3.1.
[eiser] vordert – na wijziging van eis ter zitting – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) [gedaagde] zal veroordelen om binnen vier weken na betekening van het te wijzen vonnis de renovatiewerkzaamheden te gedogen en [eiser] daartoe in de gelegenheid te stellen, in het bijzonder door het gehuurde tijdelijk te ontruimen en te verlaten voor de duur van en voor zover als dat voor [eiser] en de door [eiser] ingeschakelde derde(n) nodig is om de renovatiewerkzaamheden uit te voeren, alsmede het gehuurde, onder overgifte van de sleutels van het gehuurde, geheel ter vrije beschikking leeg en bezemschoon aan [eiser] te stellen;
b) [gedaagde] zal veroordelen om een dwangsom te betalen van € 25.000 per dag of gedeelte van een dag dat zij in gebreke blijft met de onder sub a) opgenomen veroordeling, tot een maximum van € 250.000;
c) voor recht zal verklaren dat het namens [eiser] gedane voorstel d.d. 30 november 2021, zoals aangevuld/verbeterd per brief van 23 maart 2022, per e-mail van 2 mei 2022 en per email van 7 mei 2022, moet worden aangemerkt als een redelijk voorstel als bedoeld in artikel 7:220, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW);
d) voor recht zal verklaren dat [gedaagde] , naast de compensatie die onderdeel uitmaakt van het gedane redelijke voorstel als bedoeld in sub c) hiervoor, geen aanspraak toekomt op huurprijsvermindering of schadevergoeding, dan wel enige andere compensatie hoe dan ook genaamd, voor zover deze op enige wijze verband houdt met de renovatiewerkzaamheden;
e) [gedaagde] zal veroordelen om binnen vier weken na betekening van het te wijzen vonnis de renovatiewerkzaamheden te gedogen en [eiser] daartoe in de gelegenheid te stellen, in het bijzonder door het gehuurde tijdelijk te ontruimen en te verlaten voor de duur van en voor zover als dat voor [eiser] en de door [eiser] ingeschakelde derde(n) nodig is om de renovatiewerkzaamheden uit te voeren, alsmede het gehuurde, onder overgifte van de sleutels van het gehuurde, geheel ter vrije beschikking leeg en bezemschoon aan [eiser] te stellen;
f) [gedaagde] zal veroordelen om een dwangsom te betalen van € 25.000 per dag of gedeelte van een dag dat zij in gebreke blijft met de onder sub a) opgenomen veroordeling, tot een maximum van € 250.000;
en, onder voorwaarde dat het voorstel van [eiser] redelijk wordt verklaard:
g) de noodzakelijke wijziging in de huurovereenkomst bij vonnis zal uitspreken, in het bijzonder inhoudende dat [gedaagde] nadat de definitieve bedrijfsruimte na het gereedkomen van de renovatiewerkzaamheden ter beschikking gesteld is aan [gedaagde] , een huurprijs van € 120.000 per jaar verschuldigd zal zijn, te vermeerderen met omzetbelasting;
in het incident en in de hoofdzaak
h) [gedaagde] zal veroordelen in de kosten en nakosten van de procedure.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen – kort gezegd – ten grondslag dat hij aan [gedaagde] , na zijn eerste voorstel een aantal malen te hebben aangevuld/verbeterd, een redelijk renovatievoorstel heeft gedaan. [gedaagde] dient daarom haar medewerking te verlenen aan de renovatie van de bedrijfsruimte. [eiser] stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde medewerking van [gedaagde] in het incident, omdat hij grote financiële schade lijdt als hij de geplande werkzaamheden door de weigering van [gedaagde] om mee te werken, nog verder moet uitstellen.