Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBMNE:2025:2928

Rechtbank Midden-Nederland
20-06-2025
20-06-2025
16.315694.24 (P)
Strafprocesrecht
Eerste aanleg - meervoudig

Verdachte wordt veroordeeld voor het op een gruwelijke manier mishandelen, martelen en doden van dieren over een periode van ruim een jaar. Ook wordt zij veroordeeld voor het bezit van een vuurwapen en munitie.

Aan verdachte wordt een gevangenisstraf opgelegd die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarnaast wordt aan verdachte de TBS maatregel met voorwaarden opgelegd.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Lelystad

Parketnummer: 16.315694.24 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 20 juni 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,/

wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juni 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Mirshahi en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. A.M.G. de Groot, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt erop neer dat verdachte:

Feit 1

in de periode van 17 juni 2023 tot en met 2 oktober 2024 in Hilversum meerdere dieren heeft mishandeld en deze daardoor en/of vervolgens zijn/heeft gedood;


Feit 2

in de periode van 30 augustus 2024 tot en met 2 oktober 2024 in Hilversum een vuurwapen (gaspistool) van categorie III voorhanden heeft gehad;

Feit 3

in de periode van 30 augustus 2024 tot en met 2 oktober 2024 in Hilversum munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.

VOORVRAGEN

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat sprake is van een tweetal vormverzuimen ex artikel 359a Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), te weten het te laat geven van de cautie en het onrechtmatig bekijken van de telefoon van verdachte. De politie heeft verdachte thuis bezocht en eenmaal in de woning gelijk het vuurwapen gevorderd. De politie heeft vervolgens aan verdachte gevraagd wat zij met de dieren deed. Verdachte gaf hier eerlijk (een zichzelf belastend) antwoord op, waarna de politie verdachte vroeg om de afbeeldingen op haar telefoon te laten zien. Pas na het stellen van de vragen over de dieren en het bekijken van de telefoon van verdachte is de cautie verleend. Dit is te laat. Op het moment dat de politie de woning betrad was verdachte immers al verdachte van een strafbaar feit, nu de politie op dat moment al beschikte over informatie over het vuurwapen en over de afbeeldingen op de telefoon van verdachte. Dit zijn onherstelbare en ernstige vormverzuimen. Verdachte heeft hierdoor nadeel geleden, wat gelegen is in de schending van haar privacy - in het bijzonder het telefoongeheim - dan wel de schending van een eerlijk proces. Vanwege deze vormverzuimen moet de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in de strafvervolging. Subsidiair moet strafvermindering volgen.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat zij wel ontvankelijk is in haar strafvervolging. De politie is bij verdachte op huisbezoek gegaan na een melding van de psychiater bij het Zorg- Veiligheidshuis. Op dat moment was verdachte nog niet aangemerkt als verdachte. De politie heeft eenmaal in de woning het vuurwapen gevorderd, welke verdachte aan de politie heeft overhandigd. De politie had op dat moment de cautie aan verdachte moeten verlenen. Dat is niet gebeurd, waardoor sprake is van een vormverzuim. Aan verdachte is vervolgens zonder de cautie gevraagd wat zij met de dieren deed, waarna de politie om haar telefoon heeft gevraagd. Verdachte gaf de telefoon aan de politie, die na het zien van een deel van de beelden vervolgens alsnog de cautie heeft gegeven. Verdachte is hierna nog diverse malen gehoord waar haar advocaat bij was. Zij heeft tijdens elk verhoor de tenlastegelegde feiten bekend, ook ter terechtzitting. Het vormverzuim is derhalve hersteld. Ook heeft verdachte geen nadeel geleden.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] volgt dat verdachte op 23 september 2024 in het Zorg- en Veiligheidshuis Gooi- en Vechtstreek aan de tafel ‘Personen met Onbegrepen Gedrag met gevarenrisico’s is besproken. Verdachte was hiervoor aangemeld door GGZ instelling Inforsa na zorgelijke uitspraken bij haar behandelend psychiater. Verdachte zou hebben verteld dat zij kleine dieren in het bos zou hebben mishandeld en gedood, waarvan zij beeldmateriaal op haar telefoon zou hebben staan. Ook vertelde zij een vuurwapen te hebben aangeschaft. Op 2 oktober 2024 gaan twee verbalisanten in opdracht van de officier van justitie bij verdachte op huisbezoek om de ontstane zorgen te bespreken.

De rechtbank zal de door de raadsvrouw bepleitte vormverzuimen hierna bespreken.

Cautie

Op grond van artikel 29, tweede lid, Sv is een verdachte niet tot antwoorden verplicht en dient dat haar voor aanvang van het verhoor te worden medegedeeld (de cautie). Het begrip ‘verhoor’ heeft betrekking op alle vragen aan een door een opsporingsambtenaar als verdachte aangemerkt persoon. Als verdachte wordt aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit (artikel 27, lid 1 Sv).

De rechtbank heeft bij de bestudering van het dossier geen aanwijzing gezien dat de politie en het Openbaar Ministerie in deze zaak doelbewust hebben gehandeld om strafvorderlijke waarborgen te omzeilen. De rechtbank gaat daarom uit van wat de verbalisanten hebben opgeschreven, namelijk dat zij naar de woning van verdachte zijn gegaan met als insteek het bespreken van de ontstane zorgen, om zorg te bieden dan wel daarvoor de juiste ketenpartners in te kunnen schakelen.

Tegelijk constateert de rechtbank ook dat met de informatie uit het Zorg- en Veiligheidshuis waaronder de mogelijke aanwezigheid van een vuurwapen bij verdachte, voldoende feiten en omstandigheden aanwezig waren om haar als verdachte in de zin van artikel 27 Sv aan te merken. Daarom was het zorgvuldiger geweest als de verbalisanten verdachte direct bij binnenkomst in de woning de cautie hadden gegeven.

Uitlevering wapen

Eenmaal in de woning van verdachte hebben de verbalisanten (allereerst) de uitlevering van het vuurwapen gevorderd. De verbalisanten waren op grond van artikel 52 lid 1 van de

Wet wapens en munitie (hierna: WWM) gerechtigd tot het vorderen van de uitlevering van dat wapen. Deze vordering tot uitlevering hoeft niet te worden voorafgegaan door de cautie, omdat dit een opsporingsbevoegdheid betreft en geen verhoorvraag. Dat de kennis van het vuurwapen uit het Zorg- en Veiligheidshuis afkomstig was, doet aan die bevoegdheid niet af. Er is derhalve op dit punt geen sprake van een vormverzuim.

Nadere vragen

Na het aantreffen van het wapen, zijn de verbalisanten vragen gaan stellen aan verdachte, zonder dat zij haar de cautie hadden gegeven.

Het geven van de cautie is in feite een waarschuwing met als doel dat een verdachte daardoor wordt behoed voor het ongewild medewerking verlenen aan de eigen veroordeling.

Volgens vaste rechtspraak mag de verklaring van een verdachte zonder voorafgaande cautie slechts voor het bewijs worden gebruikt als de verdachte geacht mag worden door het ontbreken van die waarschuwing niet in haar belangen te zijn geschaad. Factoren die daarbij een rol kunnen spelen zijn de inhoud van de verklaring van de verdachte, de wijze waarop en de omstandigheden waaronder deze is verkregen en de processuele houding van verdachte en haar raadsvrouw daaromtrent. In dit verband geldt dat een cautieverzuim niet tot bewijsuitsluiting hoeft te leiden wanneer de verdachte in een later stadium van het opsporingsonderzoek alsnog een gelijkluidende verklaring aflegt, waarbij zij van tevoren wél op het zwijgrecht is gewezen.

De rechtbank stelt vast dat verdachte, na de aanvankelijke verklaring die zij zonder voorafgaande cautie tegen de verbalisanten die bij haar thuis kwamen heeft afgelegd, vervolgens bij de politie, de rechter-commissaris en bij de inhoudelijke behandeling ten overstaan van de rechtbank haar bekennende verklaring heeft herhaald en uitgebreid ten opzichte van haar eerste verklaring. Op al deze momenten is zij voorafgaand aan haar verklaring gewezen op haar zwijgrecht.

Bovendien werd zij op al deze momenten bijgestaan door haar raadsvrouw. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen nadeel heeft ondervonden van het cautieverzuim en volstaat met de enkele constatering van een vormverzuim. Zij zal daar verder geen gevolgen aan verbinden.

Bekijken afbeeldingen telefoon verdachte

Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat de politie verdachte heeft gevraagd naar de beelden van de dieren, nadat zij (zonder de cautie) had verklaard én omdat de politie via het Zorg- en Veiligheidshuis op de hoogte was van de gemaakte beelden. Verdachte heeft hierop vrijwillig haar telefoon aan de verbalisanten gegeven, waarna zij verschillende foto’s en video’s hebben gezien van dieren die worden mishandeld of gedood. Uit de informatie die de politie reeds uit het Zorg- en Veiligheidshuis had, mochten de verbalisanten op grond van artikel 94 Sv, de telefoon in beslag nemen om de waarheid aan de dag te brengen. De verbalisanten hebben echter verzuimd gebruik te maken van die bevoegdheid, althans niet aan verdachte mede gedeeld dat zij de telefoon in beslag namen.

De wet stelt voor het doen van onderzoek aan een telefoon niet de eis van voorafgaande rechterlijke toetsing of tussenkomst van de officier van justitie (vgl. o.a. ECLI:NL:HR:2017:584). Zolang het bekijken van de afbeeldingen op de telefoon van verdachte als een beperkte of een niet te vergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer kan worden gekwalificeerd, kan de algemene bevoegdheid uit artikel 94 Sv als voldoende legitimiteit worden gezien.

Nu de verbalisanten een strafvorderlijke bevoegdheid hadden de telefoon in beslag te nemen en (vervolgens) te onderzoeken, is er naar het oordeel van de rechtbank geen nadeel ontstaan voor verdachte (vgl. o.a. ECLI:NL:HR:2013:BY5321). De rechtbank zal daarom volstaan met de constatering van het vormverzuim en daar verder geen gevolg aan verbinden.

Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging

Overige voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

WAARDERING VAN HET BEWIJS

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.

Het oordeel van de rechtbank

Feit 1 is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:1

  • -

    de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 juni 2025;

  • -

    een proces-verbaal van bevindingen, betreffende de beschrijving van de foto’s en video telefoon verdachte;2

- een proces-verbaal van bevindingen, betreffende de tijdsaanduiding van de gemaakte foto’s en video’s;3

Feit 2 en 3 zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:

  • -

    de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 juni 2025;

  • -

    een proces-verbaal van bevindingen met bijlage, betreffende de categorisering van het vuurwapen en de munitie;4

- een proces-verbaal van bevindingen, betreffende het aantreffen van het wapen in de woning waar verdachte verbleef (verdachte had het wapen liggen in een bureau op haar kamer).5

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

Feit 1

in de periode van 17 juni 2023 tot en met 2 oktober 2024, te Hilversum, meermalen, zonder redelijk doel bij meerdere dieren, te weten een of meerdere katten, cavia's, kraaien, muizen, egels en konijnen, pijn en letsel heeft veroorzaakt en de gezondheid en het welzijn van die dieren heeft benadeeld, door voornoemde dieren door/tegen het hoofd te schieten, tegen/op de kop te slaan, de poten te breken, te onthoofden, te steken, te spiezen, (open) te snijden, de keel door te snijden, te villen, te verdrinken, met een honkbalknuppel te slaan en tegen een boom te slaan en/of (daardoor en/of vervolgens) te doden; zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren;

Feit 2

in de periode van 30 augustus 2024 tot en met 2 oktober 2024 te Hilversum, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk Walther, model P22, kaliber 9mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;

Feit 3

in de periode van 30 augustus 2024 tot en met 2 oktober 2024 te Hilversum, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 34 scherpe knalpatronen, merk Walther, van het kaliber 9mm P.A.Knall voorhanden heeft gehad.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

Feit 1

zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren, meermalen gepleegd;

Feit 2

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het

feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

Feit 3

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:

- een gevangenisstraf van 134 dagen, met aftrek van het voorarrest;

- de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: TBS met voorwaarden).

Het standpunt van de verdediging

De raadvrouw verzoekt de rechtbank om niet alleen feit 1, maar ook de feiten 2 en 3 verminderd aan verdachte toe te rekenen gelet op de onderlinge samenhang van de feiten. Verdachte is een first offender. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met de omstandigheid dat verdachte hulp heeft gezocht, maar dit is geëindigd in een strafproces, wat voor verdachte moeilijk te verkroppen is. Ten aanzien van de strafmodaliteit komt de raadsvrouw tot het volgende. Eén van de voorwaarden voor het kunnen opleggen van een TBS-maatregel is dat sprake moet zijn van een stoornis. De raadsvrouw stelt dat niet onomstotelijk aan deze eis is voldaan, nu verdachte relatief jong is voor het diagnosticeren van een persoonlijkheidsstoornis. Tevens is er geen reële kans op recidive nu verdachte erg gemotiveerd is om zich te laten behandelen. Dit blijkt ook uit het feit dat de schorsing van de voorlopige hechtenis goed is verlopen en zich geen nieuwe incidenten hebben voorgedaan. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om primair een zorgmachtiging op te leggen en subsidiair de TBS met voorwaarden zoals door de deskundigen is geadviseerd.

Het oordeel van de rechtbank

De aard en de ernst van de feiten

Verdachte heeft over een periode van ruim een jaar verschillende dieren op een gruwelijke manier mishandeld, gemarteld en gedood. De gruwelijkheid ervan blijkt ook duidelijk uit wat verbalisanten hierover hebben opgeschreven. Zo schrijft één van hen geëmotioneerd te raken van de beelden, de foto’s en filmpjes niet verder te hebben kunnen bekijken en nog nooit zoiets schokkends te hebben gezien in de 12 jaar die de verbalisant bij de politie werkt.

Verdachte is begonnen met één van haar eigen huisdieren. Daarna verkreeg zij de meeste dieren via Marktplaats en nam ze dan mee naar het bos. Verdachte heeft deze dieren met een mes gestoken, opengesneden en laten verdrinken. Ook werden dieren aan een boom gehangen waarna ze hard met een knuppel werden geslagen. Op de foto’s en video’s in de telefoon van verdachte is te zien dat de martelingen en het daarmee samenhangende lijden van de dieren in de loop van de tijd in intensiteit toenam. Zo is op een van de laatste video’s een poes te zien die door het hoofd wordt geschoten met een vuurwapen dat verdachte specifiek met dat doel had gekocht. Wat de rechtbank hierbij heel zorgelijk vindt is dat verdachte gedurende de gehele tenlastegelegde periode al in beeld was bij zorgverleners en op moment van het aankopen van het wapen en de munitie en vervolgens het doodschieten van de poes al onder behandeling was bij een psychiater. Deze behandelingen hebben verdachte er niet van kunnen weerhouden om de dieren te mishanden, integendeel, de mishandelingen werden steeds erger. Verdachte leek steeds heel berekenend te werk te gaan en genoot van de voorpret bij het aankopen van de dieren. De dieren die verdachte mishandelde, (lang) martelde en doodde waren weerloos en konden niets anders dan hun lot ondergaan. Een zorgvuldig, gepland en weloverwogen lot waar verdachte op kickte, waar zij een fijn gevoel van kreeg, waarmee zij haar eigen leegheid vulde.

Deze zeer schrijnende en verdrietige conclusie onderstreept de ernst van de zorgen die de rechtbank heeft in deze zaak en ten aanzien van de persoon van verdachte.

De persoon van verdachte

De rechtbank kijkt bij de strafbepaling ook naar de persoon van de verdachte.

Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van

14 februari 2025. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. De rechtbank zal dat dan ook niet in strafverzwarende, maar evenmin in strafverminderende zin meewegen.

Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de rapporten die over verdachte zijn geschreven, namelijk een rapport van de psychiater van 9 april 2025, een rapport van de klinisch psycholoog van 9 april 2025 en een maatregelenrapport van de reclassering

(Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering) van 26 mei 2025.

Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van wat de reclasseringsmedewerkers, de psychiater en psycholoog als beëdigd deskundigen op de zitting hebben verklaard en toegelicht.

De rapporten van de psychiater en psycholoog

De psychiater en de psycholoog concluderen in hun rapporten dat bij verdachte, ondanks haar jonge leeftijd, sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en schizoïde kenmerken. Ten aanzien van het tenlastegelegde vallen de kilheid en berekening op, het gebrek aan berouw en een gebrek aan empathie (met de dieren). Het mishandelen en doden van de dieren kan worden gezien als een uiting van de prikkelhonger (en verdrijven van onderliggende verveling), die zich ook op andere vlakken uit. Vanuit de psychopathologie bezien doorbraken deze gedragingen de affectieve leegte en werd verdachte bovendien niet geremd door empathisch vermogen, wegens het vrijwel ontbreken hiervan. Verdachte kon geen weerstand bieden aan het uitvoeren van het gewelddadige gedrag, ook al wist ze (cognitief) dat het gedrag moreel gezien niet werd geaccepteerd. De psycholoog en de psychiater adviseren het tenlastegelegde onder 1, indien bewezen, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De feiten 2 en 3 dienen echter wel volledig aan verdachte te worden toegerekend nu zij goed doordrongen was van de strafbaarheid van deze feiten. Daarnaast zijn er vanuit de pathologie geen factoren aan te wijzen die haar keuzevrijheid bij de aanschaf van het wapen hebben belemmerd.

Zorgelijk is dat de onderliggende pathologie ernstig is, maar dat verdachte geen berouw heeft of lijdensdruk ervaart van haar eigen handelen. Zij geeft slechts aan last te ervaren van de bemoeienissen vanuit de GGZ en de begrenzing door justitie. Zorgelijker is dat er in de tijd een escalatie is te zien in het thrill-seeking gedrag waarbij verdachte haar grenzen steeds lijkt te verleggen van automutilatie naar dierenmishandeling en het doden van dieren. Verdachte kickte hierop en maakte een aandenken in de vorm van foto’s en video’s. Meest zorgelijk is dat verdachte door schijnaanpassing in staat is gebleken langere tijd onder de radar te blijven. Er is nauwelijks ziektebesef, zij is onderliggend boos, voelt zich onheus bejegend en externaliseert de ontstane situatie door deze neer te leggen bij de zorg en justitie. De bereidheid om meer openheid te geven en te veranderen is dan ook dubieus. Zowel de psycholoog als de psychiater schatten de kans dat verdachte de komende periode tot gewelddadig handelen zal komen in als matig tot hoog.

Voor de vermindering van het recidiverisico is meer inzicht nodig op de ernst en diepte van de psychopathologie en de behandelmogelijkheden. De complexiteit van het beeld, het vermogen tot schijnaanpassing bij verdachte waarbij ze zich nu ongrijpbaar opstelt bij de reclassering en de kans op toename van de agressie maakt dat dit alleen tijdens een langer durende opname in een forensische kliniek met expertise op het gebied van persoonlijkheidsproblematiek haalbaar is. Na diagnostiek en behandeling kan er vanuit de kliniek zorgvuldig afgewogen worden wat de randvoorwaarden zijn voor resocialisatie, maar voldoende forensische scherpte bij een langdurig toezicht en ambulante zorg wordt van groot belang geacht bij de terugkeer in de maatschappij. Plaatsing op een FPK zal naar inschatting de benodigde forensische scherpte en een afdoende beveiligingsniveau kunnen bieden.

De psychiater en de psycholoog achten het kader van de zorgmachtiging, gezien de benodigde duur van de behandeling, het geadviseerde beveiligingsniveau en de gewenste forensische expertise ontoereikend. Daarbij wordt opgemerkt dat verdachte al in (vrijwillige) zorg bij de forensische GGZ was ten tijde van de tenlastegelegde feiten, maar dit haar niet weerhield in haar gedragingen. Het kader van de bijzondere voorwaarden is eveneens niet aangewezen nu de kans groot is dat verdachte, als ze het niet eens is met de behandeling of bejegening, zal kiezen voor het uitzitten van haar strafdeel en nadien zonder behandeling weer in de maatschappij komt te staan. De reclassering ervaart verdachte ten tijde van het huidige toezicht als ongrijpbaar. Ook blijven bij zowel de psychiater als de psycholoog twijfels bestaan of de pathologie van verdachte wel volledig in beeld is gekomen. De bescherming van de maatschappij wordt onvoldoende gegarandeerd als gewelddadig gedrag onder de radar verdwijnt.

De psychiater en psycholoog adviseren om een behandeling op te leggen in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden. In een dergelijk kader kan opname in een FPK plaatsvinden, kan er stapsgewijs naar resocialisatie worden toegewerkt, kan elke resocialisatiestap op geleide van een risicotaxatie plaatsvinden, en leidt eventueel onttrekken aan de voorwaarden tot intensivering van de behandeling in plaats van een gevangenisstraf. Ook nadat de psychiater en psycholoog kennis hebben genomen van het rapport van de reclassering (die negatief adviseren ten aanzien van een tbs-maatregel met voorwaarden) blijven de deskundigen bij het hiervoor weergegeven advies. Door de psychiater is daarbij opgemerkt dat de verantwoordelijkheid in eerste instantie zal liggen bij de kliniek en dat zij altijd overleg zullen plegen met de reclassering bij het zetten van vervolgstappen.

Het reclasseringsrapport

De reclassering schat ondanks de aanwezigheid van verschillende stabiele factoren, onder andere op het gebied van huisvesting en dagbesteding, het risico op geweld in als gemiddeld tot hoog. De houding van verdachte, namelijk dat zij zelf om hulp vroeg en momenteel meewerkt aan huidig reclasseringstoezicht (verdachte is geschorst onder voorwaarden) met ambulante behandeling zou op het oog positief kunnen zijn. Het knelpunt is echter dat het risico op schijnaanpassing een grote rol speelt, waardoor niet gesteld kan worden dat deze factoren positief of beschermend, maar juist zorgelijk zijn. Het risico op schijnaanpassing en de aanwezigheid van de psychopathologie (de hoge mate van psychopathie en de persoonlijkheidsproblematiek) heeft invloed op de haalbaarheid van de interventies en de responsiviteit.

De reclassering signaleert een aantal zorgelijke aspecten aan het gedrag van verdachte die meewegen inde beoordeling of een tbs met voorwaarden maatregel haalbaar is.

Ondanks dat verdachte in het huidige reclasseringstoezicht haar afspraken nakomt en de reclassering geen overtredingen constateert, komt verdachte ongrijpbaar over, waarbij zij haar bezigheden achter lijkt te houden. Het lijkt erop dat verdachte zich in gesprekken sociaal wenselijk opstelt. Deze houding past bij het beschreven beeld van het vermogen tot schijnaanpassing zoals dat door de NIFP-deskundigen wordt omschreven. De schijnaanpassing kan er mogelijk voor zorgen dat de reclassering in het kader van TBS met voorwaarden de problematiek van verdachte onvoldoende in beeld krijgt en de risico’s onvoldoende kan inschatten. Vanuit reclasseringsperspectief bekeken heeft dit kader om die reden een risico in zich dat er te snel op ambulantisering ingezet wordt. Daarom adviseert de reclassering negatief over de tbs-maatregel met voorwaarden.

Verminderde toerekenbaarheid

De rechtbank zal de conclusies van de deskundigen met betrekking tot de toerekenbaarheid van de feiten overnemen en tot de hare maken. Dit betekent dat het bewezenverklaarde feit 1 in verminderde mate aan verdachte zal worden toegerekend. De rechtbank ziet ten aanzien van de feiten 2 en 3 geen aanleiding om van het advies van de deskundigen af te wijken, gelet op de duidelijke toelichting die de deskundigen daarover hebben gegeven. Deze feiten zullen dan ook volledig aan verdachte worden toegerekend.

De op te leggen straf en maatregel

Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.

Opleggen TBS met voorwaarden

De rechtbank overweegt dat de adviezen in de over verdachte opgemaakte rapporten van de psychiater en psycholoog eenduidig zijn: het opleggen van een TBS met voorwaarden. Het opleggen van TBS met voorwaarden wordt door de psycholoog en psychiater toereikend geacht. Uit de inhoud van die rapportages volgt verder dat een lange klinische behandeling aangewezen is. Het (primaire) verzoek van de raadsvrouw om behandeling in het kader van de zorgmachtiging vorm te geven verhoudt zich niet met de inhoud van de adviezen van de deskundigen en de veronderstelde duur van de noodzakelijke klinische behandeling. De rechtbank zal hier dan ook niet toe overgaan. Dit geldt eveneens voor het kader in de vorm van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Uit de rapporten volgt dat hierbij het risico bestaat dat wanneer verdachte het niet eens is met de behandeling of bejegening, zij zal kiezen voor het uitzitten van haar strafdeel met als resultaat dat zij onbehandeld terug zal keren naar de maatschappij. Die uitkomst is naar het oordeel van de rechtbank absoluut onwenselijk, omdat het heel duidelijk is dat verdachte dringend behandeling nodig heeft en de rechtbank het - gelet op het door de deskundigen ingeschatte recidive-risico - ook noodzakelijk vindt dat verdachte deze behandeling krijgt, voordat zij terugkeert in de maatschappij.

De rechtbank kan besluiten tot het opleggen van TBS met voorwaarden als iemand een misdrijf heeft gepleegd waar volgens de wet een gevangenisstraf van vier jaar of meer op staat of als het gaat om een misdrijf waarvoor de wet bepaalt dat oplegging van terbeschikkingstelling mogelijk is. Daarnaast moet die persoon toen zij de feiten beging een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens hebben gehad. Tot slot moet de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen eisen dat aan die persoon tbs wordt opgelegd.

Aan al deze voorwaarden is in dit geval voldaan. Dit volgt in de eerste plaats uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Hierop staat een gevangenisstraf van vijf jaar. De rechtbank baseert het oordeel dat de verdachte tijdens het plegen van voornoemd feit aan een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens leed en dat voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen oplegging van tbs noodzakelijk is, op de conclusies van de deskundigen die de persoonlijkheid van de verdachte hebben onderzocht en hierover rapporten hebben opgemaakt, zoals deze hierboven uitgebreid zijn weergegeven. De rechtbank is van oordeel dat hieruit volgt dat het onverantwoord is om verdachte onbehandeld in de maatschappij te laten terugkeren.

De rechtbank realiseert zich dat de reclassering negatief heeft geadviseerd over de TBS met voorwaarden. De rechtbank begrijpt dat de zorgen van de reclassering erin zijn gelegen dat verdachte – mede gelet op haar problematiek - binnen een TBS met voorwaarden mogelijk te snel naar een ambulant kader wordt overgeplaatst. Mede gelet op de adviezen van de psychiater en de psycholoog acht de rechtbank dit kader desondanks passend, omdat verdachte nu meewerkt aan de behandeling en zij zich houdt aan de afspraken bij behandelaars en bij de reclassering. De rechtbank overweegt hierbij volledigheidshalve dat de psychiater en psycholoog nadrukkelijk hebben toegelicht dat ambulantisering pas aan de orde kan zijn nadat verdachte langdurig binnen een FPK is behandeld voor haar problematiek. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij bereid is om zich aan alle opgelegde voorwaarden te houden, al gaat zij zelf liever door met de ambulante behandeling die zij nu krijgt bij Inforsa. De rechtbank acht dit gezien de complexe problematiek van verdachte niet haalbaar; een behandeling in een strak kader met in aanvang een klinische behandeling is de enige mogelijkheid om verdachte goed te kunnen helpen. De verdediging heeft mede in dit licht naar voren gebracht dat het voor de verdachte zeer wrang is dat haar eigen vraag om hulp uiteindelijk heeft geleid tot deze strafzaak. Hoewel de rechtbank begrijpt dat dit gevoel bij de verdachte aanwezig is, maakt dit het oordeel niet anders. Duidelijk is geworden dat verdachte langdurige en intensieve behandeling en hulp nodig heeft. Deze behandeling zal aan verdachte worden gegeven binnen het kader van een

TBS-maatregel. Verdachte krijgt binnen dit kader de kans om te laten zien dat zij echt met zichzelf aan de slag wil en dit ook serieus neemt. Verdachte heeft op deze manier het verdere verloop van haar toekomst in eigen hand.

Alles overwegende vindt de rechtbank de oplegging van de TBS-maatregel met voorwaarden passend en noodzakelijk. Enkel de tbs-maatregel biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende zekerheid dat verdachte daadwerkelijk zal worden behandeld en de kans op recidive voldoende kan worden teruggebracht. De rechtbank zal de maatregel met de daarbij in het dictum vermelde voorwaarden daarom opleggen.

Gemaximeerde TBS

De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde strafbare feit niet gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dat betekent dat indien de TBS-maatregel met voorwaarden wordt omgezet in een

TBS-maatregel met dwangverpleging deze gemaximeerd zal zijn.

Dadelijke uitvoerbaarheid tbs met voorwaarden

De rechtbank zal de maatregel en de daarbij te stellen voorwaarden, gelet op wat hiervoor is overwogen, dadelijk uitvoerbaar verklaren.

Gevangenisstraf

Gezien de aard en de ernst van de feiten en dan met name de lange periode waarin verdachte op een gruwelijke manier dieren heeft gemarteld en gedood is een lange onvoorwaardelijke gevangenis in beginsel passend en geboden. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank echter rekening gehouden met het belang van verdachte om, gelet op haar problematiek, zo spoedig mogelijk te starten met de behandeling in het kader van de aan haar opgelegde tbs met voorwaarden. De rechtbank vindt het daarom niet wenselijk om een langere onvoorwaardelijk gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 134 dagen, met aftrek van het voorarrest.

Wijziging schorsingsvoorwaarden voorlopige hechtenis

De rechtbank heeft bij beslissing van 13 februari 2025 de voorlopige hechtenis geschorst met verschillende schoringsvoorwaarden. Om ervoor te zorgen dat op een effectieve manier toezicht gehouden kan worden op de tbs met voorwaarden en een vangnet wordt gecreëerd zolang dit vonnis nog niet onherroepelijk is, zal de rechtbank de schorsingsvoorwaarden in overeenstemming brengen met de tbs met voorwaarden zoals in het dictum staat vermeld.

TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen

  • -

    38, 38a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en

  • -

    2.1 en 8.12 van de Wet Dieren en

  • -

    26 en 55 van de Wet wapens en munitie;

zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;

- verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;

- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf en maatregel

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 134 (honderdvierendertig) dagen;

- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

Oplegging tbs met voorwaarden

- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:

Geen strafbaar feit plegen

Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;

Meewerken aan reclasseringstoezicht

Verdachte werkt mee aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder

andere in:

  • -

    Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;

  • -

    Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien wanneer de reclassering hierom vraagt. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen;

  • -

    Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan

aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden;

  • -

    Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;

  • -

    Verdachte werkt mee aan huisbezoeken;

  • -

    Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;

  • -

    Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;

  • -

    Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;

Meewerken aan time-out

Als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;

Niet naar het buitenland

Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zonder toestemming van de reclassering;

Opname in een zorginstelling

Verdachte laat zich opnemen in een Forensische Psychiatrische Kliniek (FPK) of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;

Begeleid wonen of maatschappelijke opvang

Verdachte verblijft bij Lister of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na afloop van de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in

overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld. Verdachte kan niet verhuizen zonder toestemming van de reclassering;

Ambulante behandeling

Verdachte laat zich behandelen door Forensische Ambulante Zorg Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De ambulante behandeling is reeds van start gegaan en zal voortgezet worden zolang de klinische opname nog niet gerealiseerd is, maar ook na de opname. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;

Meewerken aan middelencontrole

Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;

Meewerken aan het verkrijgen van inzicht en het versterken van het netwerk

Verdachte geeft inzicht in haar sociaal netwerk en werkt mee om de banden in haar netwerk te versterken. Verdachte geeft toestemming aan de reclassering om contact te hebben met haar familie en/of sociaal netwerk;

Dagbesteding

Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding of het volgen van een opleiding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;

Houdverbod dieren

Verdachte houdt geen dieren. Verdachte werkt mee aan controle hierop bij huisbezoeken door de Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn, de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit en de politie.

- geeft opdracht aan Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering de verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;

- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;

Wijziging schorsingsvoorwaarden

- wijzigt de schorsingsvoorwaarden van de voorlopige hechtenis naar dezelfde voorwaarden als die zijn verbonden aan de tbs-maatregel, zoals hiervoor weergegeven, met behoud van de voorwaarde dat verdachte zich niet zal onttrekken aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis, als de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen.

Dit vonnis is gewezen door mr. T. van Haaren- Paulus, voorzitter, mrs. N. van Esch en

H.J. van Woudenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Hardeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juni 2025.

Mr. van Woudenberg en mr. Hardeman zijn buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

1

zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 juni 2023 tot en

met 2 oktober 2024, te Hilversum, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een of meerdere dieren, te weten een of meerdere katten, cavia's, kraaien, muizen, egels en/of konijnen, pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door voornoemde dieren door/tegen het hoofd te schieten, tegen/op de kop te slaan, de poten te breken, te onthoofden, te steken, te spiezen, (open) te snijden, de keel door te snijden, te villen, te verdrinken, met een honkbalknuppel te slaan en/of tegen een boom te slaan en/of (daardoor en/of vervolgens) te doden; zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren;

2

zij in of omstreeks de periode van 30 augustus 2024 tot en met 2 oktober 2024 te Hilversum, althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te

weten een vuurwapen, gaspistool, van het merk Walther, model P22, kaliber 9mm P.A.K.,

zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;

3

zij in of omstreeks de periode van 30 augustus 2024 tot en met 2 oktober 2024 te Hilversum, althans in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten

34 scherpe knalpatronen, merk Walther, van het kaliber 9mm P.A.Knall voorhanden heeft gehad.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 oktober 2024, genummerd PL0900-2024313148 – PV RDK - opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 82 en een separaat in de wettelijke vorm opgemaakt aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 28 november 2024, genummerd PL0900-2024298499-19, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

2 Pagina’s 31 en 32

3 Pagina 1 (separaat opgenomen proces-verbaal van bevindingen)

4 Pagina’s 6 t/m 18

5 Pagina 1 (separaat opgenomen proces-verbaal van bevindingen)

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.