Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2025:1807

Rechtbank Midden-Nederland
15-01-2025
22-04-2025
11063657 \ LC EXPL 24-1133 BW 31650
Arbeidsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

voorwaardelijke toezegging tot benoeming in LC-functie, over de benoeming zijn aanvullende afspraken gemaakt, niet aan alle voorwaarden is voldaan, de vorderingen van werknemer worden afgewezen, de gebrekkige communicatie van werkgever leidt wel tot compensatie van de proceskosten

Rechtspraak.nl
VAAN-AR-Updates.nl 2025-0525
AR-Updates.nl 2025-0525

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Lelystad

Zaaknummer: 11063657 \ LC EXPL 24-1133 BW 31650

Vonnis van 15 januari 2025

in de zaak van

[eiser] ,

wonend in [woonplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

gemachtigde: mr. R. Goldschmitz,

tegen

[gedaagde] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. R. di Lorenzo.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 15 april 2024 met 16 producties,
- de conclusie van antwoord met 7 producties,

- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 december 2024. [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. Goldschmitz. Namens [gedaagde] zijn de heren [A] (bestuurder) en [B] (leidinggevende) verschenen, bijgestaan door mr. Di Lorenzo. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat met partijen besproken is tijdens de zitting.

1.3.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[eiser] is vanaf 27 augustus 2001 werkzaam voor (de rechtsvoorgangers van) [gedaagde] in de functie van Docent LB.

2.2.

[eiser] is secretaris van de Medezeggenschapsraad (MR) van [gedaagde] en van de Gezamenlijke Medezeggenschapsraad (GMR) van [gedaagde] .

2.3.

De CAO voor het Voortgezet Onderwijs is op het dienstverband van toepassing. De CAO kent verschillende functiegroepen (LB, LC, LD en LE) waarin een docent kan worden benoemd.

2.4.

Eind 2021/begin 2022 zijn alle LB- docenten opgeroepen om te solliciteren naar een LC-functie. [eiser] heeft toen gesolliciteerd naar een LC-functie, maar werd door de Benoemingsadviescommissie niet benoembaar geacht. Dit advies is door de toenmalige bestuurder, de heer [D] , overgenomen, zodat [eiser] is afgewezen voor de LC-functie.

2.5.

Per 1 april 2022 is bij [gedaagde] een nieuwe ad interim directeur, de heer [C] , gestart. [C] heeft de afgewezen kandidaten voor de LC-functie benaderd, waaronder [eiser] , om te bezien of benoeming in een LC-functie alsnog te realiseren valt.

2.6.

Per e-mail van 31 mei 2022 laat [C] het volgende aan [eiser] weten over een eventuele benoeming in een LC-functie:

“(…) Hierbij de bevestiging van ons gesprek over je LC-benoeming. We hebben het volgende afgesproken:

  • -

    Volgens eigen zeggen ben je niet benoemd in de LC-functie omdat je niet zichtbaar genoeg bent in je afdeling.

  • -

    Je stelt zelf voor binnen je vakgroep een systeem te ontwikkelen waarbij je de leerlingen de logistieke pakjesstroom binnen [school] laat verzorgen.

  • -

    Met [B (voornaam)] , je afdelingsleider in de CC meegenomen, overleg je of hij dit ook een goed idee vindt. Het kan zijn dat hij een ander voorstel heeft.

  • -

    In september, uiterlijk oktober zal ik nagaan of je dan wel zichtbaar bent in je afdeling.

  • -

    Als hier een positieve beoordeling uit komt zal je een LC-benoeming krijgen per 1 augustus 2022.


Dit alles onder voorbehoud van instemming van de MR. Dit is een voorstel dat is meegenomen in het formatieplan 2022/2023.”

2.7.

Op 16 juni 2022 vond een gesprek plaats tussen [eiser] en zijn leidinggevende, de heer [B] . In het gespreksverslag is onder meer te lezen:

“ (…) Werken naar LC-benoeming;

  • -

    Meer zichtbaar vanuit de sectie. [eiser (voornaam)] schrijft een plan voor het aannemen en verdelen van pakketten binnen de school. In samenwerking met [.] en het uitvoeren daarvan. Moet uitgevoerd worden.

  • -

    Lesbezoek begin van het schooljaar en nog een later (…)”

2.8.

Bij e-mail van 20 december 2022 deelt [C] aan [eiser] het volgende mede:

“Zoals afgesproken kom ik terug op je LC-benoeming. In ons gesprek heb ik je verteld dat ik op het standpunt sta dat ieder moet voldoen aan de functie-eisen van een LC docent om ook de benoeming te krijgen. Tot voorkort was ik in de veronderstelling dat je hieraan voldeed, behalve dat je je niet voldoende profileerde. Voor dat laatste heb je een opdracht gekregen en uitgevoerd. De opdracht is voldoende om aan de eis te voldoen is geconcludeerd door [B (voornaam)] je leidinggevende.

In de cyclus van lesbezoeken is naar boven gekomen dat je lessen niet voldoende op orde zijn. Van een LC-docent is de eis dat hij een excellent docent is. Je direct leidinggevende heeft geconstateerd dat je hier niet aan voldoet. Hij heeft hiervoor twee lesbezoeken uitgevoerd. Je voldoet op deze wijze niet aan de functie-eis voor LC docent (..)”.

2.9.

Het Management Statuut bepaalt dat de bestuurder medewerkers benoemt, schorst en ontslaat.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert – samengevat – , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

I) veroordeling van [gedaagde] om hem per 1 augustus 2022 te benoemen in de functie Docent LC,
II) betaling van achterstallig loon van € 11.539,33 en
III) veroordeling van [gedaagde] om de achterstand in pensioenopbouw weg te nemen.

Daarnaast vordert [eiser] de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het na te betalen loon en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.2.

[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

De eerste vraag die voorligt is of aan [eiser] een voorwaardelijke toezegging is gedaan door [C] dat [eiser] per 1 augustus 2022 in de functie van Docent LC zou worden benoemd en of [eiser] aan die voorwaarden heeft voldaan. Als dat zo is, is vervolgens de vraag of [eiser] gerechtvaardigd mocht vertrouwen op die toezegging. Tot slot moet worden beoordeeld of [eiser] aanspraak kan maken op het loon dat hoort bij de functie van Docent LC en of hij dan recht heeft op beloning conform trede 10 of 11 zoals deze zijn vastgelegd in de Cao.

4.2.

[eiser] stelt dat [C] hem de toezegging heeft gedaan dat hij per 1 augustus 2022 kan worden benoemd in de functie van Docent LC in trede 11 als hij door [C] voldoende zichtbaar wordt bevonden. Op 14 december 2022 is geconcludeerd door [B] en aansluitend op 20 december 2022 door [C] dat [eiser] voldoende zichtbaar is, zodat [eiser] meent dat hij zou moeten worden benoemd tot LC-docent.

[gedaagde] betwist uitdrukkelijk dat aan [eiser] de voorwaardelijke toezegging is gedaan dat hij per 1 augustus 2022 wordt benoemd als Docent LC als hij voldoet aan de voorwaarde dat hij zichtbaar is binnen de organisatie.
Voor zover de directeur een dergelijke toezegging zou hebben gedaan, meent [gedaagde] dat [eiser] er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de directeur een dergelijke toezegging mocht doen.

Over de mogelijke benoeming zijn aanvullende afspraken gemaakt

4.3.

[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn vordering in het bijzonder gewezen op de e-mail van [C] van 31 mei 2022. De kantonrechter stelt vast dat uit die e-mail volgt dat [C] aan [eiser] heeft bevestigd hem onder voorwaarden te willen benoemen/voordragen voor de functie van Docent LC. Uit die bewuste e-mail van [C] blijkt dat [eiser] om in aanmerking te komen voor de LC-benoeming in elk geval voldoende zichtbaar moest zijn en daarvoor een project zou gaan uitvoeren, maar daarnaast vermeldt [C] in dezelfde e-mail dat [B] (leidingevende) het hier ook mee eens moet zijn en mogelijk een ander voorstel heeft. Tot slot maakt [C] het voorbehoud dat de MR hier ook mee moet instemmen.

4.4.

[gedaagde] heeft erop gewezen dat tussen [B] en [eiser] aanvullende afspraken zijn gemaakt over een eventuele LC-benoeming en dat daarbij de procedure bij benoemingen in een hogere docent functie is gevolgd. Onderdeel van die procedure is dat een gesprek (“het Goede gesprek”) plaats vindt tussen de leidinggevende en de docent en dat lesbezoeken worden ingepland. [gedaagde] wijst ter onderbouwing van die stelling op het gespreksverslag van het gesprek van 16 juni 2024 dat tussen [eiser] en [B] heeft plaatsgevonden. In dat verslag staat onder meer dat in het kader van het traject tot benoeming in een LC-functie twee lesbezoeken zouden plaatsvinden. [eiser] wist dus – of had moeten weten – dat ook de lesbezoeken positief moesten worden beoordeeld om in de LC-functie te kunnen worden benoemd. [eiser] erkent ook dat [B] met hem heeft besproken dat er lesbezoeken zouden plaatsvinden, maar stelt dat daaraan achteraf door [gedaagde] de voorwaarde zou zijn verbonden dat het lesgeven als excellent zou moeten worden beoordeeld. Dat [eiser] excellent moest worden beoordeeld is inderdaad niet terug te lezen in het gespreksverslag, maar wel is duidelijk dat [B] het lesgeven van [eiser] ook op het niveau van LB-docent als onvoldoende heeft beoordeeld en hij daarom op dit moment hier coaching voor krijgt. De kantonrechter kan uiteraard inhoudelijk niet beoordelen of die onvoldoende beoordeling terecht is, omdat het aan de leidinggevende van [eiser] is om zijn functioneren te beoordelen. Dat de lesbezoeken zouden moeten leiden tot een voldoende beoordeling (zeker op het niveau van LB-docent) staat echter wel vast. [B] heeft tijdens de lesbezoeken het functioneren van [eiser] als LB-docent als onvoldoende beoordeeld. Dat [eiser] daarom niet in aanmerking komt voor een benoeming als LC-docent is naar het oordeel van de kantonrechter daarmee een in redelijkheid genomen beslissing.

[C] heeft dus weliswaar een voorwaardelijke toezegging gedaan dat als [eiser] voldoende zichtbaar zou zijn in de organisatie hij mogelijk tot LC-docent kan worden benoemd, maar daarbij heeft [C] het voorbehoud gemaakt dat [B] andere afspraken zou kunnen maken met [eiser] . Dat laatste is gebeurd en op dat punt is [eiser] als onvoldoende beoordeeld.

4.5.

[eiser] heeft ook aangevoerd dat [C] mondeling verdergaande toezeggingen zou hebben gedaan. Zo zou [C] met hem hebben besproken hoe de inschaling zou plaatsvinden en heeft [C] daarbij een uitdraai meegenomen van de betreffende salarisschaal en heeft [C] volgens [eiser] op de vraag van zijn collega te kennen gegeven dat de bestuurder de benoeming niet zou tegenhouden. Of [C] deze uitlatingen daadwerkelijk heeft gedaan is niet komen vast te staan, maar ook als hij die uitlatingen wel zou hebben gedaan, maakt dat de uitkomst niet anders, gelet op de aanvullende afspraken die [eiser] met [B] had gemaakt over de lesbezoeken.

4.6.

Ten overvloede hecht de kantonrechter eraan te benadrukken dat de communicatie hier behoorlijk ongelukkig is gevoerd en begrijpt de kantonrechter dat deze gang van zaken bij [eiser] verwachtingen heeft gewekt ten aanzien van een benoeming in een LC-functie. De communicatie tussen met name [C] en [B] is hier niet goed verlopen. Kennelijk heeft [C] vóór zijn e-mail van 31 mei 2022 geen overleg gehad met [B] over (het functioneren van) [eiser] en is [C] vervolgens niet meteen geïnformeerd door [B] over de lesbezoeken en de daarmee samenhangende beoordeling over het functioneren van [eiser] .

Geen verband tussen de afwijzing en het MR-lidmaatschap
4.7. [eiser] heeft nog aangevoerd dat de afwijzing voor de LC-benoeming verband zou houden met zijn lidmaatschap van de MR, maar dat verband ziet de kantonrechter niet. [eiser] heeft aan deze stelling overigens ook geen rechtsgevolgen verbonden.

Hoewel de kantonrechter zich kan voorstellen dat [eiser] zich afvraagt of zijn MR-lidmaatschap mogelijk invloed heeft gehad doordat de MR het vertrouwen in de toenmalige bestuurder heeft opgezegd, ziet de kantonrechter daar geen objectief aanknopingspunt voor. De afwijzing voor de benoeming van [eiser] heeft niet voor gelegen bij de bestuurder waarin de MR het vertrouwen heeft opgezegd. Al in een eerder stadium, namelijk door de onvoldoende beoordeling van [eiser] door [B] , is het tot een afwijzing gekomen. Niet valt in te zien dat de onvoldoende beoordeling door [B] en de afwijzing van [C] die daaruit voortvloeit enig verband houden met het MR-lidmaatschap van [eiser] .

4.8.

Voorgaande leidt tot de slotsom dat er geen grondslag is voor de door [eiser] gevorderde benoeming in de LC-functie en als vanzelfsprekend evenmin voor betaling van loon behorende bij een LC-functie en de bijbehorende nevenvorderingen. De vorderingen van [eiser] worden daarom afgewezen.


De proceskosten worden gecompenseerd

4.9.

Gelet op de relatie tussen partijen en de aan [gedaagde] toe te rekenen gebrekkige communicatie als bovenomschreven zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1.

wijst de vorderingen van [eiser] af,

5.2.

compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.