Inleiding
Deze uitspraak op het beroep van eiseres gaat over het volgens haar niet op tijd beslissen door Dienst Toeslagen op het verzoek van 13 mei 2022 om haar persoonlijk dossier te verstrekken en het verzoek van 29 december 2021 om LIC-lijsten, renteberekeningen en of andere stukken/berekeningen die de bedragen van haar integrale beoordeling van de kinderopvangtoeslag onderbouwen.
Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Dienst Toeslagen is het daarmee eens. Ook eiseres is het daarmee eens, maar onder de voorwaarde dat haar schriftelijke toelichting van 24 oktober 2024 door de rechtbank wordt meegenomen. De rechtbank heeft Dienst Toeslagen twee weken de gelegenheid gegeven om te reageren op deze toelichting. Dienst Toeslagen heeft niet gereageerd.
De rechtbank sluit nu het onderzoek.
Beoordeling door de rechtbank
1. Eiseres heeft Dienst Toeslagen verzocht om haar persoonlijk dossier te verstrekken en LIC-lijsten, renteberekeningen en of andere stukken/berekeningen die de bedragen van haar integrale beoordeling van de kinderopvangtoeslag onderbouwen. Volgens eiseres is dit primair een verzoek tot inzage in haar persoonlijke dossier, maar heeft zij ook een verzoek tot inzage in haar persoonsgegevens gedaan. Daarom is volgens eiseres de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing. In de toelichting van 24 oktober 2024 staat dat de insteek van deze procedure is, primair het verkrijgen van het volledige persoonlijke dossier en subsidiair een overzicht van persoonsgegevens van eiseres die zijn verwerkt op grond van de AVG.
2. In deze uitspraak komt de rechtbank tot het oordeel dat zij niet bevoegd is om kennis te nemen van dit beroep. De rechtbank begrijpt goed dat eiseres inzage wenst in haar persoonlijke dossier, maar via deze route kan eiseres dat niet bereiken. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en wat de gevolgen zijn.
3. Als beroep wordt ingesteld tegen het niet op tijd beslissen is de rechtbank alleen bevoegd om dat beroep te behandelen als tegen de beslissing die gevraagd is bezwaar of beroep open zou staan.1
4. De rechtbank moet daarom beoordelen of tegen de gevraagde beslissing bezwaar of beroep zou openstaan. Daarvoor is het vereist dat de gevraagde beslissing een besluit is als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Niet elke beslissing is een besluit. Onder besluit wordt verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. Het gaat in dit geval om de term rechtshandeling. Hieronder wordt verstaan een handeling gericht op een rechtsgevolg. Een beslissing heeft rechtsgevolg als die beslissing erop is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel de juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen.
5. Eiseres heeft Dienst Toeslagen verzocht om haar persoonlijk dossier te verstrekken en LIC-lijsten, renteberekeningen en of andere stukken/berekeningen die de bedragen van haar integrale beoordeling van de kinderopvangtoeslag onderbouwen. De beslissing op deze verzoeken houdt in dat het persoonlijk dossier en/of andere stukken wel of niet wordt verstrekt. Met die beslissing treedt geen rechtsgevolg in, het leidt alleen maar tot feitelijk handelen. De rechtspositie van eiseres verandert door die beslissing niet. Eiseres krijgt er geen rechten, bevoegdheden of verplichtingen bij, maar ook geen rechten, bevoegdheden of verplichtingen minder. De verzoeken van eiseres leveren daarom geen besluit in de zin van de Awb op.
6. De vraag die de rechtbank in het kader van het subsidiaire standpunt eerst moet beantwoorden is: is hier sprake van een verzoek op grond van de AVG? Wanneer Dienst Toeslagen namelijk een schriftelijke beslissing neemt op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de AVG, dan geldt dat als een besluit in de zin van de Awb.2 In dat geval hoeft niet te worden beoordeeld of de beslissing een rechtshandeling is. Dat is dus een uitzondering op de onder 4 weergegeven regelgeving. Het moet daarbij dus wel gaan om een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de AVG. Hier is artikel 15 van de van AVG van belang. Dat artikel regelt het recht om inzage te verkrijgen in (de verwerking van) persoonsgegevens en informatie over die persoonsgegevens.3
7. Eiseres heeft twee verzoeken ingediend op 29 december 2021 en 13 mei 2022. Die verzoeken zijn niet gericht op het verkrijgen van inzage in (de verwerking van) persoonsgegevens. Eiseres wil verstrekking van het gehele persoonlijk dossier en LIC-lijsten, renteberekeningen en of andere stukken/berekeningen die de bedragen van haar integrale beoordeling van de kinderopvangtoeslag onderbouwen. Dat is niet hetzelfde als een verzoek om inzage in haar persoonsgegevens. Daarnaast wordt in beide verzoeken niet verwezen naar persoonsgegevens of naar de AVG. Dat eiseres op latere momenten, zoals in de ingebrekestelling, haar beroepschrift en schriftelijke correspondentie de AVG noemt, maakt niet dat er dan wel sprake is geweest van AVG-verzoeken.
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.