Verzoekers leggen aan deze verzoeken, zakelijk samengevat, het volgende ten grondslag. Verzoekers hebben met afschuw en walging kennis genomen van de door [de bestuurder] op 5 april 2015 verzonden e-mail. De inhoud van deze e-mail maakt dat de vve [de bestuurder] niet langer kan handhaven in zijn functie als enig bestuurder of in welke andere functie dan ook.
Hierom hebben verzoekers op 11 april 2015 voor de op 23 april 2015 te houden vergadering een motie ingediend die de strekking heeft dat verzoekers of hun gemachtigde nooit meer in zaken van beheer en bestuur van de vve met [de bestuurder] geconfronteerd zouden worden.
De weigering van de vve om deze motie op de vergadering van 23 april 2015 in behandeling te nemen, is gelet op het navolgende, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar voor verzoekers geweest.
De door de algemene ledenvergadering gedane vaststelling dat de uitlatingen van [de bestuurder] in zijn e-mail van 5 april 2015 zijn gedaan als privépersoon en niet in hoedanigheid van bestuurder van de vve is onjuist en heeft impliciet als consequentie dat de leden van de vve willens en wetens hebben toegestaan dat [e] en [a] op grovelijk door haar bestuurder zijn beledigd. Dit klemt te meer nu verzoekers, die worden geconfronteerd met een misdadig, althans buitengewoon onbehoorlijk bestuur van de vve, zich niet aan het lidmaatschap van de vve kunnen onttrekken, anders dan door het opgeven van hun appartementsrechten. Gelet op de redelijkheid en billijkheid die alle bij de vve betrokkenen jegens elkander, dus ook jegens verzoekers, in acht behoren te nemen, diende de algemene vergadering na kennisname van de klachten van verzoekers over [de bestuurder] hem te ontslaan als bestuurder van de vve. Door dit te weigeren handelt de algemene vergadering onrechtmatig jegens verzoekers.
Bij dit alles komt dat [de bestuurder] tegen de statutaire regels door de leden van de vve als voorzitter van de vergadering is benoemd.