Overwegingen
1. Eiseres bezit in het jaar 2013 onder meer een in de Verenigde Staten gelegen woning.
2. Bij het vaststellen van de aanslag ib/pvv 2013 is geen rekening gehouden met de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Het door eiseres ingediende bezwaarschrift richt zich tegen het ten onrechte niet verlenen van aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. In het bezwaarschrift verzoekt eiseres om vergoeding van de kosten van de bezwaarschriftprocedure.
3. In geschil is of verweerder terecht het verzoek om een vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand in verband met de behandeling van het bezwaar heeft afgewezen. Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend en verweerder beantwoordt deze vraag bevestigend.
4. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en toekenning van een kostenvergoeding voor rechtsbijstand in bezwaar. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
5. Ingevolge artikel 7:15, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Het verzoek wordt gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek bij de beslissing op het bezwaar.
6. De rechtbank zal moeten beoordelen of de aanslag is herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Niet in geschil is dat eiseres redelijkerwijs kosten heeft moeten maken in verband met het indienen van het bezwaarschrift.
7. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 18 juni 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BM7705), voor zover hier van belang, het navolgende overwogen over het toepassingsbereik van artikel 7:15 Awb:
“3.5.1. Bij belastingen die bij wege van aanslag geheven worden, vormt de aangifte een belangrijk hulpmiddel bij de aanslagregeling, waaraan de inspecteur echter niet gebonden is. In verband hiermee behoort de inspecteur met een normale zorgvuldigheid van de aangifte kennis te nemen en de daarin voorkomende gegevens te vergelijken met informatie als de onderhavige die hij tot zijn beschikking heeft. Deze onderzoeksplicht van de inspecteur vloeit ook voort uit de eis van een zorgvuldige voorbereiding van besluiten, die is neergelegd in artikel 3:2 van de Awb.
3.5.2. Indien de inspecteur de in 3.5.1 bedoelde normale zorgvuldigheid niet betracht en als gevolg daarvan een te hoge aanslag oplegt, is sprake van een aan die inspecteur te wijten onrechtmatigheid als bedoeld in artikel 7:15, lid 2, van de Awb. Dat geldt ook indien de aangifte onjuist is, en het opleggen van een te hoge aanslag daarom mede het gevolg is van de handelswijze van de belastingplichtige.”
8. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb. 1993, 158; hierna: Verdrag) mogen inkomsten verkregen door een inwoner van een van de Staten uit onroerende zaken die in de andere Staat zijn gelegen, in die andere Staat worden belast. Indien een inwoner van Nederland bestanddelen van het inkomen verkrijgt die op grond van artikel 6 van het Verdrag belastbaar zijn in de Verenigde Staten en zijn begrepen in de grondslag van de belastingheffing, stelt Nederland ingevolge artikel 25, tweede lid, van het Verdrag het inkomen vrij door een vermindering van belasting toe te staan. Ter zitting is ook door verweerder bevestigd dat voor een woning die in het buitenland is gelegen in de regel aftrek ter voorkoming van dubbele belasting wordt verleend door Nederland.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder na normale zorgvuldige kennisname van de aangifte van eiseres en bij een zorgvuldige voorbereiding van de opgelegde aanslag als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb, tot de conclusie zou hebben moeten komen dat eiseres recht heeft op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Eiseres heeft namelijk in de aangifte ib/pvv 2013 in box 3 bij adres tweede woning vermeld: “Woning Amerika Californië”. Uit de door eiseres ingediende aangifte ib/pvv 2013 blijkt derhalve dat de tweede woning is gelegen in de Verenigde Staten. Gelet op het Verdrag dient Nederland hiervoor voorkoming van dubbele belasting te verlenen. De rechtbank is om die reden van oordeel dat verweerder genoemde zorgvuldigheid niet heeft betracht bij de aanslagregeling. Er is geen rechtsregel op grond waarvan belastingplichtige is gehouden te verzoeken om voorkoming van dubbele belasting middels het aankruisen van een in het aangiftebiljet daartoe bestemd vakje. Dat de Belastingdienst ervoor heeft gekozen dat belastingplichtigen door middel van het aankruisen van een vakje aan moeten geven dat zij in aanmerking komen voor aftrek ter voorkoming van dubbele belasting, brengt dus geen verandering in voormeld oordeel. Zoals volgt uit voormeld arrest dient te worden geoordeeld dat sprake is van een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid in de zin van artikel 7:15 van de Awb. Als vast zou komen te staan dat het aan de handelwijze van eiseres is te wijten dat genoemd vakje niet is aangekruist in het aangiftebiljet, zou dit gelet op hetgeen is overwogen in onderdeel 3.5.2 van voormeld arrest niet tot een ander oordeel kunnen leiden. De vraag of en in hoeverre deze handelwijze van eiseres het gevolg is van een fout in de door eiseres gebruikte aangiftesoftware en of dit voor rekening en risico van eiseres dan wel de Belastingdienst moet komen, kan derhalve in het midden blijven.
10. Gelet op het vorenoverwogene zal het beroep gegrond worden verklaard. De rechtbank zal doen wat verweerder had behoren te doen en een vergoeding toekennen voor de kosten van de bezwaarfase. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit) voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 244 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 244 en een wegingsfactor van 1).
11. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres voor het beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 245 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor van 0,5). Overige op basis van het Besluit voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gesteld noch gebleken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.