Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2022:3249

Rechtbank Midden-Nederland
16-02-2022
24-11-2022
522718
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Werkgever vordert op grond van onrechtmatige daad schadevergoeding van ex-werknemer (die werkzaam was op de salarisadministratie) vanwege door hem gepleegde fraude met de salarisadministratie. Als gevolg van die fraude zijn ten laste van werkgever bedragen aan de (ex-)vriendin van de werknemer betaald. De vordering wordt toegewezen.

Rechtspraak.nl
AR-Updates.nl 2022-1310
VAAN-AR-Updates.nl 2022-1310

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

handelskamer

locatie Lelystad

zaaknummer / rolnummer: C/16/522718 / HL ZA 21-159

Vonnis van 16 februari 2022

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. F.A. van de Wakker te Amsterdam,

tegen

1 [gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. J.A.C. van den Brink te Almere,

2 [gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

niet verschenen.

Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.

1 De procedure

1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding;

  • -

    de akte overlegging nadere productie van [eiseres] ;

  • -

    de conclusie van antwoord;

  • -

    de akte overlegging nadere producties van [eiseres] ;

  • -

    het proces-verbaal van de op 10 januari 2022 gehouden mondelinge behandeling;

  • -

    de ter zitting overgelegde spreekaantekeningen van [eiseres] .

1.2

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1

[eiseres] is onderdeel van de [.] en is actief in de [..] . [gedaagde sub 1] is op 1 oktober 2020 in dienst getreden bij [eiseres] als HR employee.

2.2

[eiseres] maakt voor haar personeelsadministratie gebruik van het softwareprogramma Youforce. Op 18 november 2020 zijn de in Youforce opgeslagen persoonsgegevens van een voormalige medewerker van [eiseres] , [A] (hierna: [A] ), gewijzigd. [A] is sinds 1 juni 2020 uit dienst bij [eiseres] . Op 18 november 2020 is de status van [A] in Youforce met terugwerkende kracht veranderd naar ‘in dienst’. Het rekeningnummer van [A] is gewijzigd naar [rekeningnummer 1] . Als gevolg van deze wijzigingen heeft [eiseres] op 24 november 2020 een bedrag aan vermeend achterstallig salaris betaald over de periode van 1 juni 2020 t/m 30 november 2020 op het rekeningnummer [rekeningnummer 1] . Dit betreft een bedrag van € 31.157,66.

2.3

De ING bank heeft [eiseres] bericht dat het rekeningnummer te herleiden is naar een persoon die gerechtigd is tot een ander rekeningnummer, namelijk het rekeningnummer [rekeningnummer 2] . Dit is het rekeningnummer waar [eiseres] het salaris van [gedaagde sub 1] gebruikelijk naar overmaakte.

2.4

Bij brief van 1 december 2020 heeft [eiseres] [gedaagde sub 1] op staande voet ontslagen wegens (onder meer) diefstal/verduistering/fraude. [gedaagde sub 1] heeft zich niet verweerd tegen het ontslag op staande voet.

2.5

[eiseres] heeft op 1 december 2020 aangifte gedaan bij de politie van fraude.

2.6

Na het verkrijgen van verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft [eiseres] op 17 februari 2021 beslag gelegd op de bankrekening [rekeningnummer 1] .

2.7

Nadat [eiseres] de “Procedure NAW-gegevens Begunstigde bij niet-bancaire Fraude” heeft afgerond, maakt de ING bij brief van 29 april 2021 aan [eiseres] bekend dat het rekeningnummer [rekeningnummer 1] toebehoort aan [gedaagde sub 2] .

2.8

[gedaagde sub 2] is de ex-vriendin van [gedaagde sub 1] .

2.9

[eiseres] was [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 1] niets verschuldigd.

3 Het geschil

3.1

[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 31.157,66 aan [eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 24 november 2020, althans vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening en veroordeling van hen beide in de proceskosten en de nakosten inclusief de kosten van het beslag.

3.2

Aan haar vordering jegens [gedaagde sub 1] legt [eiseres] ten grondslag dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld op grond van artikel 6:162 BW door te bewerkstelligen dat [eiseres] een bedrag van € 31.157,66 naar de bankrekening van [gedaagde sub 2] heeft overgemaakt. [gedaagde sub 1] heeft de persoonsgegevens van [A] gewijzigd waardoor [eiseres] het bedrag van € 31.157,66 heeft overgemaakt op de bankrekening van [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 1] was niet bevoegd om het bedrag namens [eiseres] te laten betalen en [eiseres] was het bedrag niet aan [gedaagde sub 2] verschuldigd.

3.3

Aan haar vordering jegens [gedaagde sub 2] legt [eiseres] ten grondslag dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] . Het staat vast dat [gedaagde sub 2] (indirect) betrokken is bij de onterechte salarisbetalingen nu het bedrag van € 31.157,66 bewust naar de bankrekening van Bank is overgemaakt en deze bankrekening aan haar toebehoort. Op zijn minst heeft [gedaagde sub 2] misbruik laten maken van haar bankrekening. Subsidiair heeft [eiseres] een vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling op grond van artikel 6:203 lid 1 en lid 2 BW jegens [gedaagde sub 2] .

3.4

[gedaagde sub 1] voert verweer en concludeert, uitvoerbaar bij voorraad, het gevorderde af te wijzen dan wel [eiseres] in haar vordering niet ontvankelijk te verklaren en/of de vordering van [eiseres] ongegrond te verklaren en af te wijzen met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure. [gedaagde sub 1] betwist dat hij de persoonsgegevens van [A] heeft gewijzigd. [gedaagde sub 1] was niet bevoegd om salaris namens [eiseres] uit te (laten) betalen, dus dan ligt het ook niet voor de hand dat hij toegang had tot de salarisadministratie. [gedaagde sub 1] stelt dat het Youforce systeem is gemanipuleerd, de uitdraaien van het systeem zijn vervalst of een ander de wijzigingen heeft doorgevoerd. Nu het geld nog steeds op de rekening van [gedaagde sub 2] staat en niet is opgenomen of overgeboekt is het onbegrijpelijk waarom [gedaagde sub 1] door [eiseres] verantwoordelijk wordt gehouden.

3.5

[gedaagde sub 2] is niet verschenen in dit geding.

4 De beoordeling

4.1

Tegen de niet verschenen [gedaagde sub 2] is verstek verleend. Omdat [gedaagde sub 1] wel is verschenen wordt op grond van het bepaalde in artikel 140 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in deze zaak één vonnis gewezen, dat ook jegens [gedaagde sub 2] als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.

4.2

De rechtbank dient te beoordelen of [gedaagde sub 1] onrechtmatig heeft gehandeld op grond van artikel 6:162 BW tegenover [eiseres] door te bewerkstelligen dat [eiseres] een bedrag van € 31.157,66 heeft betaald aan [gedaagde sub 2] . Het is niet in geschil dat de wijziging van de persoonsgegevens van [A] in Youforce heeft geleid tot de betaling van [eiseres] aan [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 1] betwist dat hij betrokken was bij de wijziging van de persoonsgegevens van [A] .

4.3

Ten eerste stelt [gedaagde sub 1] dat het niet voor de hand ligt dat hij toegang had tot de salarisadministratie omdat hij niet bevoegd was salaris uit te laten betalen. De rechtbank overweegt dat de stelling dat [gedaagde sub 1] niet bevoegd was, niet betekent dat het feitelijk niet mogelijk was voor [gedaagde sub 1] de persoonsgegevens van [A] in Youforce aan te passen. [eiseres] heeft voldoende onderbouwd, onder meer met gegevens uit het systeem Youforce, dat de persoonsgegevens van [A] in Youforce op onjuiste wijze zijn gewijzigd met het Youforce account van [gedaagde sub 1] . De stelling van [gedaagde sub 1] dat het mogelijk is dat de gegevens van Youforce zijn vervalst, is door [gedaagde sub 1] niet verder toegelicht dan wel onderbouwd. Dat de persoonsgegevens van [A] zijn gewijzigd met het Youforce account van [gedaagde sub 1] staat daarmee voldoende vast. Dat het account van [gedaagde sub 1] daar niet voor gebruikt mocht worden, zoals [gedaagde sub 1] lijkt te stellen, maakt dit niet anders.

4.4

[gedaagde sub 1] stelt dat hij niet degene kan zijn geweest die met zijn account de onjuiste wijzigingen in de persoonsgegevens van [A] heeft aangebracht omdat hij zich op het tijdstip van de wijzigingen in de tram bevond. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde sub 1] deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Gelet op het feit dat [eiseres] voldoende heeft onderbouwd dat de persoonsgegevens van [A] zijn gewijzigd met het account van [gedaagde sub 1] en het bedrag is overgemaakt aan – zoals [gedaagde sub 1] stelt – de voormalige vriendin van [gedaagde sub 1] , had het op de weg van [gedaagde sub 1] gelegen om zijn stelling dat hij ten tijde van de wijzigingen in de tram zat, nader te onderbouwen met feiten en omstandigheden. Dat heeft [gedaagde sub 1] nagelaten.

4.5

Ook de stelling van [gedaagde sub 1] dat mogelijk iemand anders de wijzigingen heeft doorgevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. In dat geval zou iemand anders gebruik hebben gemaakt van het account van [gedaagde sub 1] , en dus van zijn inloggegevens. Het is in dat geval de vraag wie dat dan wel zou kunnen zijn geweest en hoe deze derde aan de inloggegevens van [gedaagde sub 1] is gekomen. Dat heeft [gedaagde sub 1] niet toegelicht. Daar komt bij dat vaststaat dat de wijziging van de persoonsgegevens van [A] heeft geleid tot de betaling van het bedrag aan de voormalige vriendin van [gedaagde sub 1] zonder dat daar enige rechtsgrond voor was. Gezien deze vaststaande feiten had [gedaagde sub 1] niet kunnen volstaan met de enkele mededeling dat derden mogelijk gebruik hebben gemaakt van zijn account. Deze omstandigheden duiden immers op een bepaalde betrokkenheid van [gedaagde sub 1] zelf. De enkele stelling van [gedaagde sub 1] dat dit niet het geval is en dat iemand anders gebruik zou hebben gemaakt van zijn account, had hij daarom nader moeten onderbouwen met feiten en omstandigheden.

4.6

Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat [gedaagde sub 1] de stelling van [eiseres] dat hij de gegevens van [A] heeft gewijzigd, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen. Nu ook vaststaat dat de wijziging van de persoonsgegevens van [A] heeft geleid tot de betaling van [eiseres] van € 31.157,66 op het rekeningnummer van [gedaagde sub 2] , is sprake van onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] jegens [eiseres] . [gedaagde sub 1] is daarom hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die [eiseres] ten gevolge van het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] heeft geleden. Het is niet in geschil dat de hoogte van deze schade overeenkomt met het bedrag dat [eiseres] heeft betaald aan [gedaagde sub 2] , zijnde een bedrag van € 31.157,66.

De jegens [gedaagde sub 2] ingestelde vorderingen

4.7

[gedaagde sub 2] is niet in het geding verschenen en tegen haar heeft de rechtbank verstek verleend. De vordering van [eiseres] jegens [gedaagde sub 2] is mitsdien toewijsbaar, tenzij deze de rechtbank onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank wijst de primaire vordering van [eiseres] jegens [gedaagde sub 2] toe. Dit betekent dat [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] en hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] heeft geleden.

Wettelijke rente

4.8

[eiseres] vordert betaling van de hoofdsom vermeerderd met de wettelijke handelsrente. Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW, zodat de gevorderde handelsrente niet toewijsbaar is. In plaats daarvan zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen.

Proceskosten

4.9

[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partijen, hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:

- dagvaarding € 89,41

- griffierecht € 742,00

- salaris advocaat € 1.442,00 (2 punten × tarief € 721,00)

Totaal € 2.273,41

Beslagkosten

4.10

[eiseres] vordert [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Op grond van artikel 706 Rv komen de kosten van het beslag voor rekening van de beslagene, zijnde [gedaagde sub 2] . De rechtbank wijst de vordering daarom jegens [gedaagde sub 2] toe en jegens [gedaagde sub 1] af. De beslagkosten worden op basis van de overgelegde stukken begroot op € 1.334,- voor het griffierecht (2 verzoekschriften x € 667,-), € 646,28 voor verschotten en € 1.442,- voor salaris advocaat (2 verzoekschriften x € 721,00).

4.11

De proceskostenveroordelingen, de beslagkostenveroordeling en de nakostenveroordeling wordt, zoals door [eiseres] is verzocht, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1

veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 31.157,66 (éénendertig duizendéénhonderdzevenenvijftig euro en zesenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 31.157,66 vanaf 24 november 2020 tot de dag van volledige betaling,

5.2

veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] , tot op heden begroot op € 2.273,41,

5.3

veroordeelt [gedaagde sub 2] om aan [eiseres] te betalen de beslagkosten, aan de zijde van [eiseres] , tot op heden begroot op € 3.422,28,

5.4

veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op

- € 163,00 aan salaris advocaat, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling

en

- € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van betaling,

5.5

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,

5.6

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2022.

1

1 type: VMvd(M coll:

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.