De vordering
[eiser] vordert (samengevat) hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van € 4.940,76. [eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde 1] een onrechtmatige daad jegens hem heeft gepleegd door hem op 5 mei 2011 te mishande-len. [gedaagde 1] is verplicht de schade te vergoeden die [eiser] daardoor heeft geleden. Op grond van artikel 6:166 Burgerlijk Wetboek is [gedaagde 2] naast [gedaagde 1] hoofdelijk aansprakelijk voor de schade, omdat [gedaagde 2] [eiser] ook heeft mishandeld en schade heeft toegebracht, althans [gedaagde 1] niet heeft weerhouden van het mishandelen van [eiser] en het beschadigen van diens scooter. De schade van
bestaat uit materiele schade van in totaal € 2.259,25, bestaande uit € 1.821,25 voor het repareren van de scooter, € 75,00 taxatiekosten, € 263,00 voor een zonnebril en jack. Daarnaast vordert [eiser] vergoeding van immateriële schade ten bedrage van € 2.118,71. Door de mishandeling heeft [eiser] een traumatische aandoening gekregen, waarvoor hij zich na verwijzing door zijn huisarts bij een GGZ‑instelling heeft moeten laten behandelen.
[eiser] heeft zijn verzekering tevergeefs verzocht tot schadevergoeding over te gaan. Door ondanks aanmaning met betaling in gebreke te blijven, zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tevens de buitengerechtelijke incassokosten van € 562,80 als schadevergoe-ding verschuldigd.
De verweren
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] concluderen tot afwijzing van de vordering.
[gedaagde 1] erkent dat hij op 5 mei 2011 een handgemeen heeft gehad met [eiser] . Dit handgemeen is evenwel door toedoen van [eiser] ontstaan. [eiser] heeft in het voorbijrijden van [gedaagde 1] zonder aanleiding een vuistslag op de scooter van [gedaagde 1] gegeven, waarbij hij tevens [gedaagde 1] heeft geraakt. Nadat [gedaagde 1] in reactie daarop [eiser] heeft gevraagd waarom hij dat deed, heeft [eiser] zijn scooter losgelaten en [gedaagde 1] vastgepakt. [gedaagde 1] erkent dat hij [eiser] vervolgens heeft geslagen, zoals hij ook heeft verklaard tegenover de politie en de kinderrechter. [gedaagde 1] betwist echter dat hij de scooter van [eiser] heeft beschadigd. Omdat het slaan het gevolg was van het vastpakken van [gedaagde 1] door [eiser] , is sprake van eigen schuld aan de zijde van [eiser] . [gedaagde 1] voert verder aan dat de schade aan de scooter niet in groepsverband is aangebracht door hem en [gedaagde 2] . Ten tijde van het incident was [gedaagde 1] weliswaar samen met [gedaagde 2] , maar daaruit volgt niet dat zij gezamenlijk voor de schade verantwoordelijk zijn.
[gedaagde 2] voert aan dat hij niet aansprakelijk is voor de schade van [eiser] , omdat van enig onrechtmatig handelen van [gedaagde 2] jegens [eiser] geen sprake is geweest. [gedaagde 2] zat bij [gedaagde 1] achterop de scooter toen [gedaagde 1] plots van de scooter stapte omdat [eiser] op het windscherm had geslagen. [gedaagde 2] , die daardoor als enige nog op de scooter zat, heeft de scooter van [gedaagde 1] daarop weggeduwd en tegen een boom gezet. Nadat [gedaagde 2] de scooter aldus had neergezet, had het incident al plaatsgevonden. Het is logisch dat [gedaagde 2] na het incident aanvankelijk door de politie als verdachte is aangemerkt. Na verhoor is [gedaagde 2] echter direct vrijgelaten, omdat hij niets met het incident had te maken. Dit is ook bevestigd door getuige [getuige 2] . Uit haar verklaring blijkt immers dat [eiser] is geslagen door slechts één jongen, die daarna ook de scooter van [eiser] heeft beschadigd.
De beoordeling
1.
[gedaagde 1] heeft bij zijn laatste schriftelijke reactie nog producties in het geding gebracht. Omdat deze stukken al in een eerder stadium in het geding hadden kunnen en moeten worden gebracht, heeft [gedaagde 1] in strijd met de geode procesorde gehandeld. De kantonrechter zal deze producties daarom niet bij de beoordeling van het geschil betrekking. Om deze reden is [eiser] niet in de gelegenheid gesteld hierop nog te reageren en is hij niet in zijn belangen geschaad.
2.
Vaststaat dat de kinderrechter in Haarlem [gedaagde 1] bij het vonnis van 22 november 2011 heeft veroordeeld tot een taakstraf voor mishandeling van [eiser] op 5 mei 2011. Aangezien niet is gesteld of gebleken dat tegen deze veroordeling hoger beroep is aangetekend, moet in deze procedure van de bewijskracht van dit onherroepelijk vonnis moet worden uitgegaan. Aldus staat vast dat [gedaagde 1] op 5 mei 2011 onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld door hem te mishandelen. Hieruit volgt dat [gedaagde 1] verplicht is de schade te vergoeden die dit onrechtmatig handelen bij [eiser] heeft veroorzaakt. De kantonrechter verwerpt dan ook het verweer van [gedaagde 1] dat hij niet aansprakelijk is voor de schade van [eiser] uit het incident.
3.
Vervolgens ligt de vraag voor [gedaagde 2] op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die [eiser] door de mishandeling heeft geleden omdat hij tot een groep behoorde die [eiser] heeft mishandeld. Om [gedaagde 2] als onderdeel van die groep te kunnen aanmerken is vereist dat hij op een of andere manier heeft bijgedragen aan de schadeveroorzakende gedraging, welke bijdrage niet hoeft te zijn beperkt tot een actieve inbreng, maar tevens kan bestaan uit een passieve houding of ondersteunende rol. Daarbij dient wel sprake te zijn van enige vorm van samenwerking of afstemming van de betreffende gedragingen tussen [gedaagde 2] en het andere groepslid [gedaagde 1] .
4.
De kantonrechter is van oordeel [gedaagde 2] de schadetoebrengende gedragingen kunnen worden verweten en dat hij naast [gedaagde 1] voor de schade door mishandeling (hoofdelijk) aansprakelijk is. Uit de verklaringen van zowel [eiser] , [gedaagde 1] als [gedaagde 2] blijkt dat [eiser] en [gedaagde 1] op 5 mei 2011 elkaar hebben geraakt op het moment dat zij op hun scooters langs elkaar reden. [eiser] heeft verklaard dat hij heeft getoeterd en naar [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is toegereden en voor hen is gestopt. Dit is bevestigd door [gedaagde 1] , die heeft verklaard dat [eiser] op [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kwam afrijden nadat deze [gedaagde 1] en diens scooter had geraakt. Volgens [gedaagde 1] is hij vervolgens op [eiser] afgelopen en heeft hij [eiser] meerdere vuistslagen gegeven. [gedaagde 2] heeft tegenover de politie verklaard dat hij in aanloop naar het incident de scooter van [gedaagde 1] wegzette op het moment dat [gedaagde 1] verhaal bij [eiser] ging halen nadat [gedaagde 1] en diens scooter waren geraakt door [eiser] . Door ervoor te kiezen [gedaagde 1] niet te weerhouden van de voorzienbare escalatie, maar juist alleen diens scooter veilig te stellen, heeft [gedaagde 2] naar het oordeel van de kantonrechter een ondersteunende bijdrage aan het incident geleverd. Daarbij komt dat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de wat grotere jongen [de kantonrechter begrijpt: [gedaagde 2] ] zich in eerste instantie buiten de confrontatie tussen de beide andere jongens [de kantonrechter begrijpt: [eiser] en [gedaagde 1] ] bleef, maar dat deze jongen later op de scooter van de getinte jongen [de kantonrechter begrijpt:
[eiser] ] sprong. Ook hiermee is het handelen in groepsverband gegeven, Op grond van artikel 6:166 BW is [gedaagde 2] daarom naast [gedaagde 1] hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die [eiser] door de mishandeling lijdt. Het feit dat [gedaagde 2] strafrechtelijk niet is vervolgd voor medeplegen van of medeplichtigheid aan de mishandeling van [eiser] , maakt dit oordeel niet anders.
5.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op grond van artikel 6:166 BW eveneens onrechtmatig hebben gehandeld waar het de beschadiging van de scooter van [eiser] betreft en dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade aan die scooter. Zowel uit de aangifte van [eiser] als de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] volgt immers dat bij het incident in ieder geval [gedaagde 1] of [gedaagde 2] op de scooter van [eiser] heeft staan springen dan wel tegen de scooter van [eiser] heeft geschopt. Ongeacht wie dat feitelijk is geweest, had de één de ander voor het aldus onrechtmatig toebrengen van schade aan de scooter behoren te behoeden. Hieruit volgt dat zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] op grond van 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die door dit onrechtmatig handelen is ontstaan. Dat [gedaagde 1] is vrijgesproken van de tenlastegelegde beschadiging van de scooter en dat [gedaagde 2] ook hiervoor strafrechtelijk niet is vervolgd, doet aan dit oordeel niet af.
6.
[eiser] heeft zijn vordering tot vergoeding van materiële schade ten bedrage van € 2.259,25 onderbouwd met een schaderapport van Scootershop-Hillegom, dat € 1.821,25 aan reparatiekosten verhoogd met € 75,00 taxatiekosten vermeldt, een schermprint van een aanbieding van een zonnebril voor € 163,00 en de uitdraai van de internetaanbieding van een Ryan Jack, waar met de hand is bijgeschreven “± € 200,=”. [eiser] heeft tegen de gestelde schade aan de zonnebril en jack tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van deze laatste twee posten niet nader onderbouwd, zodat het ter zake gevorderde bedrag van € 363,00 als ongegrond zal worden afgewezen.
7.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de hoogte van de schade aan de scooter betwist. Volgens [gedaagde 1] kan de schade die [eiser] heeft opgegeven niet door één of meer trappen zijn ontstaan, wil [eiser] een volledige revisie van de scooter vergoed hebben, is niet gebleken dat de herstelwerkzaamheden ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd en ontbreekt een betalingsbewijs. Omdat geen taxatiedatum in het schaderapport van Scootershop-Hillegom staat, is het standpunt van [gedaagde 2] dat ook schade is opgenomen die na het incident is ontstaan. Voorts voert [gedaagde 2] aan dat de scooter van [eiser] door een paar trappen niet zo ernstig kan zijn beschadigd als uit het schaderapport naar voren komt. Bovendien zijn in het rapport schadeposten opgenomen die niet tijdens het incident kunnen zijn ontstaan. Zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] vragen zich af of het schaderapport niet betrekking heeft op een andere scooter dan de scooter van [eiser] ten tijde van het incident.
8.
De kantonrechter heeft geconstateerd dat het kenteken dat op het schaderapport staat, hetzelfde is als het kenteken dat door de politie Kennemerland is vermeld in het proces‑verbaal dat zij op 6 mei 2011 van het incident heeft opgemaakt. Hieruit leidt de kantonrechter af dat het schaderapport betrekking heeft op de scooter van [eiser] . [eiser] heeft tegenover het verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een zeer algemeen bewijsaanbod gedaan dat inhoudt dat een medewerker van Scootershop-Hillegom een nadere toelichting kan geven op de schadeposten. Dit is onvoldoende concreet om [eiser] toe te laten tot dit bewijs. De kantonrechter begroot de schade door [eiser] geleden als gevolg van de beschadiging van de scooter op € 1.000,--; dit bedrag wordt toegewezen. Ook de gevorderde taxatiekosten van € 75,-- zijn toewijsbaar.
9.
Met betrekking tot de vordering tot immateriële schadevergoeding overweegt de kantonrechter als volgt. Artikel 6:106 lid 1 sub b BW opent de mogelijkheid van vergoeding van immateriële schade in het geval dat een benadeelde persoon in zijn persoon is aangetast. Als aantasting in persoon worden daar specifiek genoemd het geval dat de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen en het geval dat van de benadeelde zijn eer en goede naam zijn aangetast. Tot aantasting van de persoon wordt eveneens gerekend het geval dat aan de benadeelde geestelijk letsel is toegebracht. Daarbij moet ten minste sprake zijn van een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging.
10.
[eiser] heeft gesteld dat hij een traumatische aandoening aan het incident heeft overgehouden. [eiser] heeft zijn stelling onderbouwd met een schriftelijke verklaring van huisarts [huisarts] , waaruit blijkt dat deze [eiser] vanwege de mishandeling voor behandeling heeft doorverwezen naar een specialist die is verbonden aan een GGZ‑instelling. Voorts heeft [eiser] gewezen op een schriftelijke verklaring van psychotherapeut [psychotherapeut] , waaruit blijkt dat [eiser] bij hem is behandeld wegens trauma dat [eiser] bij het incident heeft opgelopen.
11.
[gedaagde 2] heeft niet betwist dat [eiser] door het incident psychische schade heeft geleden. De kantonrechter acht het verweer van [gedaagde 1] dat aan de verklaringen van [huisarts] en [psychotherapeut] geen waarde toegekend moet worden, omdat deze niet de datum van doorverwijzing dan wel de behandeldatum vermelden onvoldoende om aan de inhoud van de verklaringen voorbij te gaan. De kantonrechter passeert voorts het verweer van [gedaagde 1] dat aan de verklaringen ook geen waarde kan worden gehecht omdat deze afkomstig zijn van behandelaars van [eiser] . De verklaringen zijn reeds bij dagvaarding in het geding gebracht en door dit verweer pas bij dupliek te voeren, heeft [gedaagde 1] [eiser] de mogelijkheid onthouden daarop te reageren, hetgeen in strijd is met een goede procesorde.
12.
Voorgaande leidt tot de conclusie dat naar objectieve maatstaven [eiser] door het incident psychische schade heeft opgelopen, die op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor vergoeding in aanmerking komt.
13.
De kantonrechter verwerpt het verweer van [gedaagde 1] dat sprake is van eigen schuld bij [eiser] waar het de schade ten gevolge van de mishandeling betreft. Hiervoor is het volgende van belang. Een schadevergoedingsverplichting wordt verminderd wanneer de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend. Nog los van het antwoord op de vraag of is vast komen te staan dat [eiser] [gedaagde 1] op enig moment heeft uitgedaagd, kan niet worden geconcludeerd dat [eiser] erom heeft gevraagd door [gedaagde 1] te worden mishandeld. Deze keuze heeft [gedaagde 1] zelf gemaakt en uit geen van de dossierstukken blijkt dat de verscheidene vuistslagen die [gedaagde 1] heeft uitgedeeld noodzakelijk waren om
[eiser] af te weren, zodat de kantonrechter geen aanleiding ziet de schadevergoedings-verplichting van [gedaagde 1] te verminderen.
14.
[gedaagde 1] noch [gedaagde 2] heeft verweer gevoerd tegen de hoogte van het gevorderde bedrag van € 2.118,71 dat [eiser] voor vergoeding van psychische schade heeft gevorderd, zodat dit bedrag bij zal worden toegewezen.
15.
De overigens niet betwiste wettelijke rente over de toegewezen bedragen wordt eveneens toegewezen.
16.
Niet is gebleken dat de buitengerechtelijke werkzaamheden die ten behoeve van [eiser] zijn uitgevoerd meer hebben omvat dan de verzending van de aansprakelijkstelling met sommatie en de herhaalde sommatie, het doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier, zodat de vordering op dit onderdeel zal worden afgewezen.
17.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden veroordeeld in de proceskosten, omdat zij grotendeels in het ongelijk worden gesteld. Omdat aan [eiser] een toevoeging is verleend heeft de griffier verschotten voor exploten voldaan. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , die in het ongelijk worden gesteld, dienen deze verschotten op grond van artikel 27 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken aan de griffier te betalen. Daarbij worden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook veroordeeld tot betaling van € 100,-- aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling aan [eiser] van
€ 3.193,71 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2013 tot aan de dag van volledige voldoening;
- veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 96,76
griffierecht € 75,--
salaris gemachtigde € 350,--,
en veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van € 100,-- aan nasalaris gemachtigde voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt;
- bepaalt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de verschotten voor exploten die de griffier heeft betaald, voldoet aan de griffier door overmaking op rekeningnummer RBS 56.99.90.629 ten name van MvJ arrondissement Haarlem onder vermelding van "proceskosten-veroordeling" en het zaak- en rolnummer;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. van Dijk en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.