de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verzoekster] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J.M. Caro,
tegen:
[verweerder]
,
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verweerder] ,
verwerende partij,
niet verschenen.
1 De procedure
1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met 6 producties van [verzoekster] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 juni 2024. De griffier heeft [verweerder] per gewone brief opgeroepen voor die zitting. Namens [verzoekster] is hij per exploit opgeroepen. Verschenen is de heer [A] , eigenaar van [verzoekster] , bijgestaan door de gemachtigde. [verweerder] is niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken. De kantonrechter heeft op die zitting geconstateerd dat [verweerder] zonder bericht niet was verschenen en ook geen verweerschrift had ingediend. Om die reden is bepaald dat de griffier van de rechtbank de verweerder opnieuw diende op te roepen per gewone brief voor een mondelinge behandeling op 3 juli 2024. Dat is gebeurd op 26 juni 2024 op het adres van [verweerder] zoals dat bleek uit het Uittreksel Basisregistratie Personen van diezelfde datum. Een afschrift van het verzoekschrift is bij deze oproep gevoegd.
1.3.
Ook op de mondelinge behandeling van 3 juli 2024 is [verweerder] niet verschenen.
1.4.
De kantonrechter heeft bepaald dat op basis van het verzoekschrift met producties een beschikking zal worden gegeven.
2 Waar gaat de zaak over?
2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] 1991, is op 1 september 2023 in dienst getreden bij [verzoekster] in de functie van kok met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het laatstgenoten loon van [verweerder] bedraagt € 2.944,00 bruto exclusief emolumenten.
2.2.
Op 7 april 2024 is [verweerder] niet op zijn werk verschenen. Eén van de eigenaren, de heer [A] , heeft gebeld met [verweerder] en die vertelde dat hij die dag niet zou komen en helemaal niet meer zou komen werken.
2.3.
[verweerder] was bij [verzoekster] werkzaam op basis van een door de IND en UWV Gecombineerde Vergunning Verblijf en Arbeid (GVAA). Op 12 april 2024 ontving [verzoekster] een brief van de IND, waarin stond dat [verweerder] vanaf 25 april 2024 voor een andere werkgever zou werken en hij vanaf die datum ook niet meer voor [verzoekster] mag werken.
2.4.
In deze procedure vordert [verzoekster] de gefixeerde schadevergoeding ter hoogte van € 2.260,05 netto en een veroordeling van [verweerder] in de kosten van deze procedure. Volgens [verzoekster] heeft [verweerder] op 7 april 2024 de arbeidsovereenkomst onregelmatig opgezegd zonder de opzegtermijn in acht te nemen en is hij daarom jegens [verzoekster] schadeplichtig op grond van artikel 7:672 lid 10 BW. De hoogte van de gefixeerde schadevergoeding is volgens [verzoekster] gelijk aan het bruto maandloon (€ 2.944,00). Een deel van dit bedrag heeft [verzoekster] bij de eindafrekening verrekend waardoor een bedrag resteert van € 2.260,05 netto.
3 De beoordeling
3.1.
De kantonrechter zal de door [verzoekster] verzochte gefixeerde schadevergoeding toewijzen. [verweerder] heeft door op 7 april 2024 niet meer te verschijnen en de bevestiging van de IND dat [verweerder] vanaf 25 april 2024 voor een andere werkgever zal gaan werken de arbeidsovereenkomst opgezegd. Bij deze opzegging heeft [verweerder] niet de wettelijke opzegtermijn in acht genomen zodat sprake is van een onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst. De opzegtermijn bedraagt volgens artikel 7:672 lid 4 één maand.
3.2.
Omdat sprake is van een onregelmatige opzegging is [verweerder] op grond van artikel 7:672 lid 10 BW aan [verzoekster] een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. [verzoekster] heeft op de verschuldigde vergoeding reeds een bedrag verrekend. Van [verweerder] is geen verweer bekend. De kantonrechter zal het verzoek daarom toewijzen.
3.3.
[verweerder] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kosten van [verzoekster] worden begroot op € 89,33 aan explootkosten,
€ 543,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten, in totaal € 767,33.
4 De beslissing
De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoekster] van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.260,05 netto;
4.2.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten van € 767,33, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [verweerder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend, dan moet [verweerder] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: