Ontbindingsverzoek op de e-grond, bewijsopdracht aan werkgever dat geen verband bestaat tussen de arbeidsongeschiktheid en de uitlatingen van werknemer, doodsbedreigingen aan werkgever tijdens arbeidsongeschiktheid. (ZIE OOK: ECLI:NL:RBMNE:2024:5984)
in de zaak met zaaknummer / rekestnummer 11069523 / LE VERZ 24-23 BW 31650 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [verzoekster] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , verzoekster, hierna ook te noemen: [verzoekster] ,
verweerster in de voorwaardelijke tegenverzoeken, gemachtigde: mr. J. Witvoet
en
[verweerder]
, wonende te [woonplaats] , verweerder: hierna ook te noemen: [verweerder] ,
verzoeker in de voorwaardelijke tegenverzoeken, gemachtigde: mr. J.C. de Graaff.
1 De procedure
1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
-
het verzoekschrift met 9 producties, ingekomen op 24 april 2024,
-
het verweerschrift met 2 producties (23 mei 2024),
-
de akte aanvullende producties 10 tot en met 24 van [verzoekster] (30 mei 2024).
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 juni 2024 op de locatie van deze rechtbank in Almere. Namens [verzoekster] zijn [A] (directeur), [B] (hoofd administratie), [C] (hoofd personeelszaken), [D] (voormalig hoofd administratie) en [E] (leidinggevende) verschenen, bijgestaan door mr. Witvoet. [verweerder] is verschenen, bijgestaan door mr. De Graaff. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat besproken is met partijen. Beide gemachtigden hebben de standpunten van partijen toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen.
1.3.
Op de mondelinge behandeling is bepaald dat uiterlijk 25 juni 2024 uitspraak zou worden gedaan.
2 Wat is de kern?
2.1.
[verweerder] heeft aan meerdere collega’s verteld over zijn dromen die gaan over de directeur (de heer [A] ) van [verzoekster] en waarin [A] om het leven komt. Daarnaast heeft [verweerder] volgens zijn collega’s meerdere vergaande uitspraken gedaan over [verweerder] waaruit zijn wens blijkt [A] iets aan te doen waardoor hij om het leven komt. [verzoekster] vraagt daarom ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] . Omdat [verweerder] arbeidsongeschikt is moet worden vastgesteld dat geen verband bestaat tussen de uitlatingen van [verweerder] en zijn arbeidsongeschiktheid. Daarover is nog geen medisch oordeel gegeven. De kantonrechter kan daarom nog niet beslissen op het ontbindingsverzoek en draagt [verzoekster] op te bewijzen dat geen verband bestaat tussen de uitlatingen van [verweerder] en zijn arbeidsongeschiktheid ten tijde van die uitlatingen.
3 Wat is er feitelijk aan de hand?
3.1.
[verweerder] werkt al ruim 19 jaar bij [verzoekster] en is sinds 18 oktober 2023 (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt.
3.2.
Vanaf medio december 2023 is [verweerder] begonnen met re-integratie en opbouw van uren. Eind maart 2024 kreeg [verweerder] een terugval. Op 15 april 2024 heeft [verweerder] de re-integratie weer hervat.
3.3.
Op 8 april 2024 heeft [verweerder] een gesprek gehad met zijn leidinggevende, de heer [E] . Volgens [E] heeft [verweerder] in dat gesprek onder meer verteld dat hij [A] alleen maar slechts toewenst en dat wanneer [A] bij hem aan zou bellen hij niet zeker wist of hij een knuppel zou gebruiken om [A] een lesje te leren. Tijdens een gesprek op 15 april 2024 heeft [verweerder] volgens zijn collega's [B] en [C] verteld dat hij ’s nachts met een grote glimlach wakker wordt als hij gedroomd heeft dat [A] zich met de auto tegen een boom te pletter heeft gereden en dat hij hem het liefst de kop van de romp wil trekken en/of de keel zou willen doorsnijden. [verweerder] heeft daarbij gezegd dat hij de daad niet bij zijn woorden zou voegen, omdat hij anders niet met zijn vrouw kan emigreren.
3.4.
[verzoekster] heeft [verweerder] op 17 april 2024 schriftelijk laten weten dat hij door de ernstige bedreigingen aan [A] per direct wordt vrijgesteld van zijn werkzaamheden en dat zij overgaat tot het indienen van een ontbindingsverzoek.
4 Wat willen partijen?
4.1.
[verzoekster] vraagt om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden. Gelet op de ernstige (doods)bedreigingen door [verweerder] aan de directeur, vindt [verzoekster] dat van haar niet gevraagd kan worden de arbeidsovereenkomst met [verweerder] voort te zetten of hem te herplaatsen. [verzoekster] vraagt de arbeidsovereenkomst te ontbinden zonder rekening te houden met de opzegtermijn en te bepalen dat [verweerder] geen recht heeft op de transitievergoeding.
4.2.
[verweerder] wijst erop dat hij ziek is en dat daarom een opzegverbod geldt. Zijn uitlatingen en dromen zijn volgens hem terug te voeren op zijn psychische problematiek. [verweerder] kan zich zijn uitlatingen, anders dan de beschrijvingen die hij heeft gegeven van zijn dromen, niet meer herinneren. [verweerder] vraagt het ontbindingsverzoek af te wijzen en als de kantonrechter de ontbinding wel toewijst hem een transitievergoeding en billijke vergoeding toe te kennen.
5 De beoordeling
5.1.
De vraag die hier voorligt is of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. In het geval van ontbinding moet ook worden beoordeeld of aan [verweerder] de transitievergoeding en een billijke vergoeding moet worden toegekend.
De kantonrechter kan daarover nu nog niet beslissen en zal [verzoekster] in de gelegenheid stellen tot bewijslevering, wat hierna wordt uitgelegd.
5.2.
De arbeidsovereenkomst kan alleen kan worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
Maar wat hier allereerst van belang is, is dat de kantonrechter in principe alleen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan overgaan als er geen opzegverbod geldt. [verweerder] is op dit moment arbeidsongeschikt, zodat het opzegverbod tijdens ziekte van toepassing is. Ondanks het opzegverbod kan er ruimte bestaan om tot ontbinding over te gaan. Daarvoor is vereist dat er geen verband bestaat tussen het ontbindingsverzoek en de omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft, maar omdat het hier gaat om een uitzondering op de ‘tijdens-opzegverboden’, mag niet te gemakkelijk worden aangenomen dat er geen verband is (zie ECLI:NL:PHR:2023:92).
5.3.
[verweerder] beroept zich op dit opzegverbod en wijst erop dat zijn dromen en uitlatingen over [A] samenhangen met zijn psychische problematiek en dus met zijn arbeidsongeschiktheid. Ter onderbouwing daarvan wijst [verweerder] erop dat hij is uitgevallen voor zijn werkzaamheden door overbelasting en dat uit de verslagen van de bedrijfsarts ook blijkt dat [verzoekster] hem voorzichtig moest benaderen.
Hoewel [verweerder] geen verklaring heeft overgelegd van bijvoorbeeld een behandelaar waaruit blijkt dat hij psychische problemen heeft, ziet de kantonrechter wel andere aanwijzingen die maken dat niet zomaar kan worden aangenomen dat de uitlatingen van [verweerder] niet samenhangen met zijn arbeidsongeschiktheid. Allereerst had [verweerder] op het moment dat hij de uitlatingen heeft gedaan op 8 en 15 april 2024 net een terugval (gehad), waardoor de re-integratie ook een paar weken heeft stil gelegen. Vanaf het moment van die terugval is [verweerder] niet meer beoordeeld door de arbo-arts. Uit de verklaringen van de collega’s van [verweerder] is tijdens de zitting naar voren gekomen dat zij de manier waarop [verweerder] zich uitliet, ook non-verbaal (en in het bijzonder de blik in zijn ogen) niet herkenden. Daarnaast heeft [verweerder] ook verklaard dat hij zich zijn uitlatingen niet kan herinneren en dat het op dit moment niet goed met hem gaat. Daarbij komt dat [verzoekster] na de uitlatingen van [verweerder] niet het gesprek is aangegaan met [verweerder] , maar hem schriftelijk heeft laten weten dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt gevraagd. Van [verzoekster] had mogen worden verwacht dat zij het gesprek met [verweerder] was aangegaan, te meer gelet op zijn gezondheidstoestand en het feit dat [verweerder] al ruim 19 jaar in dienst is en van incidenten verder niet is gebleken.
5.4.
Omdat [verweerder] zegt dat een verband bestaat tussen zijn arbeidsongeschiktheid en de uitlatingen, rust op [verzoekster] de bewijslast dat geen verband bestaat tussen de uitlatingen van [verweerder] en zijn arbeidsongeschiktheid ten tijde van die uitlatingen. (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:GHSHE:2023:4021).
[verzoekster] zal daarom in de gelegenheid worden gesteld tot nadere bewijslevering op dit punt. Omdat de aard van de procedure (een bodemzaak) zich niet verzet tegen toepasselijkheid van het bewijsrecht als geregeld in de artikelen 149 tot en met 207 Rv en het bewijsrecht uit de dagvaardingsprocedure op grond van artikel 284 Rv van overeenkomstige toepassing is op de verzoekschriftprocedure, zal [verzoekster] worden toegelaten tot het leveren van bewijs, dat geen verband bestaat tussen de uitlatingen van [verweerder] en zijn arbeidsongeschiktheid. Zoals tijdens de mondelinge behandeling besproken is [verweerder] ermee akkoord dat hij bij de arbo-arts waar hij tot nu toe steeds is geweest, door [verzoekster] wordt opgeroepen met het doel een oordeel te krijgen over de vraag of zijn uitlatingen verband (kunnen) houden met zijn arbeidsongeschiktheid.
Als geen verband bestaat met de arbeidsongeschiktheid, dan wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden
5.5.
Als uit het oordeel van de arbo-arts naar voren komt dat geen verband tussen de arbeidsongeschiktheid en de uitlatingen van [verweerder] bestaat, zal de kantonrechter de ontbinding toewijzen. De uitlatingen zijn in dat geval zodanig ernstig, dat sprake is van verwijtbaar handelen. Ontbinding van de arbeidsovereenkomst is dan gerechtvaardigd. Dat [verweerder] heeft gezegd dat hij geen uitvoering zal geven aan zijn wens [A] iets aan te doen, maakt dat niet anders. Van [verzoekster] kan als vanzelfsprekend niet verwacht worden een werknemer in dienst te houden die zich herhaaldelijk en zo vergaand en bedreigend uitlaat over haar directeur. Het had voor [verweerder] ook duidelijk moeten zijn dat dit ontoelaatbaar gedrag is.
5.6.
De vervolgvraag is dan of het handelen van [verweerder] ook ernstig verwijtbaar is en of hij nog aanspraak kan maken op een transitievergoeding. Daarop zal de kantonrechter beslissen na uitkomst van de bewijslevering.
Ontbinding op de g- en i grond
5.7.
Tijdens de zitting heeft [verzoekster] de g- en de i-grond mede aan haar verzoeken ten grondslag gelegd. Als [verzoekster] in de hiervoor opgedragen bewijslevering slaagt zal de kantonrechter niet toekomen aan beoordeling van de g- en i- grond. Als [verzoekster] niet slaagt in de bewijslevering, zal ook de ontbinding op de g- en i- grond worden afgewezen, omdat voor ontbinding op die gronden ook geldt dat [verzoekster] moet aantonen dat geen verband bestaat tussen de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] en de uitlatingen van [verweerder] die aan het ontbindingsverzoek ten grondslag liggen. Aan de verzoeken op die gronden liggen namelijk dezelfde feiten, de uitlatingen van [verweerder] , ten grondslag.
Aanhouden beslissing
5.8.
Ten aanzien van alle verzoeken van [verzoekster] geldt dat iedere beslissing, uit proceseconomisch oogpunt, wordt aangehouden in afwachting van de bewijslevering
in de voorwaardelijke tegenverzoeken van [verweerder]
5.9.
Als [verzoekster] er niet in slaagt te bewijzen dat geen verband bestaat tussen de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] en zijn uitlatingen, zal de arbeidsovereenkomst niet worden ontbonden en zal de kantonrechter daarom ook niet toekomen aan de voorwaardelijke tegenverzoeken van [verweerder] .
5.10.
Als [verzoekster] wel slaagt in het opgedragen bewijs en de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, dan zal de kantonrechter moeten beoordelen of aan [verweerder] nog een transitievergoeding toekomt. Daarover zal de kantonrechter, zoals ook overwogen onder 5.6, pas oordelen na de bewijslevering. Het voorwaardelijke tegenverzoek tot toekenning van een billijke vergoeding aan [verweerder] zal worden afgewezen, omdat de ontbinding alleen zal worden toegewezen als vast komt te staan dat [verweerder] verwijtbaar heeft gehandeld. In dat geval bestaat dan ook geen aanleiding voor het toekennen van een billijke vergoeding aan [verweerder] .
Aanhouden beslissing
5.11.
Ten aanzien van alle verzoeken van [verweerder] geldt dat iedere beslissing, uit proceseconomisch oogpunt, wordt aangehouden in afwachting van de bewijslevering.
6 De beslissing
De kantonrechter:
in de verzoeken van [verzoekster] :
6.1.
draagt [verzoekster] op te bewijzen dat geen verband bestaat tussen de uitlatingen van [verweerder] over [A] en zijn arbeidsongeschiktheid door [verweerder] op te laten roepen bij de arbo-arts en de vraag voor te leggen of mogelijk een verband bestaat tussen de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] en zijn uitlatingen;
6.2.
bepaalt dat [verzoekster] de verklaring van de arbo-arts vóór of uiterlijk op 19 juli 2024 in het geding moet brengen;
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de voorwaardelijke tegenverzoeken van [verweerder] :
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.J. Schoenaker, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2024.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: