Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter van 1 juli 2022
in de zaak van
[eiseres]
, wonende te [woonplaats] , eiseres, hierna ook te noemen: [eiseres] , gemachtigde: mr. P. de Haan,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde] , gemachtigde: mr. I. Visscher.
1 Het procesverloop
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding met producties 1 tot en met 16 van 15 juni 2022
-
de producties 1 tot en met 8 van [gedaagde]
-
de producties 17 tot en met 19 van [eiseres]
-
de mondelinge behandeling op 1 juli 2022. [eiseres] is verschenen met mr. De Haan. Namens [gedaagde] is verschenen [A] (Directeur) met mr. Visscher. De gemachtigden hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen. Van wat op de zitting is gebeurd, zijn aantekeningen gemaakt door de griffier.
1.2.
Na afloop van de mondelinge behandeling is op grond van artikel 30p Rv mondeling uitspraak gedaan. Partijen is gezegd dat ze binnen twee weken proces-verbaal krijgen.
2 Wat is er feitelijk aan de hand?
2.1.
[eiseres] is op 1 mei 2021 gaan werken voor [gedaagde] als [functie] . Op 13 augustus 2021 stopte [eiseres] met het werk voor [gedaagde] vanwege haar zwangerschap. Op 1 december 2021 heeft ze haar werkzaamheden voor [gedaagde] hervat. Op 8 januari 2022 heeft [eiseres] zich ziekgemeld. Tussen 13 augustus en 1 december 2021 en ook vanaf 8 januari 2022 heeft [eiseres] geen loon van [gedaagde] ontvangen.
3 Wat willen partijen?
3.1.
[eiseres] stelt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst en vordert (doorbetaling van) loon (op basis van 38 uur per week) vanaf 8 januari 2022, vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente. Ook wil [eiseres] dat [gedaagde] de proceskosten betaalt. [gedaagde] is het hier niet mee eens.
4 De vorderingen worden afgewezen
4.1.
[eiseres] is sinds 8 januari 2022 ziek. Ze ontvangt geen loon van [gedaagde] en geen Ziektewetuitkering. Daarom is sprake van een spoedeisend belang. Dat enige tijd gewacht is met het starten van deze procedure betekent niet dat het spoedeisende belang is komen te vervallen. Zeker niet nu [eiseres] op de zitting heeft gezegd dat ze inteert op haar spaartegoeden.
4.2.
De vraag is of tussen [eiseres] en [gedaagde] een arbeidsovereenkomst bestaat of heeft bestaan. Hiervoor is de bedoeling van partijen niet relevant. Het gaat erom of de tussen partijen overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst (als in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek). Dit komt erop neer dat sprake moet zijn van arbeid, loon en een gezagsverhouding.
4.3.
Gelet op dat wat partijen in de overeenkomst van opdracht van december 2021 (de enige schriftelijk overeenkomst die de kantonrechter heeft ontvangen) hebben afgesproken en op de wijze waarop er gewerkt is in de praktijk, is niet voldoende aannemelijk dat tussen partijen een gezagsverhouding bestond.
4.4.
[eiseres] heeft op de zitting gezegd dat ze verplicht was één avond -en één weekendshift te draaien. [gedaagde] heeft gezegd dat dit niet zo is. Volgens [gedaagde] was het een verzoek. Mr. De Haan heeft toen gewezen op de producties bij de dagvaarding. In de e-mail van 21 april 2021 (prod. 13 bij dagvaarding) schrijft [gedaagde] inderdaad: “Toen het project begon, hebben we al aangegeven dat het de bedoeling is dat iedereen elke week minstens 1 avonddienst en 1 weekend-dagdeel per week inplant.” Maar in de zin daaronder staat: “Ons verzoek is om de periode ook deze dagdelen weer mee te nemen als jullie je planning gaan invoeren.” Daarbij sluit [gedaagde] de e-mail af met de woorden: “zoals altijd geldt wie de schoen past trekke hem aan”. Dat er dus een harde verplichting was is niet aannemelijk geworden. Wat wel aannemelijk is, is dat [eiseres] zelf haar planning mocht maken. Zij bepaalde hoeveel shifts en welke shifts ze wilde werken. Als ze niet wilde werken, meer of minder, had zij daar ook geen toestemming voor nodig van [gedaagde] . Zoals ze zelf zei op de zitting “ze deden daar niet moeilijk over”.
4.5.
[eiseres] moest werken volgens de richtlijnen die [gedaagde] , via haar opdrachtgever, van de [.] ter beschikking gesteld had gekregen. [eiseres] heeft in dat kader ook een verplichte training gevolgd. Toegegeven aan [eiseres] kan worden dat dit een instructie behelst. Het legt alleen onvoldoende gewicht in de schaal te oordelen dat sprake was van een gezagsrelatie. Daarbij speelt (naast het hiervoor al benoemde) mee dat een instructiebevoegdheid ook niet ongebruikelijk is bij een overeenkomst van opdracht. Ook speelt mee dat [eiseres] niet mee draaide in de organisatie van [gedaagde] . Ze werkte vanuit huis op haar eigen laptop, zoals [gedaagde] zegt “stand-alone”. [gedaagde] voerde ook geen functioneringsgesprekken met [eiseres] . Dat haar contactpersonen bij [gedaagde] wellicht – de heer [A] kon dit niet bevestigen of ontkennen – haar eens vroegen hoe het ging en of ze het nog naar haar zin had, maakt dit niet anders.
4.6.
Dit voorgaande maakt dat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter al aan één van de drie vereiste elementen van de arbeidsovereenkomst niet is voldaan, zodat geen sprake is (of is geweest) van een arbeidsovereenkomst.
4.7.
[eiseres] krijgt dus ongelijk en moet daarom ook de proceskosten van € 1.016,00 betalen aan [gedaagde] . De uitspraak wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
5 De beslissing
De kantonrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.016,00 aan salaris gemachtigde,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door op 1 juli 2022 door mr. M.M.J. Schoenaker, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: