De beoordeling
1.
Voorop gesteld moet worden dat een ontslag op staande voet een ultimum remedium is, en slechts gerechtvaardigd is indien van de werkgever in redelijkheid niet gevergd kan worden de werknemer nog langer in dienst te houden. Tevens is voor een geldig ontslag op staande voet vereist dat de werkgever ondubbelzinnig meedeelt wat/welke de dringende reden(en) is/zijn. In het onderhavige geval is in de ontslagbrief van 9 maart 2012 het volgende vermeld:
“…(omdat) u langdurig en stelselmatig weigert u werkzaamheden te verrichten, waarvan na 06/03/’12 is gebleken dat daar geen goede medische reden voor was. Het drie keer weigeren deel te nemen aan een mediationgesprek, te houden op 10/2 resp. 24/2 resp.09/03/’12, waarna de mediator de werkzaamheden heeft beëindigd, is tevens reden om de arbeidsovereenkomst op te zeggen.”
2.
Uit deze ontslagbrief van 9 maart 2012 is niet duidelijk of werkgever bedoeld heeft de twee genoemde redenen als zelfstandige dringende redenen aan het ontslag ten grondslag te leggen, of cumulatief. Alleen al om die reden is niet voldaan aan het vereiste van een ondubbelzinnige mededeling.
3.
Voorts staat vast dat [eiseres] zich op 5 januari 2012 heeft ziek gemeld wegens een arbeidsconflict, en dat daarna op aandringen van de bedrijfsarts een mediationtraject in gang is gezet waarvan de eerste intake – in aparte gesprekken – op 14 februari 2012 heeft plaatsgevonden.
4.
Tegen die achtergrond is geen sprake van een situatie waarin [eiseres] “stelselmatig en langdurig” heeft geweigerd werkzaamheden te verrichten. De email van [ZZZ] van 7 februari 2012 kan niet als een oproep tot werkhervatting worden aangemerkt. Ook na afgifte van het deskundigenoordeel van 6 maart 2012 is [eiseres] niet expliciet opgeroepen haar werkzaamheden te hervatten. Afgezien daarvan had het op de weg van werkgever gelegen, indien er al verschil van mening bestond tussen partijen over de vraag of [eiseres] haar werkzaamheden kon hervatten, om eerst de minder vergaande sanctie van een loonopschorting toe te passen. Ten aanzien van tweede ontslagreden wordt het volgende overwogen. In het op 6 maart 2012 afgegeven deskundigenoordeel van het UWV is weliswaar vermeld dat [eiseres] niet arbeidsongeschikt is, maar dat vóór een eventuele werkhervatting bemiddeling door een onafhankelijke derde is aan te raden. Het feit dat de mediation uiteindelijk niet is gestart omdat, zoals de mediator aangeeft in haar email van 9 maart 2012, “er geen overeenstemming te bereiken is over de samenstelling van de deelnemers aan het gezamenlijk gesprek” wordt door de mediator niet gerelateerd aan de opstelling van [eiseres]. Nog afgezien van het feit dat [eiseres] niet zonder meer de mediation heeft afgezegd, maar pas nadat door haar advocaat een inhoudelijke discussie was opgestart over de deelnemers aan de mediation én de concept-mediation overeenkomst aanvankelijk [ZZZ] vermeldde als participant, en pas daarna[AAA], heeft [eiseres] alleen de laatste mediationafspraak afgezegd; eerder is slechts sprake geweest van verzetten.
Ook deze reden kan derhalve noch afzonderlijk, noch samen met de andere reden, het ontslag op staande voet dragen.
5.
Ten aanzien van de gestelde onregelmatigheid van het ontslag en de gevorderde gefixeerde schadeloosstelling wordt het volgende overwogen.
Partijen hebben een arbeidsovereenkomst gesloten voor bepaalde tijd, voor de duur van de stage. In de overeenkomst is geen mogelijkheid opgenomen om tussentijds op te zeggen. Wel is opgenomen dat beide partijen zich verbinden om zich ten opzichte van elkaar te houden aan de bepalingen van de Advocatenwet en alle op grond van die wet vastgestelde verordeningen. Ook is in de overeenkomst opgenomen dat beide partijen bekend zijn en akkoord gaan met de landelijke Richtlijn arbeidsvoorwaarden stagiaire.
De kantonrechter gaat er daarom van uit dat overeenkomstig art. 8 van die Richtlijn de stage 39 maanden duurt. Voor een andere uitleg zoals door [XXX] &[AAA] bepleit, namelijk dat sprake zou zijn van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd omdat het einde van de bepaalde tijd niet objectief bepaalbaar zou zijn, biedt noch de tekst van de overeenkomst, noch een uitleg overeenkomstig het Haviltex arrest aanknopingspunten. Nu de overeenkomst door [XXX en YYY] ruim voor de afloop van die periode is opgezegd, komt [eiseres] een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatig ontslag toe, vermeerderd met de wettelijke rente daarover.
6.
Voor de berekening van die schadevergoeding heeft het volgende te gelden.
[eiseres] heeft in haar vordering onder 4 achterstallig loon gevorderd en daarbij als uitgangspunt genomen dat haar een loon toekwam op basis van het geldende tarief voor 3e jaars stagiaires. [XXX en YYY] heeft deze vordering gemotiveerd betwist.
In de arbeidsovereenkomst staat als bruto maandsalaris vermeld € 2.345,00 op basis van 40 uur per week. Dat kwam overeen met het toen geldende tarief voor 2e jaars stagiairs. [eiseres] heeft haar stelling dat haar in het 2e jaar van haar dienstverband het loon naar het taief voor een 3e jaars stagiair toekwam, tegenover de betwisting door [XXX en YYY] onvoldoende onderbouwd, zodat uit moet worden gegaan van het 2e jaars-tarief, ook voor de berekening van de schadevergoeding.
Aangezien [XXX en YYY] heeft gesteld dat het loon tot en met 9 maart 2012 aan [eiseres] is betaald en [eiseres] dat niet gemotiveerd heeft betwist, zal van de juistheid van die stelling wordt uitgegaan. [eiseres] komt dus 18 x het laatstverdiende loon ad € 2.383,00 = € 42.894,00 toe. Voor het overige wordt die vordering afgewezen.
7.
Voorzover [eiseres] haar loonvorderingen op het 3e jaarstarief heeft gebaseerd, worden die afgewezen. Tot en met 9 maart 2012 komt [eiseres] daarom evenmin nog loon meer toe. Dat deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
8.
Ter zake van de gevorderde pensioenpremie heeft [eiseres] tegenover de gemotiveerde betwisting door [XXX en YYY] haar vordering onvoldoende onderbouwd, zodat die zal worden afgewezen.
9.
Ten aanzien van de vorderingen gebaseerd op de stelling dat het ontslag kennelijk onredelijk is wordt het volgende overwogen. Voor zover [eiseres] heeft beoogd te stellen dat sprake was van een valse of voorgewende reden heeft zij deze stelling onvoldoende feitelijk onderbouwd. Het enkele feit dat een ontslagreden achteraf bezien (mogelijk) feitelijk onjuist of onvolledig was, maakt het ontslag niet kennelijk onredelijk. Ook is niet gesteld of gebleken dat [XXX en YYY] in werkelijkheid om andere redenen dan de aan het ontslag ten grondslag gelegde, het dienstverband wilde beëindigen. Ten aanzien van het gevolgencriterium geldt dat het enkele ontbreken van een vergoeding het ontslag niet kennelijke onredelijk maakt. Daartoe zijn alle omstandigheden van het geval bepalend, waaronder de duur van het dienstverband, de leeftijd van werknemer, zijn/haar kansen op de arbeidsmarkt en de aard van de verrichte werkzaamheden. Dit alles in aanmerking nemende is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van kennelijke onredelijkheid van het ontslag.
10.
[eiseres] heeft haar stelling dat sprake is van (geweest) van onrechtmatig handelen zijdens [XXX en YYY] danwel de bestuurders van deze B.V. onvoldoende onderbouwd. Er is sprake van een volledig geëscaleerd arbeidsconflict, waarbij beide partijen aan de mate van escalatie hebben bijgedragen. Dit maakt het handelen van [XXX en YYY] echter nog niet onrechtmatig. Daarbij komt dat [eiseres] bij de vordering op deze grondslag geen belang heeft nu gesteld noch gebleken is dat zij schade heeft geleden als gevolg van eventueel onrechtmatig handelen; zoals de zaken er nu voorstaan bestaat een reële kans dat zij binnen de gestelde termijn haar stageverklaring zal halen waarmee zij voor wat betreft haar kansen op de arbeidsmarkt in precies dezelfde situatie verkeert als wanneer zij haar stage bij [XXX en YYY] had voltooid. Voor wat betreft de gestelde immateriële schade, reputatie- en imagoschade: het staat niet vast dat hiervan sprake is, en voor zover hiervan sprake is heeft [eiseres] hieraan zelf bijgedragen door haar escalerende opstelling en attitude. De kosten die [eiseres] heeft moeten maken voor de verschillende procedures zijn betrokken in de eventuele proceskostenveroordelingen.
11.
Aangezien de vorderingen 7, 8 en 9 zijn erkend maar ook reeds betaald, zullen die wegens gebrek aan belang worden afgewezen.
12.
[XXX en YYY] heeft gesteld dat het loon tot en met 9 maart 2012 aan [eiseres] is betaald en [eiseres] heeft dat niet gemotiveerd betwist, zodat van de juistheid van die stelling wordt uitgegaan. Dat deel van de loonvordering zal daarom worden afgewezen.
13.
Behoudens de gevorderde wettelijke verhoging over de vakantiedagenvergoeding zijn de vorderingen 5 en 6 door [XXX en YYY] erkend, zodat die zullen worden toegewezen. De wettelijke verhoging is toewijsbaar over alle vergoedingen voor in loondienst verrichte werkzaamheden, ook over de vergoeding wegens niet genoten vakantiedagen (HR 6-3-1998, NJ 1998/527). Ook dat deel van de vordering zal dus worden toegewezen.
14.
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
15.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] omdat deze jegens [XXX en YYY] voor het overgrote deel en jegens de andere gedaagden volledig in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt [XXX en YYY] tot betaling aan [eiseres] van:
€ 42.894,00 bruto aan gefixeerde schadeloosstelling, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 maart 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening, met de bepaling dat betaling van deze schadevergoeding (inclusief rente) dient plaats te vinden op door [eiseres] aan te geven wijzen, mits deze fiscaal is geoorloofd;
€ 1.982,06 bruto aan vakantietoeslag te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met de wettelijke rente vanaf 9 maart 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
€ 399,10 aan vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente vanaf 9 maart 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [XXX en YYY] en de gedaagden sub 2 tot en met 4 tot en met vandaag worden begroot op € 2.400,00 voor gemachtigdensalaris;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.S. Pieters en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.