Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2022:2152

Rechtbank Midden-Nederland
02-06-2022
15-08-2022
9734136 UE VERZ 22-65
Arbeidsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Ontbinding arbeidsovereenkomst op de h-grond.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2022-0924
JAR 2022/220
JIN 2022/160 met annotatie van Lacasa, M.A.
Sdu Nieuws Arbeidsrecht 2022/362
VAAN-AR-Updates.nl 2022-0924

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 9734136 UE VERZ 22-65 MS/1270

Vonnis van 2 juni 2022

inzake

de besloten vennootschap

[verzoekster] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verder ook te noemen [verzoekster] ,

verzoekende partij,

gemachtigde: mr. A.J.S. van Popering-Kalkman,

tegen:

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder ook te noemen mevrouw [achternaam] ,

verwerende partij,

gemachtigde: mr. J. Niggelie.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

[verzoekster] heeft een verzoekschrift met producties ingediend, dat op 4 maart 2022 door de rechtbank is ontvangen. Mevrouw [achternaam] heeft een verweerschrift met producties ingediend. [verzoekster] heeft nog nadere producties ingediend.

1.2.

Op 21 april 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar namens [verzoekster] zijn verschenen de heer [A] , directeur-eigenaar van [verzoekster] , de heer [B] , manager Stafdiensten bij [verzoekster] , mevrouw [C] , HR-manager bij [verzoekster] en mr. Van Popering-Kalkman, gemachtigde van [verzoekster] . Mevrouw [achternaam] is verschenen met haar gemachtigde mr. Niggelie. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, waarbij de gemachtigde van [verzoekster] gebruik heeft gemaakt van pleitaantekeningen. Partijen hebben op elkaars standpunten kunnen reageren en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat in deze zaak uitspraak zal worden gedaan.

2 De voorgeschiedenis

2.1.

[verzoekster] houdt zich bezig met [.] . Aan de opdrachten die zij uitvoert gaat vaak een aanbestedingsprocedure vooraf.

2.2.

Mevrouw [achternaam] , geboren op [geboortedatum] 1982, is sinds 18 juli 2016 in dienst van [verzoekster] als administratief medewerkster. Zij verricht haar werkzaamheden op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 16,5 uur per week. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Groen, Grond en Infrastructuur (hierna: de cao) van toepassing. Deze cao is algemeen verbindend verklaard. Het loon van mevrouw [achternaam] bedraagt € 1.373,63 bruto per vier weken, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.

2.3.

De echtgenoot van mevrouw [achternaam] , de heer [achternaam] , is meer dan 25 jaar werkzaam geweest voor [verzoekster] . Hij werkte laatstelijk als projectleider en maakte deel uit van het Management Team. De heer [achternaam] heeft zijn arbeidsovereenkomst met [verzoekster] per 1 maart 2021 beëindigd. Volgens [verzoekster] was de oorzaak hiervan (mede) gelegen in een arbeidsconflict, maar dit wordt door mevrouw [achternaam] ontkend. In de aanloop naar deze beëindiging heeft [verzoekster] het thuiswerkaccount van de heer en mevrouw [achternaam] stopgezet. De heer [achternaam] is na de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij [onderneming 1] , een concurrent van [verzoekster] . [verzoekster] heeft het thuiswerkaccount van mevrouw [achternaam] daarom geblokkeerd gelaten.

2.4.

Op 8 november 2021 heeft mevrouw [achternaam] tijdens een werkoverleg van de afdeling administratie gevraagd of zij evenals haar collega’s mocht thuiswerken. Volgens [verzoekster] heeft zij daarbij aangegeven dat ze na het vertrek van haar man het gevoel had dat ze niet meer werd vertrouwd door de leiding van [verzoekster] en gezegd dat ze maar om zich heen zou moeten gaan kijken. Mevrouw [achternaam] erkent dat zij gevraagd heeft of zij thuis mocht werken, maar ontkent dat zij gevraagd heeft om het vertrouwen in haar uit te spreken en dat zij gezegd heeft dat zij de organisatie anders zou verlaten.

2.5.

[verzoekster] stelt dat de heer [A] na dit werkoverleg nog een gesprek heeft gehad met mevrouw [achternaam] en dat zij in dit gesprek heeft herhaald wat zij in het werkoverleg heeft gezegd.

2.6.

[verzoekster] heeft mevrouw [achternaam] tijdens een gesprek op 21 december 2021 een beëindigingsvoorstel gedaan. Partijen hebben met elkaar over dit voorstel gecorrespondeerd, maar zijn niet tot overeenstemming gekomen.

3 Het geschil

het verzoek

3.1.

[verzoekster] verzoekt op grond van het bepaalde in artikel 7:671b lid 1 onder a en artikel 7:669 lid 3 sub h, g en i van het Burgerlijk Wetboek (BW) om ontbinding van de arbeidsovereenkomst van partijen op de kortst mogelijke termijn met toekenning aan mevrouw [achternaam] van de transitievergoeding.

het verweer en het tegenverzoek

3.2.

Mevrouw [achternaam] voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat er geen redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst bestaat en verzoekt primair het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen met veroordeling van [verzoekster] tot het publiceren van een rectificatie.

3.3.

Voor het geval de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden, verzoekt mevrouw [achternaam] bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. [verzoekster] te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding ter hoogte van € 3.728,85 bruto;

II. [verzoekster] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 55.000,-- bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag;

III. [verzoekster] op grond van artikel 7:699 lid 3 sub i BW te veroordelen tot betaling van een cumulatievergoeding ter hoogte van € 1.864,43 bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen bedrag;

IV. bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de geldende opzegtermijn van zes maanden zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van de ontbindingsbeschikking;

V. [verzoekster] te veroordelen om uiterlijk binnen een maand na de einddatum onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke specificatie een correcte eindafrekening te betalen, bestaande uit het resterende salaris, de tot de einddatum opgebouwde vakantietoeslag, eindejaarsuitkering (naar rato), de opgebouwde en niet-genoten vakantiedagen alsmede de ADV-dagen, een en ander conform productie 13 van de kant van mevrouw [achternaam] ;

VI. [verzoekster] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde vergoedingen tot aan de dag van algehele voldoening;

met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten en de nakosten.

3.4.

[verzoekster] heeft hiertegen verweer gevoerd.

4 De beoordeling

inleiding

4.1.

Uitgangspunt bij de beoordeling van het verzoek van [verzoekster] is dat de werkgever op grond van het bepaalde in artikel 7:671b BW de kantonrechter kan verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van een redelijke grond. [verzoekster] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van primair ‘andere dan de in artikel 7:669 lid 3 sub a tot en met g genoemde omstandigheden die zodanig zijn dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren’, subsidiair een verstoorde arbeidsverhouding en meer subsidiair de combinatiegrond in de zin van artikel 7:671b lid 1, aanhef en onder a BW juncto artikel 669 lid 3, aanhef en onder h, g en i BW. Op grond van artikel 7:671b lid 2 BW dient de kantonrechter te onderzoeken of aan de voorwaarden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst is voldaan en - daarmee - of er sprake is van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

4.2.

Ingevolge het bepaalde in artikel 7:671b lid 2 BW is onderzocht of een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 BW of enig ander opzegverbod geldt. Dit is niet het geval.

de onderbouwing van het ontbindingsverzoek op de h-grond

4.3.

[verzoekster] stelt ter onderbouwing van dit verzoek dat de heer [achternaam] zijn arbeidsovereenkomst met [verzoekster] vanwege een arbeidsconflict heeft beëindigd. [verzoekster] had de heer [achternaam] uitgenodigd voor overleg over opvolging van de heer [A] in het bedrijf - overname van de aandelen en de directiefunctie - maar dit overleg is gestrand. De zoon van de heer [A] bleek geïnteresseerd in het bedrijf, en is intussen daarin ook werkzaam, waardoor het perspectief voor de heer [achternaam] als opvolger in het bedrijf is verdwenen. Volgens [verzoekster] heeft dit tot spanningen in de arbeidsrelatie met de heer [achternaam] geleid en heeft deze het bedrijf daarom verlaten. De heer [achternaam] is overgestapt naar een concurrent van [verzoekster] . [verzoekster] heeft de arbeidsovereenkomst met mevrouw [achternaam] na het vertrek van de heer [achternaam] en zijn indiensttreding bij een concurrent voortgezet, omdat zij mevrouw [achternaam] daar niet de consequenties van wilde laten ondervinden. [verzoekster] hoopte dat zij haar belangen voldoende kon bewaken door het thuiswerkaccount van mevrouw [achternaam] geblokkeerd te houden en de interne toegang tot een deel van de projectinformatie voor haar te beperken. Er bleek, aldus [verzoekster] , na het vertrek van de heer [achternaam] echter sprake van de spreekwoordelijke ‘olifant in de kamer’. Omdat de heer [achternaam] bij een concurrent van [verzoekster] is gaan werken, is bij collega’s van mevrouw [achternaam] grote terughoudendheid ontstaan om in aanwezigheid van mevrouw [achternaam] bedrijfsinformatie uit te wisselen. Mevrouw [achternaam] zal het ongemak rondom haar hebben opgemerkt, nu zij meerdere malen heeft aangegeven dat zij wil dat vertrouwen in haar wordt uitgesproken en dat haar thuiswerkaccount wordt hersteld. Zo niet, dan zou zij uitkijken naar wat anders. [verzoekster] stelt dat van haar niet verlangd kan worden om het thuiswerkaccount van mevrouw [achternaam] te herstellen omdat [verzoekster] er belang bij heeft om - gezien de werkzaamheden van de heer [achternaam] bij een rechtstreekse concurrent - bedrijfsinformatie af te schermen. Mevrouw [achternaam] heeft in haar functie toegang tot informatie van [verzoekster] over inkooprelaties, inkoopprijzen, verkoopprijzen, verkooprelaties en meer in het algemeen het financiële reilen en zeilen van het bedrijf. Het risico bestaat dat deze informatie - mogelijk onbedoeld - terechtkomt bij de heer [achternaam] c.q. de concurrent van [verzoekster] . Bij [verzoekster] voelt men zich niet langer vrij om vertrouwelijke zaken te bespreken in aanwezigheid van mevrouw [achternaam] . Er is daardoor een onwerkbare situatie ontstaan, wat mevrouw [achternaam] zelf ook heeft geconstateerd nu zij heeft aangegeven beter naar wat anders te kunnen gaan uitkijken, maar partijen slagen er niet in om afspraken te maken over beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De beschreven problematiek is onoplosbaar omdat partijen geen invloed hebben op de werkkring van de heer [achternaam] en omdat wat in het verleden is gepasseerd in de verhouding tussen [verzoekster] en de heer [achternaam] niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Herplaatsing van mevrouw [achternaam] ligt niet in de rede omdat er binnen [verzoekster] geen andere passende functies voor haar zijn.

het verweer

4.4.

Mevrouw [achternaam] stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een onhoudbare situatie die ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de h-grond rechtvaardigt. Zij betwist dat er tussen [verzoekster] en haar echtgenoot sprake was van een arbeidsconflict. Zij wijst er in dit verband op dat het aanvankelijk voor [verzoekster] ook geen probleem was dat zij bij [verzoekster] bleef werken terwijl haar echtgenoot bij een concurrent in dienst was getreden. Zij heeft haar werkzaamheden bij [verzoekster] met plezier, naar wederzijdse tevredenheid en op gebruikelijke wijze voortgezet en er hebben zich geen incidenten voorgedaan. Mevrouw [achternaam] stelt voorts dat zij formeel in dienst is bij [verzoekster] , maar dat zij haar werkzaamheden feitelijk voor zusteronderneming [onderneming 2] B.V. (hierna: [onderneming 2] ) verricht. [onderneming 2] houdt zich voornamelijk bezig met [..] . Zij houdt zich daar bezig met het inboeken van facturen en heeft geen toegang tot verkoopfacturen, omzetcijfers en informatie over de financiële positie van [verzoekster] of [onderneming 2] . Zij heeft ook geen toegang tot (concurrentiegevoelige) informatie over aanbestedingen en is ook niet op de hoogte van inschrijfbedragen, waarbij zij opmerkt dat [onderneming 2] zelf geen aanbestedingen doet. Op de plek in het bedrijf waar zij werkt wordt geen concurrentiegevoelige informatie uitgewisseld en belangrijke gesprekken vinden achter gesloten deuren dan wel in een vrijstaande vergaderkeet plaats. Mevrouw [achternaam] ontkent dat rondom haar persoon sprake is van enig ongemak of een gespannen sfeer. Mocht dit al het geval zijn geweest, dan had het op de weg van [verzoekster] gelegen om dit bespreekbaar te maken en met haar te werken aan een oplossing. Dit heeft [verzoekster] echter niet gedaan. Mevrouw [achternaam] wijst er verder op dat het vaker voorkomt dat twee werknemers een relatie hebben en dat één van hen het bedrijf verlaat om bij een concurrent in dienst te treden. Als om deze reden de arbeidsovereenkomst van de achterblijvende werknemer ontbonden zou kunnen worden, zou hiermee in strijd met het gesloten ontslagstelsel een nieuwe ontbindingsgrond in het leven worden geroepen. Er zou in het geval van mevrouw [achternaam] bovendien inbreuk worden gemaakt op haar recht op eerbiediging van haar persoonlijke levenssfeer zoals bedoeld in artikel 8 EVRM.

het verzoek om ontbinding op de h-grond wordt toegewezen

4.5.

Partijen zijn het er niet over eens of tussen [verzoekster] en de heer [achternaam] sprake was van een arbeidsconflict. Partijen zijn het er wel over eens dat het de bedoeling was dat de heer [achternaam] de aandelen in [verzoekster] zou overnemen en dat hij de heer [A] in het bedrijf zou opvolgen. [verzoekster] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat bij de overnamebesprekingen een overnamespecialist was betrokken en de aandelen in het bedrijf al waren gewaardeerd. Van een overname is het echter niet gekomen. [verzoekster] heeft besloten dat zoon [D] het bedrijf zou voortzetten. Dit heeft volgens [verzoekster] tot spanningen in de relatie met de heer [achternaam] geleid. Volgens mevrouw [achternaam] is dit niet zo, wat volgens haar blijkt uit het feit dat haar echtgenoot na zijn dienstverband bij [verzoekster] als zelfstandige nog van 1 maart 2021 tot 1 mei 2021 werk voor [verzoekster] heeft verricht. [verzoekster] stelt dit in een ander daglicht: de heer [achternaam] weigerde nadat hij zijn dienstverband had opgezegd de projecten die hij onder zich had aan [verzoekster] over te dragen en daarover alle gegevens te verschaffen. Daardoor voelde [verzoekster] zich gedwongen om de heer [achternaam] opdracht te geven tegen betaling van € 50.000,-- de projecten en alle bijbehorende gegevens aan haar over te dragen zodat zij de projecten zelfstandig zou kunnen afmaken. Zij heeft dit bedrag ook aan de heer [achternaam] betaald. Hoe dit een en ander ook precies zit, de kantonrechter gaat er gelet op de misgelopen overnamebesprekingen vanuit dat de relatie met de heer [achternaam] onder druk is komen te staan en dat het minder aannemelijk is dat [verzoekster] en de heer [achternaam] als louter vrienden uit elkaar zijn gegaan. Er is ook uit niets gebleken dat [verzoekster] en de heer [achternaam] nog vriendschappelijke banden met elkaar onderhouden.

4.6.

De kantonrechter acht het gezien het bovenstaande begrijpelijk dat bij [verzoekster] de zorg leeft dat concurrentiegevoelige informatie mogelijk onbedoeld via mevrouw [achternaam] bij de heer [achternaam] terechtkomt. [verzoekster] heeft in dit verband uitgelegd dat ogenschijnlijk geringe informatie voor de heer [achternaam] , in dienst bij een concurrent, al betekenisvol kan zijn. Als voorbeeld heeft [verzoekster] gegeven dat de aankoop van een elektrische graafmachine een aanwijzing kan zijn dat [verzoekster] heeft ingeschreven of van plan is in te schrijven op een aanbesteding waarin het gebruik van een dergelijke machine als eis is opgenomen. Mevrouw [achternaam] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat haar echtgenoot bij [onderneming 1] evenals hij dat bij [verzoekster] was als projectleider werkzaam is en zij heeft niet betwist dat [onderneming 1] een rechtstreekse concurrent van [verzoekster] is.

4.7.

[verzoekster] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat mevrouw [achternaam] toegang heeft tot zowel de administratie van het bedrijf als de calculatie en de werkvoorbereiding en dat zij in de praktijk voor beide vennootschappen ( [verzoekster] en [onderneming 2] ) werkt. Volgens [verzoekster] bevatten de inkoopfacturen van [onderneming 2] die mevrouw [achternaam] inboekt op zichzelf al bedrijfsinformatie die voor een concurrent van belang kan zijn. Het is [verzoekster] opgevallen dat zij [onderneming 1] na de overstap van de heer [achternaam] steeds vaker tegenkomt bij aanbestedingen waarop [onderneming 1] eerst niet inschreef. [verzoekster] heeft voorts - aan de hand van foto’s - toegelicht dat zij gehuisvest is in het voormalige woonhuis van de familie [achternaam van A en D] en dat er tegen dit woonhuis een aantal keten is geplaatst. Het is, aldus [verzoekster] , niet doenbaar om vertrouwelijk overleg altijd buiten het zicht of gehoor van mevrouw [achternaam] te hebben.

4.8.

Mevrouw [achternaam] betwist dat zij toegang heeft tot alle door [verzoekster] genoemde informatie. Bovendien zou [verzoekster] het geautomatiseerde systeem zo kunnen instellen dat vertrouwelijke informatie voor mevrouw [achternaam] niet zichtbaar is. Ook kan volgens haar vertrouwelijk overleg achter gesloten deuren plaatsvinden.

4.9.

De kantonrechter heeft geen aanleiding om aan de integriteit of betrouwbaarheid van mevrouw [achternaam] te twijfelen. Ook [verzoekster] heeft uitgesproken dat de betrouwbaarheid van mevrouw [achternaam] niet ter discussie staat. Waar het echter om gaat is dat bedrijfsinformatie van [verzoekster] via mevrouw [achternaam] onbedoeld bij de heer [achternaam] kan komen die, dat is de werkelijkheid, in een leidinggevende functie bij een concurrent van [verzoekster] werkt en dat deze beide bedrijven dezelfde (soorten) klanten bedienen. Hierbij speelt mee, zoals hierboven al is overwogen, dat ervan wordt uitgegaan dat [verzoekster] en de heer [achternaam] niet als vrienden uit elkaar zijn gegaan zodat de vrees dat de heer [achternaam] in het wel en wee van [verzoekster] geïnteresseerd zal blijven niet ondenkbeeldig is. De kantonrechter acht deze vrees daarom niet onbegrijpelijk.

4.10.

De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat van [verzoekster] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met mevrouw [achternaam] te laten voortduren. Herplaatsing van mevrouw [achternaam] in een andere functie bij [verzoekster] ligt gelet op de aard van de problematiek niet in de rede. Van andere passende functies bij [verzoekster] is ook niet gebleken (mevrouw [achternaam] heeft daar ook geen suggesties voor gedaan). Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op de h-grond zal worden ontbonden.

4.11.

Tot slot: anders dan mevrouw [achternaam] meent, levert ontbinding van de arbeidsovereenkomst geen inbreuk op in haar persoonlijke levenssfeer zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. Het is niet het huwelijk van de heer en mevrouw [achternaam] dat voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst de aanleiding vormt maar de samenloop van omstandigheden die hierboven aan de orde is gekomen. Dat wil zeggen de omstandigheden waaronder [verzoekster] en de heer [achternaam] uit elkaar zijn gegaan, het gegeven dat [verzoekster] en [onderneming 1] concurrerende bedrijven zijn die zich op dezelfde (soorten) klanten richten en de vrees dat bedrijfsinformatie onbedoeld in andere handen komt.

datum ontbinding

4.12.

Omdat het verzoek tot ontbinding wordt ingewilligd, dient het einde van de arbeidsovereenkomst te worden bepaald.

4.13.

De kantonrechter stelt vast dat in artikel 11 lid 2 van de (algemeen verbindend verklaarde) cao ten aanzien van de opzegtermijn het volgende is bepaald:

“ a. Als de werkgever een arbeidsovereenkomst wil opzeggen gelden de volgende wettelijke opzegtermijnen:

1. Eén maand: als de arbeidsovereenkomst korter dan 5 jaar heeft geduurd;

2. Twee maanden: als de arbeidsovereenkomst 5 jaar of langer, maar korter dan 10 jaar heeft geduurd;

3. Drie maanden: als de arbeidsovereenkomst 10 jaar of langer, maar korter dan 15 jaar heeft geduurd;

4. Vier maanden: als de arbeidsovereenkomst 15 jaar of langer heeft geduurd.

Als UWV toestemming heeft verleend voor opzegging van de arbeidsovereenkomst worden de hierboven vermelde opzegtermijnen verkort met de proceduretijd bij het UWV conform Artikel 7:672 lid 6 BW zodanig dat minimaal één maand opzegtermijn resteert.

b. Als de werknemer zijn arbeidsovereenkomst wil opzeggen geldt een opzegtermijn van één maand.

(…)

d. Opzeggingen mogen alleen plaatsvinden tegen het einde van een betalingsperiode (week, vier weken of maand).

e. Van de onder a. en b. genoemde opzegtermijnen mag in de individuele arbeidsovereenkomst, uitsluitend in positieve zin worden afgeweken.”

4.14.

In artikel 4 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat vanaf 1 april tot 31 augustus een opzegtermijn van 3 maanden geldt en vanaf 1 september tot 30 maart een opzegtermijn van 2 maanden.

4.15.

Partijen verschillen van mening over de duur van de opzegtermijn. Mevrouw [achternaam] stelt dat de opzegtermijn op grond van de arbeidsovereenkomst vanaf 1 april tot 31 augustus voor haar als werknemer 3 maanden bedraagt en dat op grond van de aanvullende werking van artikel 7:672 lid 8 BW voor [verzoekster] als werkgever een dubbele opzegtermijn van 6 maanden geldt. [verzoekster] stelt echter dat op grond van artikel 11 lid 2 onder a van de cao voor de werkgever een opzegtermijn van 2 maanden geldt en dat op grond van artikel 11 lid 2 onder e in de individuele arbeidsovereenkomst uitsluitend in (voor de werknemer) positieve zin van deze opzegtermijn mag worden afgeweken. Hiervan is in de arbeidsovereenkomst geen sprake, zodat de afwijkende opzegbepalingen in de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 12 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst nietig zijn.

4.16.

De kantonrechter stelt vast dat op de arbeidsovereenkomst tussen partijen artikel 11 lid 2 van de cao van toepassing is. Op grond van dit artikel geldt voor [verzoekster] een opzegtermijn van 2 maanden en voor mevrouw [achternaam] van één maand. De opzegtermijn in de arbeidsovereenkomst van 3 maanden voor mevrouw [achternaam] betreft voor haar geen positieve afwijking van de in de cao vastgelegde opzegtermijn, zodat dit beding in de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 3 lid 1 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten nietig is. Een vergelijkbare bepaling is opgenomen in artikel 12 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst. Gelet hierop geldt voor [verzoekster] op grond van artikel 11 lid 2 onder a van de cao een opzegtermijn van 2 maanden. Op grond van artikel 11 lid 2 onder d van de cao mogen opzeggingen alleen plaatsvinden tegen het einde van een betalingsperiode (week, vier weken of maand). Nu het salaris van mevrouw [achternaam] op grond van artikel 6 van de arbeidsovereenkomst per 4 weken wordt uitbetaald, kan dus slechts worden opgezegd tegen het einde van een betalingsperiode van 4 weken.

4.17.

Nu geen sprake is van ernstige verwijtbaarheid bij een van partijen, zal de kantonrechter het einde van de arbeidsovereenkomst bepalen op de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure (artikel 7:671 b lid 9 BW). Hiervan uitgaande bepaalt de kantonrechter het einde van de arbeidsovereenkomst op 17 juli 2022 (het einde van periode 7-2022).

toekenning transitievergoeding

4.18.

Tussen partijen is niet in geschil dat mevrouw [achternaam] recht heeft op de transitievergoeding. Omdat de arbeidsovereenkomst per 17 juli 2022 wordt ontbonden, wordt de transitievergoeding die [verzoekster] mevrouw [achternaam] per die datum verschuldigd is toegewezen. Omdat ontbinding op de h-grond en niet op de i-grond plaatsvindt, is er geen ruimte voor toekenning van een zogenoemde cumulatievergoeding. Mevrouw [achternaam] heeft aanspraak gemaakt op de wettelijke rente over de transitievergoeding. Deze wordt toegewezen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, dus met ingang van 17 augustus 2022.

geen toekenning billijke vergoeding

4.20.

Nu de ontbinding niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] is er geen grond voor toekenning van een billijke vergoeding aan mevrouw [achternaam] . Het verzoek daartoe wordt daarom afgewezen.

eindafrekening

4.21.

Mevrouw [achternaam] heeft verzocht [verzoekster] te veroordelen om binnen een maand na de einddatum onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke specificatie een correcte eindafrekening te betalen, bestaande uit het resterende salaris, de tot de einddatum opgebouwde vakantietoeslag, eindejaarsuitkering (naar rato), de opgebouwde en niet-genoten vakantiedagen alsmede de ADV-dagen, een en ander conform productie 13 die zij heeft overgelegd. [verzoekster] heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot het verstrekken van een deugdelijke specificatie en eindafrekening. Dit verzoek wordt daarom toegewezen.

vakantietoeslag

4.22.

Mevrouw [achternaam] maakt aanspraak op vakantietoeslag over de periode van juni 2022 tot en met november 2022 van € 743,76 bruto op basis van een opbouw van € 123,96 per maand. Zij gaat er daarbij van uit dat de vakantietoeslag over de periode juni 2021 tot en met mei 2022 van € 1.487,52 bruto op het gebruikelijke (eerdere) tijdstip wordt voldaan.

4.23.

[verzoekster] stelt dat de berekening van mevrouw [achternaam] niet geheel juist is, dat de opbouw per periode € 114,42 bedraagt en dat in loonperiode 6 een vakantietoeslag van € 1.536,33 zal worden uitbetaald in plaats van € 1.487,52. [verzoekster] stelt dat bij een ontbinding per 1 juli 2022 over periode 7 nog een bedrag van € 51,49 zal worden betaald.

4.24.

Mevrouw [achternaam] heeft de berekening van [verzoekster] niet weersproken. Omdat de ontbinding niet per 1 juli 2022 maar per 17 juli 2022 zal plaatsvinden, zal [verzoekster] worden veroordeeld tot betaling van de vakantietoeslag die tot 17 juli 2022 is opgebouwd op basis van een opbouw per periode van € 114,42 bruto. Nu [verzoekster] met de betaling van dit bedrag niet in verzuim is, zal geen vergoeding van wettelijke rente worden toegewezen.

eindejaarsuitkering

4.25.

Mevrouw [achternaam] maakt voorts aanspraak op een eindejaarsuitkering, uit te betalen naar rato.

4.26.

[verzoekster] stelt dat mevrouw [achternaam] hier geen aanspraak op heeft, omdat het hier om discretionaire bonussen gaat die niet standaard worden betaald aan het gehele personeel. Mevrouw [achternaam] heeft dit verder niet weersproken. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

vakantie- en ADV-dagen

4.27.

Mevrouw [achternaam] maakt aanspraak op een bedrag van € 4.283,78 bruto voor vakantiedagen en € 2.628,11 bruto voor ADV-dagen (berekend per 1 december 2022).

4.28.

[verzoekster] stelt dat de vakantiedagen en de ADV-dagen als zodanig juist zijn berekend. De beloning van de vakantiedagen bestaat uit het reguliere loon te vermeerderen met vakantietoeslag. Over de ADV-dagen wordt geen vakantietoeslag uitbetaald. Volgens [verzoekster] zou mevrouw [achternaam] per 1 juli 2022 in totaal recht hebben op een bedrag van € 4.865,99 voor verlof en ADV-dagen.

4.29.

Mevrouw [achternaam] heeft de berekening van [verzoekster] niet weersproken. Omdat de ontbinding niet per 1 juli 2022 maar per 17 juli 2022 zal plaatsvinden, zal [verzoekster] worden veroordeeld tot uitbetaling van de tot 17 juli 2022 opgebouwde vakantie- en ADV-dagen. Nu [verzoekster] met de betaling van dit bedrag niet in verzuim is, zal geen vergoeding van wettelijke rente worden toegewezen.

4.30.

De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1.

ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen;

5.2.

bepaalt het einde van de arbeidsovereenkomst op 17 juli 2022;

5.3.

veroordeelt [verzoekster] om aan mevrouw [achternaam] de wettelijke transitievergoeding te betalen die zij per 17 juli 2022 aan mevrouw [achternaam] verschuldigd is, vermeerderd met de wettelijke rente hierover als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 17 augustus 2022 tot de voldoening;

5.4.

veroordeelt [verzoekster] om binnen een maand na 17 juli 2022 onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke specificatie een correcte eindafrekening aan mevrouw [achternaam] te betalen, bestaande uit het resterende salaris, de tot 17 juli 2022 opgebouwde vakantietoeslag op basis van een opbouw per periode van € 114,42 bruto en de tot 17 juli 2022 opgebouwde en niet-genoten vakantie- en ADV-dagen;

5.5.

compenseert de proceskosten in die zin, dat partijen de eigen kosten dragen;

5.6.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.W. Langeler, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2022.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.