[verweerder] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijke veroordeling van [verzoekers] tot het volgende:
€ 1.000,- per dag met een maximum van € 50.000,- voor elke dag na betekening van de beschikking dat [verzoekers] niet aan de beschikking voldoet.
om aan [verweerder] te voldoen het over de periode van 2 november tot en met 30 november 2020 (= periode 12), over de periode 1 december tot en met 29 december 2020 (periode 13) en over de periode 30 december 2020 tot en met 27 januari 2021 (periode 1) achterstallige salaris ad € 14,26 bruto per uur tegen 22 uur per week, vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, vermeerderd met wettelijke rente, gerekend vanaf de dag van opeisbaarheid van het salaris, en wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van maximaal 50% wegens vertraging over het aan hem toekomende loon;
om – indien de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden - aan [verweerder] per vier weken te blijven voldoen het vanaf 28 januari 2021 verschuldigde salaris ad € 14,26 bruto per uur tegen gemiddeld 22 uur per week, vermeerderd met alle emolumenten, waaronder vakantietoeslag, tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn, bij niet tijdige voldoening vermeerderd met wettelijke rente, gerekend vanaf de dag van opeisbaarheid van het salaris, en de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van maximaal 50% wegens vertraging over het aan hem toekomende loon;
om aan [verweerder] te blijven verstrekken de salarisspecificaties op basis van Chauffeur I in de zin van de cao vanaf 2 november 2020 tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig geëindigd zal zijn, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,- voor elke dag na betekening van de beschikking dat [verzoekers] niet voldoet aan de beschikking;
om binnen zeven dagen na het in deze te wijzen beschikking aan [verweerder] – uit hoofde van de functie van Chauffeur I in de zin van de Cao primair te betalen een bedrag van € 32.843,73 bruto, bestaande uit achterstallig salaris en bedrijfskledingvergoeding ad € 20.310,76, 8% vakantiegeld, zijnde een bedrag van € 1.585,06 en een bedrag van primair € 10.947,91 ten titel van 50% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, althans subsidiair – uit hoofde van de functie van Bezorger in de zin van de Cao - te betalen een bedrag van € 9.452,83 bruto, bestaande uit achterstallig salaris, vermeerderd met 8% vakantiegeld, zijnde een bedrag van € 752,23, vermeerderd met een bedrag van € 5.104,53 ten titel van 50% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
om binnen zeven dagen na de in deze te wijzen beschikking over het achterstallige salaris en vakantiegeld, primair een bedrag van € 20.076,76 (uit hoofde van functie Chauffeur I) althans subsidiair een bedrag van € 10.205,06 (uit hoofde van functie Bezorger), aan het bedrijfstakpensioenfonds voor het Bakkersbedrijf de achterstallige pensioenpremie ten behoeve van [verweerder] in te leggen, vermeerderd met verhogingen en boetes, ter herstel van het door het achterstallige salaris ten laste van [verweerder] ontstane pensioengat, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,- voor elke dag na betekening van de beschikking dat [verzoekers] niet voldoet aan de beschikking;
om binnen veertien dagen na de in deze te wijzen beschikking gecorrigeerde salarisspecificaties vanaf 19 mei 2014 tot de dag dat arbeidsovereenkomst voortduurt aan [verweerder] te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,- voor elke dag na betekening van de beschikking dat [verzoekers] niet aan de beschikking voldoet;
om – meest subsidiair - een loonbureau opdracht te geven tot binnen veertien dagen na de in deze te wijzen beschikking opstellen van een inzichtelijke berekening van het sinds 19 mei 2014 achterstallige salaris, vermeerderd met 50% wettelijke verhoging en wettelijke rente over het vanaf 19 mei 2014 tot en met 27 januari 2021 per vier weken achterstallige salaris, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 100,- per dag met een maximum van € 10.000,- voor elke dag na betekening van de beschikking dat [verzoekers] niet aan de beschikking voldoet;
tot betaling van een schadevergoeding van € 15.000,00 bruto op grond van artikel 7:611 BW wegens het schenden van het goed werkgeverschap,
in de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de in deze te wijzen beschikking en eveneens vermeerderd met nakosten voor een bedrag van € 131,00 dan wel, indien betekening plaatsvindt, van € 199,00.