in de zaak met zaaknummer / rolnummer 10612684 / MV EXPL 23-91 D/1403 van
[eiser]
, wonende te [woonplaats] , eiser,
hierna te noemen: [eiser] , gemachtigde mr. E. Smit,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] , niet verschenen.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding van 21 juli 2023
-
de mondelinge behandeling van 1 augustus 2023, gehouden te Lelystad.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 Het geschil en de beoordeling daarvan
2.1.
[eiser] is op 1 juli 2022 in dienst getreden van [gedaagde] , in de functie van sportinstructeur, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (tot 31 januari 2024), tegen een salaris van € 2.657,00 (bruto) per maand, inclusief vakantiegeld.
2.2.
Partijen hebben afspraken gemaakt over een beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 juni 2023. Deze afspraken zijn vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.
2.3.
In de vaststellingsovereenkomst is, onder meer, opgenomen dat de eindafrekening – van in totaal € 4.240,56 (bruto) – binnen vier weken na de einddatum van de arbeidsovereenkomst zal worden betaald en dat aan [eiser] over de periode maart tot en met mei 2023 loonstroken zullen worden verstrekt. [gedaagde] heeft niet (volledig) aan alle afspraken voldaan.
2.4.
Bij dagvaarding heeft [eiser] daarom gevorderd: (1) de betaling van het overeengekomen bedrag van € 4.240,56 (bruto), (2) de wettelijke verhoging over dit bedrag op grond van artikel 7:625 BW, gemaximeerd tot 50%, (3) de wettelijke rente over de hiervoor bedoelde bedragen, (4) dat [gedaagde] nieuwe, deugdelijke en juiste salarisspecificaties over de maanden maart, april en mei 2023 zal verstrekken, alsmede om – onder afgifte van bewijs daarvan – aan de belastingdienst de juiste uitbetaalde bedragen op te geven, op straffe van een dwangsom, en (e) een veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.5.
Hoewel [gedaagde] goed is opgeroepen, is zij niet verschenen op de mondelinge behandeling. Ook heeft zij geen schriftelijk verweer gevoerd. [gedaagde] heeft dus verstek laten gaan. De kantonrechter moet daarom alleen toetsen of [eiser] een spoedeisend belang bij zijn vorderingen heeft en of de vorderingen van [eiser] onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
2.6.
Ten tijde van de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [eiser] een betalingsbewijs overgelegd, waaruit blijkt van een betaling aan [eiser] door [gedaagde] van een bedrag van € 3.790,44 (netto) op 26 juli 2023, derhalve na de betekening van de dagvaarding.
2.7.
De vorderingen van [eiser] zullen worden toegewezen, met dien verstande dat rekening zal worden gehouden met de hiervoor genoemde betaling, die [eiser] inmiddels ontvangen heeft. [eiser] heeft namelijk een spoedeisend belang bij zijn vorderingen. De gevorderde (achterstallige) loonbestanddelen heeft [eiser] nodig voor zijn levensonderhoud. Daarnaast komt het gevorderde de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor.
2.8.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld, te meer nu [gedaagde] pas een (deel)betaling aan [gedaagde] heeft gedaan nadat de dagvaarding reeds was uitgebracht.
De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 4.240,56 (bruto) aan (achterstallige) loonbestanddelen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 2.120,28 (bruto), aan wettelijke verhoging, op grond van artikel 7:625 BW;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen, vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.4.
bepaalt dat een bedrag van € 3.790,44 (netto) in mindering strekt op de hiervoor bedoelde bedragen;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] om, binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis, nieuwe, deugdelijke en juiste salarisspecificaties over de maanden maart, april en mei 2023 aan [eiser] te verstrekken, alsmede om – onder afgifte van bewijs daarvan – aan de belastingdienst de juiste uitbetaalde bedragen op te geven, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag of dagdeel, dat [gedaagde] in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, totdat een maximum van € 10.000,00 is bereikt;
3.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot vandaag begroot op € 744,14;
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: