“De werknemers” hebben een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 4 juli 2013.
Bij vonnis van 24 juli 2013 heeft de sectie Handel & Insolventie van de afdeling privaatrecht van de rechtbank de zaak verwezen naar de sectie kanton, locatie Alkmaar van de rechtbank.
HVC heeft bij antwoord verweer gevoerd.
Na beraad heeft de kantonrechter een comparitie gelast, die is gehouden op 8 januari 2014, in aanwezigheid van de heer [A] en de heer [B] voor “de werknemers”, vergezeld van mr. Steenhuis voornoemd en mevrouw [C], mevrouw [D] en de heer [E] voor HVC, vergezeld van mr. Van den Assum voornoemd.
Van deze comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden.
Voorafgaande aan de comparitie heeft HVC nog producties ingebracht.
“De werknemers” hebben ter comparitie het woord doen voeren aan de hand van een pleitnota, die is overgelegd.
“De werknemers” hebben vervolgens gediend van een conclusie van repliek, waarna HVC heeft gediend van een conclusie van dupliek,
“De werknemers” hebben bij akte gereageerd op de bij dupliek overgelegde producties.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.