2.1.
[eiser sub 1] c.s. is (of was) in dienst van [gedaagde] , op basis van een arbeidsovereenkomst. Op grond van het dienstverband is (of was) [eiser sub 1] c.s. deelnemer in de collectieve pensioenregeling van [gedaagde] , die tot 1 januari 2015 was ondergebracht bij Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij (hierna te noemen: NN).
2.2.
[gedaagde] heeft, na uitvoerige consultatie en instemming van de Ondernemingsraad (hierna te noemen OR), de uitvoeringsovereenkomst met NN beëindigd met ingang van 1 januari 2015 en heeft per die datum de pensioenregeling ondergebracht bij het Pensioenfonds voor de Grafische Bedrijven (hierna te noemen: PGB). Er heeft geen waardeoverdracht plaatsgevonden van de reeds opgebouwde pensioenen van NN naar PGB.
2.4.
Met een brief van 27 maart 2015 heeft [gedaagde] aan (onder meer) [eiser sub 1] c.s. geschreven:
“Nu alle pensioenvoorlichtingsbijeenkomsten achter de rug zijn en iedereen kennis heeft kunnen nemen van de nieuwe pensioenregeling van [gedaagde] , bevestigen wij in deze brief de afspraken van de pensioenregeling bij PGB zoals deze voor de medewerkers van [gedaagde] gelden.
[…]
Indexatie
Toekomstige indexatie
Toekomstige indexaties vallen onder het indexatiebeleid van PGB. Ook de reeds opgebouwde pensioenrechten bij Nationale Nederlanden worden hierin meegenomen en vindt indexatie plaats.
Eenmalige indexatie
[gedaagde] kent een eenmalige indexatie toe. Deze indexatie wordt berekend over het opgebouwde pensioen bij Nationale Nederlanden en zal worden toegevoegd aan het op te bouwen pensioen bij PGB. Het exacte percentage zal op het moment dat dit bekend is, gecommuniceerd worden.
[…]”
2.5.
In berichten van PGB naar de pensioendeelnemers is het volgende gecommuniceerd:
“
[gedaagde]
• Bij overgang naar PGB ongeveer 2% indexatie over oude rechten
• Beleid PGB ook over oude rechten NN
[…]
Indien het bestuur besluit om in de toekomst inhaaltoeslagen te verlenen vanwege in het verleden niet-toegekende toeslagen worden deze ook toegekend.”
2.6.
In de Overeenkomst Aanvullende Pensioenregeling PGB, gesloten tussen [gedaagde] en PGB (en namens PGB ondertekend op 23 augustus 2017) is het volgende overeengekomen:
“[…]
Werkgever er voor kiest om eenmalig 2% extra pensioen in te kopen bij PGB. Deze pensioeninkoop geldt voor alle actieve deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden over de opgebouwde rechten van v66r 1-1-2015 bij Nationale Nederlanden.
Daarnaast sluit [gedaagde] B.V. voor deze oude rechten aan bij het toeslagbeleid PGB. Dit houdt in dat ten aanzien van eventueel toekomstig toe te kennen toeslagen door het bestuur van PGB voor deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden, [gedaagde] B.V. deze toeslagverlening ook voor de oude rechten ondergebracht bij Nationale Nederlanden inkoopt. […] De financiering wordt voldaan uit een koopsom. […]”
2.7.
In artikel 13 van het (huidige) pensioenreglement van PGB is het indexatiebeleid bepaald. Dit luidt als volgt:
“(1) Het fonds heeft de ambitie om op de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks een toeslag te verlenen op basis van de prijsontwikkeling […]
(2) Bij de besluitvorming als bedoeld in lid 1 en lid 2 van dit artikel hanteert het bestuur de in de Bijlage II opgenomen Richtlijn beleidsdekkingsgraad en ontwikkeling pensioen en de in of krachtens de Pensioenwet gestelde voorwaarden voor toeslagverlening.
[…]
(4) Het bestuur is te allen tijde bevoegd het toeslagbeleid en de daarbij gehanteerde voorwaarden aan te passen ten aanzien van (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden. […]”
In hetzelfde artikel uit het pensioenreglement van 2015 was evenwel bepaald:
“(1) Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal 2%. […]
(2) Als de beleidsdekkingsgraad het toelaat kan het bestuur besluiten, in aanvulling op de toeslag als bedoeld in lid 1 van dit artikel, een extra toeslag te verlenen van maximaal 1%. […]”
(5) Het bestuur is te allen tijde bevoegd het toeslagbeleid en de daarbij gehanteerde voorwaarden aan te passen ten aanzien van (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden. [...]
2.8.
In bijlage II van het pensioenreglement van 2015 is een nadere uitleg gegeven over het beleid. De richtlijn, als bedoeld in artikel 13 van dit regelement, voor de besluitvorming over de ontwikkeling van pensioenen ziet er vanaf 1 maart 2015 als volgt uit:
Toeslagverlening
Het fonds kent een toeslagbeleid. Het bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast Er is sprake van een voorwaardelijke toeslagverlening waarvoor geen bestemmingsreserve is gevormd en geen premie wordt betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement dan wel vermogen gefinancierd.
Onderstaand toeslagbeleid. als bedoeld in artikel 13 van het pensioenreglement, geldt vanaf 2015 en is als volgt:
Bij een beleidsdekkingsgraad van: Kunnen de pensioenen zich als volgt ontwikkelen:
Onder het MVEV ’ geen toeslag, korting mogelijk
<110% geen toeslag
110% tot toeslagdekkingsgraad 3 pro rata toeslag (percentage van een vaste 2% (ambitie)}
> toeslagdekkingsgraad 2 100% toeslag (een vaste 2%) plus:
1. ongedaan maken korting en/of;
2. extra toeslag tot maximaal 1%
Als de beleidsdekkingsgraad lager is dan 110 procent wordt geen toeslag verleend. Bij een dekkingsgraad van meer dan 110 procent wordt de maximale hoogte van de indexering bepaald door de systematiek van de *toekomstbestendige indexering*. Dit houdt in dat het maximale indexeringspercentage zodanig is dat het theoretisch tot in lengte van jaren gegeven zou kunnen worden. Bij een beleidsdekkingsgraad hoger dan de indexatiedekkingsgraad kan het bestuur, op grond van artikel 13 pensioenreglement. besluiten om een extra toeslag te verlenen en al dan niet een eerder toegepaste korting ongedaan te maken.
Het bestuur is bevoegd om op grond van de financiële situatie in het uiterste geval de pensioenen van deelnemers en pensioengerechtigden te korten. Tot nu toe heeft Pensioenfonds PGB deze maatregel niet hoeven nemen.
2.9.
In 2022 en 2023 heeft PGB besloten de bij PGB opgebouwde pensioenen te verhogen:
26 januari 2022: 0,23% (per 1 januari 2022) gebaseerd op een beleidsdekkingsgraad van 111,5% eind 2021 conform artikel 13 Pensioenreglement
7 juli 2022: 2,77% (per 1 januari 2022) gebaseerd op de ‘Indexatie AMvB’ van de minister van Armoedebeleid en Pensioenen. De minister schreef hierover in haar Kamerbrief van 30 maart 2022: “Met deze AMvB wordt het indexatieperspectief nog dit jaar vergroot en kunnen pensioenfondsen met terugwerkende kracht - als de financiële situatie het toelaat en het fondsbestuur daartoe besluit - de pensioenen sneller indexeren vooruitlopend en indachtig de overstap naar het nieuwe stelsel.”
22 december 2022: 7% (per 1 januari 2023) gebaseerd op de verlengde ‘Indexatie AmvB’ van de Minister van Armoedebeleid en Pensioenen
december 2023: 5,2% (per 1 januari 2024) gebaseerd op gewijzigd beleid PGB. Het bestuur van Pensioenfonds PGB besloot in november 2023 alle pensioenen te verhogen met 5,2%. Voor het verhogen van de pensioenen is naar de gemiddelde prijsstijging (inflatie) in het afgelopen jaar gekeken en is bij de berekening van de verhoging gekeken naar de meest actuele dekkingsgraad van het fonds.
2.10.
Op 13 november 2023 heeft een conference-call plaatsgevonden waarbij uitleg is gegeven over de toeslagregeling van de pensioenen bij NN door de gemachtigden van [gedaagde] en waarbij is aangekondigd de toeslagregeling te willen beëindigen na het proces met de OR:
‘[…]Conclusie [gedaagde] (1)
Op basis van wat we bespraken:
- [gedaagde] zal ook de NN-rechten indexeren volgens het beleid van PGB;
- Dat betekent dat [gedaagde] deze rechten verhoogt met 0,23%. Dit is hetzelfde
percentage als waarmee PGB heeft verhoogd op grond van hun beleid.
Conclusie [gedaagde] (3)
(vervolg):
- [gedaagde] wenst de indexatieregeling per 1 januari 2023 beëindigen voor de
huidige actieven;
Hiervoor is voor de (nu nog) actieve werknemers van [gedaagde] instemming van
de OR vereist. [gedaagde] zal ook aan de individuele werknemers om instemming
dienen te vragen;
[gedaagde] is bereid hiervoor een eenmalige extra toeslag te verlenen;
[gedaagde] wil de indexatieregeling per 1 januari 2023 ook voor oud-werknemers
die eind 2014 al bij [gedaagde] weg waren en de werknemers die tussen 2015 en
nu zijn vertrokken beëindigen. Hierover heeft de OR geen medezeggenschap,
maar [gedaagde] wil dit wel aan de OR melden.
Conclusie [gedaagde] (2)
Op basis van wat we bespraken:
- [gedaagde] heeft nooit de bedoeling gehad om de bestaande NN aanspraken met
meer dan 2% te indexeren. Het beleid van PGB stond ook niet meer dan 2%
toe;
- Het NIEUWE beleid (vanaf 1 januari 2023) van PGB geeft geen maximum
percentage meer (ook geen minimum);
- Daarom wenst [gedaagde] de indexatieafspraak over de rechten van NN voor de
toekomst aan te passen:
• nieuw beleid is onzeker voor de werkgever -> onzekere en onvoorspelbare kosten
• nieuw beleid is ook onzeker voorde deelnemer -» kan PGB beloftes nakomen? Is nooit
gelukt tussen 2008 en 2021
[…]”