Voor toewijzing van de voorlopige voorziening zoals door [eiser] wordt gevorderd, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
Betaling van (achterstallig) loon, wettelijke verhoging en wettelijke rente
3.4. Op basis van de door [eiser] overgelegde stukken en omdat er geen verweer is gevoerd, wordt in rechte uitgegaan van de juistheid van de stellingen van [eiser] . Dit betekent dat de kantonrechter ervan uitgaat dat [eiser] het loon over de maanden augustus 2023 tot en met november 2023, niet uitbetaald heeft gekregen, terwijl hij daar wel recht op had. Omdat [gedaagde] niet tijdig aan haar loonbetalingsverplichtingen heeft voldaan is zij bovendien de maximale wettelijke verhoging op de voet van artikel 7:625 BW verschuldigd. Zonder uitleg van [gedaagde] , die hier ontbreekt, valt niet in te zien dat er omstandigheden zijn waarmee rekening gehouden dient te worden en die zouden moeten leiden tot matiging van de wettelijke verhoging. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen over het verschuldigde loon en de wettelijke verhoging, omdat er geen verweer is gevoerd. Ook de gevorderde veroordeling tot betaling van het loon met emolumenten met ingang van de maand november 2023 tot het moment dat een rechtsgeldig einde aan de arbeidsovereenkomst is gekomen, is toewijsbaar. Gelet op het voorgaande komen de vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. De vorderingen worden daarom toegewezen.
Bruto/nettospecificaties over te betalen (achterstallige) loonbedragen met wettelijke verhoging
3.5. Ook de vordering tot afgifte van deugdelijke bruto-netto specificaties van alle uit hoofde van de arbeidsovereenkomst en dit vonnis aan [eiser] te betalen loonbedragen, die de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal worden toegewezen. De gevorderde dwangsom van € 500,- voor elke dag dat deze veroordeling niet wordt nagekomen zal worden toegewezen, waarbij een maximum wordt bepaald van € 5.000,-. De kantonrechter stelt de termijn voor verstrekking van de specificaties over de achterstallige bedragen op 14 dagen na deze uitspraak.
Proceskosten
3.6. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden voor deze procedure begroot op
€ 129,14 voor de dagvaarding en € 529,00 voor salaris gemachtigde. Op basis van de overgelegde stukken is aan beslagkosten toewijsbaar een bedrag van € 314,00 voor griffierecht, € 457,89 voor beslagstukken en € 540,00 voor salaris gemachtigde. In totaal bedragen de proceskosten € 1.970,03, waarvan € 1.069,00 aan salaris gemachtigde. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.