De rechtbank zal zich allereerst uitlaten over de vraag of er procesbelang is. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat dit belang er niet zou zijn. Het enkele feit dat eiser zelf is begonnen met de bouw, betekent niet dat het resultaat dat eiser met deze procedure wil bereiken, namelijk vergoeding van de woonvoorziening, niet kan worden bereikt of dit resultaat geen feitelijke betekenis kan hebben. De Wmo voorziet bovendien in zowel voorzieningen in natura als financiële tegemoetkomingen. De rechtbank zal dan ook belang aannemen.
6.1
De rechtbank zal, ter bespreking van de beroepsgronden, eerst bezien wat verweerder als grondslag ziet van het hier bestreden besluit tot afwijzing van de gevraagde woonvoorziening. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit berust op artikel 4 van de Wmo en de artikelen 1.1 en 5.1 van het Bmo 2013. Ter zitting is nog gesteld dat de afwijzing ook (als subsidiaire grond) berust op het argument dat eiser had kunnen anticiperen op de toekomstige situatie. De rechtbank stelt vast dat dit weliswaar in het primaire besluit staat in de vorm van een verwijzing naar artikel 19, onder d, Vmo 2012, maar dat dit niet in het bestreden besluit is overgenomen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat het bestreden besluit niet in dat artikel zijn grondslag heeft.
6.2
Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wmo stelt de gemeenteraad bij verordening en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet regels over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en over de voorwaarden waaronder personen die een aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen, recht hebben op het ontvangen van een persoonsgebonden budget.
Aan artikel 5, eerste lid, van de Wmo is in de gemeente Uitgeest uitvoering gegeven door vaststelling van de Vmo 2013.
Artikel 2 van de Vmo 2013 luidt, voor zover van belang:
‘De op basis van artikel 4, lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:
(…)
b. wonen in een geschikt huis;
(…)’.
Artikel 12 van de Vmo 2013 luidt:
‘Lid 1. Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon.
Lid 2. Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.
Lid 3. Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Deze beoordeling vindt alleen plaats indien de aanpassing van de woning een bedrag van € 10.000,-. te boven gaat.
Lid 4. Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Een verhuiskostenvergoeding kan dan wel verstrekt worden’.
Artikel 31 van de Vmo 2013 luidt:
‘Het college is bevoegd ter zake van de uitvoering van deze verordening en de daarop berustende besluiten algemeen verbindende voorschriften te stellen’.
Artikel 1.1 van het Bmo 2013 luidt:
‘In dit besluit wordt verstaan onder:
(...)
hoofdverblijf: - de woonruimte waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basis administratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven
(…)’.
Artikel 5.1 van het Bmo 2013 luidt:
‘1. Een woonvoorziening kan alleen worden verstrekt voor de woning waarin de aanvrager zijn/haar hoofdverblijf heeft.
(…)’.
6.3
De rechtbank stelt vast dat blijkens het voorgaande de gemeenteraad in artikel 31 van de Vmo 2103 regelgevende bevoegdheden heeft gedelegeerd aan verweerder ter zake van de uitvoering van deze verordening, waaraan verweerder invulling heeft gegeven door het opstellen van het Bmo 2013. Deze vorm van delegatie is in de regel toegestaan, mits daarbij de in acht te nemen grenzen niet worden overschreden. De grens van de delegatiebevoegdheid kan liggen in de aard van de bevoegdheid. Naar het oordeel van de rechtbank is hier deze grens overschreden.
6.4
De rechtbank wijst hierbij op de uitspraak van de CRvB van 10 november 2010 (ECLI:NL:CRvB:2010:BO7133) waarin de CRvB stelt dat artikel 5 van de Wmo aldus moet worden begrepen dat de wetgever daarin tot uitdrukking heeft gebracht dat de essentialia van het voorzieningenpakket door de gemeenteraad in een verordening dienen te worden vastgelegd. Verweerder heeft in artikel 1.1 van het Bmo 2013 neergelegd wat onder ‘hoofdverblijf’ dient te worden verstaan en in artikel 5.1 van het Bmo 2013 dat een woonvoorziening alleen kan worden verstrekt voor de woning waarin de aanvrager zijn/haar hoofdverblijf heeft. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hierbij om ‘essentialia’ van het voorzieningenpakket in bovenvermelde zin. Een dergelijk essentieel begrip als ‘hoofdverblijf’ dient te worden gedefinieerd en vastgelegd in de verordening. Dit geldt temeer nu de verstrekking van de woonvoorziening in artikel 5.1 Bmo 2013 is gekoppeld aan het hoofdverblijf. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat verweerder niet bevoegd is om het begrip ‘hoofdverblijf’ en de koppeling daaraan van het recht op een woonvoorziening op deze wijze in het Bmo 2013 vast te leggen en dat deze bepalingen in zoverre onverbindend zijn.
6.5
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder met (de wijze van) de definiëring van het begrip ‘hoofdverblijf’ in artikel 1.1. in combinatie met artikel 1.5 in het Bmo 2013 in strijd heeft gehandeld met artikel 4 van de Wmo.
In artikel 4 Wmo is het volgende bepaald:
‘1. Ter compensatie van de beperkingen die een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5, en 6, ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie, treft het college van burgemeester en wethouders voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hem in staat stellen;
(…)
b. zich te verplaatsen in en om de woning;
(…)