,26 inclusief btw en kantoorkosten. Daar moet het griffierecht van € 304 dat [verzoekster] aan de rechtbank heeft moeten betalen nog bij opgeteld worden.
2.7.
Deze kosten komen ook voor vergoeding in aanmerking wanneer uiteindelijk niet komt vast te staan dat bepaalde schade is geleden. In het feit dat de aan [verzoekster] vergoede schade niet meer in verhouding staat tot het totaal aan buitengerechtelijke kosten, ziet de rechtbank op zichzelf geen aanleiding om de kosten op nihil te stellen.
2.8.
Dat de uitkomst van dit deelgeschil betekent dat het causaal van verband tussen haar pijnklachten en het ongeval niet vast is komen te staan, is ook geen reden om ASR niet in de kosten te veroordelen. Haar aansprakelijkheid voor het ongeval staat vast en zij zal daarom zoals verzocht tot betaling van de kosten van dit deelgeschil worden veroordeeld.
3 De beslissing
De rechtbank
3.1.
begroot de kosten van dit deelgeschil op € 6.541,26 (inclusief btw en kantoorkosten) te vermeerderen met het door [verzoekster] betaalde griffierecht van € 304 en veroordeelt ASR tot betaling daarvan;
3.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. The-Kouwenhoven en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2021.1