3.3.
Vrijspraak van de impliciet primair ten laste gelegde moord
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en moet hij daarom worden vrijgesproken van moord.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de
gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen
bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld. De enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, is niet toereikend om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld op welk moment verdachte tot het besluit is gekomen om [slachtoffer] van het leven te beroven, meer bepaald dat dit besluit is genomen of het voornemen daartoe is ontstaan op een moment waarna verdachte voldoende tijd restte om zich dienaangaande te beraden. Hoewel na het verbreken van de relatie in april 2015 er onenigheid was tussen verdachte en het slachtoffer, is niet komen vast te staan dat verdachte naar aanleiding hiervan al vóór de avond van het onderhavige incident had besloten of tot het voornemen was gekomen om [slachtoffer] te doden. In het dossier zitten diverse whatsapp berichten die verdachte aan zowel [slachtoffer] als aan anderen heeft verstuurd, waaruit (onder meer) blijkt dat verdachte de hoop had dat de relatie tussen hem en [slachtoffer] hersteld zou worden, welke hoop van verdachte ook wordt bevestigd door getuige [getuige 1]. Verdachte heeft op 7 juni 2015 middels whatsapp nog aan [slachtoffer] laten weten dat een relatie waarin je zoveel matches hebt uniek is en dat hij haar soms wel door elkaar wil schudden. Het dossier bevat daarnaast aanwijzingen dat verdachte voornemens was om zelfmoord te plegen. Zo belt hij op 22 juni 2015 ’s middags met zijn assurantiekantoor en wil hij weten hoe zijn ex-vrouw en dochter ervoor staan indien hij komt te overlijden. Ook heeft verdachte op 22 juni 2015 aan het einde van de middag een afscheidsbrief en een bestand met de naam ‘testament’ opgemaakt. In het dossier zitten voorts tapgesprekken van de vader van verdachte met een andere man d.d. 23 juni 2015, waarin de vader van verdachte zegt: “Die (de rechtbank begrijpt: verdachte) heb gisteravond een end aan z’n leven willen maken” en d.d. 29 juni 2015, waarin de vader van verdachte zegt: ,,Waarom nam hij een wapen mee. Hij was gewoon van plan z’n eigen door z’n kop te schieten. Maar op het moment dat hij daar was is zij witheet naar buiten gekomen en is ze hem aangevlogen en is er iets heel ergs fout gegaan.’’ De rechtbank kan niet uitsluiten dat het inderdaad zo is gegaan. Vast staat dat verdachte en [slachtoffer] elkaar voor het huis van [slachtoffer] nog hebben gesproken. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij heeft gezien hoe verdachte en [slachtoffer] eerst elkaar duwden en aan elkaar trokken voordat verdachte op het slachtoffer ging schieten.
Uit dit een en ander volgt, dat de rechtbank niet kan uitsluiten dat het besluit om [slachtoffer] van het leven te beroven door verdachte is genomen, zeer kort voordat hij daadwerkelijk op haar heeft geschoten. Mede gelet op deze mogelijk zeer korte tijdsspanne kan de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Aldus is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte impliciet primair ten laste is gelegd, zodat de rechtbank verdachte dan ook zal vrijspreken van moord.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden voor de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag
1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de impliciet subsidiair ten laste gelegde doodslag op grond van het volgende.
Op 22 april 2015 omstreeks 22:00 uur ontdekt [slachtoffer] samen met [getuige 3] een usb-stick met afluisterapparatuur in haar woning2 aan de [adres 1] in Hoofddorp. Daar is ook haar nagelstudio gevestigd, waar zij samenwerkt met [getuige 4].3 [slachtoffer] en [getuige 3] hebben het hele huis doorzocht en achter de fotolijstjes in de gang blijkt een usb-stick te zijn geplakt. [slachtoffer] is laaiend als de usb-stick is gevonden en staat helemaal te trillen.4 Ze heeft al langer het idee dat zij wordt afgeluisterd door verdachte en heeft ook voor 22 april 2015 meerdere keren naar afluisterapparatuur gezocht. Ook [getuige 4] heeft er naar gezocht. Zij hebben toen de hele salon overhoop gehaald, maar niets gevonden.5
Verdachte woont in april 2015 op het adres [adres 2] in Zaandam. Hij heeft in oktober 2014 en april 2015 afluisterapparatuur geplaatst in de woning van [slachtoffer], met wie verdachte op dat moment een relatie heeft. Op 23 april 2015 verbreekt [slachtoffer] haar relatie met verdachte.6 Ze zegt tegen hem dat hij op moet rotten, dat het helemaal klaar is en dat hij zijn spullen moet pakken. Ze geeft de usb-stick terug aan hem7 en zet samen met [getuige 4] al zijn spullen in zijn auto. Verdachte moet van [slachtoffer] ook haar huissleutel inleveren. [getuige 4] ziet een uur later dat verdachte ineens van boven naar beneden komt.8 [slachtoffer] is op dat moment niet thuis. Op 24 april 2015 appt een slotenmaker aan [slachtoffer] dat verdachte op 23 april 2015 bij hem langs is geweest om een sleutel van haar woning bij te laten maken. Hierop besluit [slachtoffer] nieuwe sloten met gecertificeerde sleutels in haar toegangsdeuren te laten zetten9 en er worden ook camera’s voor en achter geplaatst.10 Nadat de cilinders van de sloten zijn vervangen, doorzoekt [slachtoffer] met [getuige 5] grondig de hele woning en winkel op afluisterapparatuur.11
Op het moment dat [slachtoffer] op 22 april 2015 de afluisterapparatuur in haar woning vindt, heeft verdachte haar auto in bezit12 want hij gaat ervoor zorgen dat de winterbanden er af worden gehaald in verband met de zomerbanden.13 [slachtoffer] zegt tegen verdachte: ,,Laat ik niet merken dat er iets in de auto zit of elders.’’14 De auto is een Peugeot en zij heeft ook de papieren van deze auto. Op 26 april 2015 laat verdachte een GPS-tracker in de Peugeot plaatsen.15 In de tracker zit ook een microfoon.16 Tussen 26 april en 6 mei 2015 zijn er met het telefoonnummer van verdachte in totaal 172 sms-berichten verstuurd naar het telefoonnummer behorende bij het afluisterapparaat met GPS-tracker. Vervolgens wordt er telkens een sms met daarin de locatie van het apparaat teruggestuurd. In genoemde periode is er 18 keer met het telefoonnummer van verdachte ingebeld op het telefoonnummer van de GPS-tracker, met een totale gespreksduur van 2470 seconden.17 Op 6 mei 2015 is [slachtoffer] samen met haar broer in de auto gaan zoeken, nadat zij een sms met de melding “AMS inbouwstation” had ontvangen die bedoeld was voor verdachte.18 Haar broer [getuige 6] maakt het dashboard open en ziet dat er de GPS-tracker zit met een microfoon richting de stuurkolom.19
Verdachte is in het bezit van een verlof ten behoeve van de schietsport dat is afgegeven op 21 oktober 2014 en geldig is tot 30 november 2015. Op het verlof staan vier wapens vermeld.20 Als [getuige 7] begin juni 2015 bij verdachte thuis is, laat verdachte aan hem een wapen uit de kluis zien. Het is een zwart pistool dat qua grootte lijkt op het wapen dat de politie draagt.21
Op 17 juni 2015 wordt de Peugeot van [slachtoffer] overgeschreven. Op verzoek van verdachte wordt de auto op de naam gezet van [getuige 8].22 Zij is de vrouw van [getuige 7].23
22 juni 2015
Op 22 juni 2015 van 08:36 uur tot 10:40 uur is er vanaf het IP-adres [ip-adres 1] op het [adres 2] te Zaandam ingelogd op het hotmailaccount [e-mailadres 1]24.
Verdachte is de gebruiker van dit hotmailaccount.25
Om 09:27 uur belt verdachte in naar [slachtoffer], de gespreksduur is 12,5 minuten. De GSM van verdachte bevindt zich op de zendmast Hollandsch Diep te Zaandam.
Om 09:56 uur wordt er met de laptop van verdachte ingelogd op de facebookpagina van [slachtoffer] en er wordt via de laptop gekeken naar facebook messages. Om 10:08 uur wordt facebook weer uitgelogd.
Om 10:03 uur belt [slachtoffer] in naar verdachte. De gespreksduur is 17,5 minuten. De GSM van verdachte straalt de zendmast Hollandsch Diep 15 te Zaandam aan.
Om 10:30 uur wordt er met de laptop van verdachte ingelogd op [website] en vervolgens doorgelogd op het beheer/useraccount van deze site.
Van 12:06 tot en met 13:44 uur is er via het IP-adres [ip-adres 2] ingelogd op het hotmailaccount [e-mailadres 1]. Later wordt er om 15:40 tot en met 15:44 uur via het IP-adres [ip-adres 3] mogelijk op de [adres 3] te Zaandam ook weer ingelogd op dit hotmailaccount.
Vanaf 15:45 uur belt verdachte met het telefoonnummer [telefoon] op naam van [assurantiekantoor] te Zaandam. De eerste twee keren is de gespreksduur respectievelijk 4 en 0 seconden, maar vanaf 15.54 uur is er een gesprek van 6,8 minuten.26 Verdachte spreekt dan met [getuige 9], die over dit gesprek zegt: ,,Het begon heel raar. Volgens mij zat [verdachte] in de auto en hij begon meteen met te vragen van: Hoe staan [ex-vrouw] en [dochter 1] ervoor als ik kom te overlijden.’’ [getuige 9] is verbouwereerd door die vraag en wil van verdachte weten wat dit voor rare vraag is. Verdachte reageert hier quasi luchtig op door de vraag opnieuw te stellen in de trant van: ,,Nou ja, ik wil weten hoe ze ervoor komen te staan als ik dood ben.’’ Hierop maant [getuige 9] verdachte opnieuw om ‘normaal’ te doen.27 [ex-vrouw] is de ex-vrouw van verdachte en zij zijn samen de ouders van hun dochter [dochter 1].28
Van 16:01 uur tot en met 18:13 uur is er via het IP-adres [ip-adres 1] op het [adres 2] te Zaandam ingelogd op het hotmailaccount [e-mailadres 1]
Om 16:16 uur is de Peugeot overgeschreven op naam van [ex-vrouw].
Om 17:08 uur wordt er via de laptop van verdachte aangemeld bij hotmail.com met een doorlink naar mail.live.com, [e-mailadres 2] inbox. Om 17:09 uur, 17:21 uur en 17:23 uur wordt de opdracht gegeven compose1. Om 17:25 wordt de hotmail op de laptop gesloten.
Om 17:25 uur wordt via Apple.com ingelogd op find-my-device: icloud - Zoek mijn iPhone. Vervolgens wordt via de icloud gekeken in de agenda. Op de laptop van verdachte worden kaartdelen teruggevonden van de omgeving [adres 1] te Hoofddorp, aangemaakt op het moment van deze bevraging29.
Omstreeks 17:27 uur is een (ongelezen) e-mailbericht van Apple binnengekomen op het
e-mailaccount van [slachtoffer] met de melding dat het Apple-ID van [slachtoffer] was gebruikt om in te loggen via een webbrouwser op iCloud.30
Zoals gewoonlijk gaat [slachtoffer] op maandag (22 juni 2015) bij haar moeder eten. Ze neemt haar dochter [dochter 2] mee en haar vriendinnetje [vriendinnetje]. Ook de broer van [slachtoffer] is er met zijn gezin.31 Om 19:06 uur belt verdachte naar [slachtoffer]. Zijn GSM straalt op dat moment de zendmast Leenderbos te Hoofddorp aan.32 [slachtoffer] zegt tegen haar familie dat het verdachte is en dat ze daar helemaal geen zin in heeft. Ze drukt het gesprek weg. Ze heeft haast omdat ze om 19:30 uur een klant heeft en ze moet het vriendinnetje van [dochter 2] nog wegbrengen.33 [slachtoffer] vertrekt met de twee kinderen bij haar moeder en gaat naar haar eigen huis, waar ze rond 19:15 uur naar binnen gaat.34 Ze neemt geen spullen mee, is aan de telefoon en gespannen en gehaast.35 Ze is om 19:15 uur gebeld door verdachte. De gesprekduur is 3 minuten en de telefoon van verdachte straalt op dat moment de zendmast De Slufter 2 te Hoofddorp aan.36 [dochter 2] en [vriendinnetje] verlaten omstreeks 19:16 uur de woning via de voordeur.37 [slachtoffer] doet de achterdeur op slot.38 [slachtoffer] brengt met de fiets het vriendinnetje [vriendinnetje] naar huis; [dochter 2] zit achterop. [slachtoffer] heeft geen tas bij zich en heeft niets in haar kleding verstopt. Ze spreekt nog met de vader van [vriendinnetje] en gaat daarna met [dochter 2] weg op haar fiets.39 [slachtoffer] en [dochter 2] komen omstreeks 19:24 uur aan bij de woning van [slachtoffer]. Alleen [dochter 2] gaat naar binnen. [slachtoffer] loopt weg in de richting van de Sjoukje Dijkstralaan.40 [slachtoffer] komt daarna niet meer haar huis binnen.41
Op 22 juni 2015 om 19:21 uur belt [getuige 6] naar [slachtoffer], die onderweg is en er bijna is.42 [getuige 6] waarschuwt [slachtoffer] dat hij verdachte in de buurt heeft zien rijden. [slachtoffer] geeft aan dat dit klopt. Verdachte komt zijn GPS-tracker ophalen, maar die ligt nog bij de politie, dit heeft zij hem ook gezegd.43 Verdachte zet zijn auto half op de stoep, half op de straat, aan de zijkant van de woningen.44
[dochter 2] staat vooraan in de salon en kijkt richting de pizzeria. Ze zegt dat haar moeder met [verdachte] aan het praten is en dat ze rechts de hoek om gaan. Dit is de Sjoukje Dijkstralaan.45
Op de Sjoukje Dijkstralaan rijdt [getuige 2] in haar auto linksaf richting de Fanny Blankers-Koenlaan. Ze rijdt ongeveer 20 kilometer per uur en ziet op de hoek van het flatgebouw bij de trap met drie treden een man en een vrouw (de rechtbank begrijpt: verdachte en [slachtoffer] , hierna te noemen verdachte en [slachtoffer]) die met elkaar aan het duwen en trekken zijn. [slachtoffer] valt schuin achterwaarts van het trappetje af en verdachte pakt een zwart pistool van ongeveer 15 centimeter lengte uit zijn jas of broekzak of vanuit zijn broeksband. Op het moment dat verdachte met zijn rechterhand zijn pistool pakt, draait hij met zijn bovenlichaam in de richting van [slachtoffer], die op de grond ligt. Hij strekt zijn rechterarm in de richting van [slachtoffer]46. Getuige [getuige 10] hoort [slachtoffer] in paniek heel hard gillen “Nee, nee, niet doen’’ en dan hoort hij achter elkaar drie knallen.47 Het is dan 19:26 uur.48 Ook [getuige 2] hoort terwijl zij linksaf slaat direct achter elkaar twee knallen. Na nog geen halve minuut rijdt zij opnieuw langs het trappetje en ziet daar [slachtoffer] op de grond liggen.49 Verdachte heeft verklaard dat hij het dodelijke schot heeft gelost.50
Verkeersvlieger [getuige 11] heeft in juni 2015 een medische keuring gedaan en daarbij op zicht een score van 150% behaald, wat beter is dan gemiddeld. Hij hoort het geluid van een revolver en kijkt in de richting van het geluid. Hij ziet enkele seconden nadat hij de schoten heeft gehoord verdachte met een pistool in zijn hand naar een Audi cabriolet lopen die half op de stoep staat geparkeerd. Volgens [getuige 11] heeft verdachte een macho-houding, is hij totaal niet bang en probeert hij niet stiekem te doen. Hij is niet in paniek en stapt op een nonchalante manier in de auto.51 Ook de zoon van [getuige 11] hoort met hele korte tussenpozen meerdere schoten en ziet verdachte lopen met een pistool in zijn hand. Hij ziet hoe verdachte arrogant kijkt, alsof er niets is gebeurd en dat hij in zijn auto stapt en wegrijdt.52 [getuige 12] hoort een vrouwelijke gil en 2 á 3 seconden later meerdere knallen, met één tussenpose van 1 á 2 seconden.53 Hij ziet hoe verdachte na het schieten nog het pistool richt en vervolgens het wapen langs zijn zij houdt en rustig naar de auto loopt. [getuige 12] ziet dat [slachtoffer] op de grond ligt54 met in haar hand een sleutelbos.55 Ze is gekleed in een strakke jeans zonder riem en een getailleerd jasje dat tot boven de heup reikt. In de rechterjaszak zit haar telefoon, een Iphone 5 en in de linker jaszak zit een pakje sigaretten.56
Vanaf 19:27 uur wordt door meerdere melders gebeld naar 112 met de mededeling dat er een vrouw is neergeschoten op de Sjoukje Dijkstralaan te Hoofddorp. Verdachte is in een Audi cabrio met het kenteken [kenteken] weggereden.57 Verdachte heeft het wapen uit elkaar gehaald en hij heeft het op verschillende plekken gedumpt.58
[slachtoffer] overlijdt op 22 juni 2015 voor haar woning. Zij wordt daar geschouwd door een forensisch arts, die concludeert dat er aanwijzingen zijn voor een niet-natuurlijk overlijden en adviseert tot sectie.59 De arts en patholoog die de sectie op het lichaam verricht, ziet dat er tekenen zijn van doorgemaakt uitwendig mechanisch perforerend geweld, passend bij 3 doorschoten, te weten 1 doorschot door het hoofd en 2 doorschoten door de romp. De letsels waren, gezien de begeleidende bloeduitstortingen, alle bij leven ontstaan. In relatie met het doorschot aan het hoofd en het doorschot aan de borstkas rechts, waren vitale organen geraakt waaronder de hersenstam en de kleine hersenen (doorschot aan het hoofd) en het hart en de rechterlong (doorschot aan de borstkas rechts), waarbij onder andere een klaplong onder spanning (pneumothorax rechts) was ontstaan. De conclusie is dat het intreden van de dood wordt verklaard door verwikkelingen van bij leven opgelopen inwerking van meervoudig uitwendig mechanisch perforerend geweld.60 Zowel het letsel in het hoofd als het letsel in de borst kunnen ieder op zich de dood veroorzaken.61
In het slachtoffer zijn 3 schootsbanen te reconstrueren. Een door het hoofd, een door de borst en een door de buik. De schootsbaan door het hoofd is duidelijk van achter naar voren. De bevindingen van het onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer het schot door de buik van voren naar achter is dan wanneer het schot door de buik van achter naar voren is.
De bevindingen van het onderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer het schot door de borst van voren naar achter is dan wanneer het schot door de borst van achter naar voren is.
Wat betreft het schot in het achterhoofd en het schot in de buik zijn de bevindingen van het onderzoek veel waarschijnlijker wanneer de schootsafstand tussen 50 en 100 centimeter is, dan wanneer de schootsafstand buiten deze aangegeven range valt. Wat betreft het schot in de borst zijn de bevindingen van het onderzoek veel waarschijnlijker wanneer de schootsafstand groter is dan 50 centimeter dan wanneer de schootsafstand kleiner is dan 50 centimeter.62
Op het verlof van verdachte staan vier wapens vermeld, waaronder een wisselset, merk Colt, niet voorzien van een wapennummer, in het kaliber 9mm Luger. Dit wapen wordt niet aangetroffen bij de vuurwapens en munitie die op 30 juni 2015 in beslag worden genomen. De wapens die wel in beslag worden genomen, zijn, op het gasdrukgeweer na, allemaal brons-/goudkleurig.63 Verdachte heeft op 22 juni 2015 op [slachtoffer] geschoten met de Colt.64
3.5.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard – welke verklaring hij ter terechtzitting heeft bevestigd – dat hij op de vrijdag voorafgaand aan het verbreken van de relatie met [slachtoffer] (rechtbank: derhalve op vrijdag 17 april 2015) met [slachtoffer] naar de schietbaan zou gaan en dat hij haar kwam ophalen. [slachtoffer] stond volgens verdachte nog te koken toen hij binnenkwam en zij zou hebben gevraagd of hij mee wilde eten. Verdachte stelt dat hij toen de woning binnenkwam en de wapenkoffer met het wapen in de slaapkamer in de kast heeft gelegd. Vervolgens zou [slachtoffer] hebben gezegd dat ze een andere afspraak was vergeten voor die avond. Verdachte en [slachtoffer] zijn volgens verdachte na het eten naar die andere afspraak gegaan en zijn niet meer gaan schieten. Verdachte vergeet vervolgens om het wapen mee naar zijn huis te nemen. Na het verbreken van de relatie zou [slachtoffer] het wapen niet hebben teruggegeven aan verdachte. Op 22 juni 2015 zou [slachtoffer] verdachte hebben bedreigd met zijn eigen wapen, welk wapen hij na een worsteling van haar wist af te nemen en waarmee hij vervolgens in het wilde weg een aantal schoten afvuurde. Aldus heeft verdachte geen opzet gehad op de dood van het slachtoffer, ook niet in voorwaardelijke zin.
Het door de verdediging en verdachte gestelde scenario dat het wapen sinds 17 april 2015 in de woning van het slachtoffer was, is naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Zo blijkt uit onderzoek van de politie – welk onderzoek de politie heeft uitgevoerd naar aanleiding van bovenstaande verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris (proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 maart 2016, dossierpagina 387 e.v.) – dat [slachtoffer] op 17 april 2015 vanaf omstreeks 17:00 uur een nagelworkshop geeft in Amsterdam. De telefoon van verdachte is rond 14:43 uur in de (onmiddellijke) omgeving van zijn bedrijfspand te Nieuw Vennep. Uit whatsapp gesprekken blijkt dat verdachte die avond naar de zonnebank in Zaandam gaat met zijn ex-vrouw. Daarna, omstreeks 19:25 uur, bevindt de telefoon van verdachte zich in de omgeving van de zendmast Hollandsch Diep te Zaandam en als verdachte omstreeks 21:20 uur via whatsapp aan [slachtoffer] het bericht ‘we komen eraan’ verstuurt, bevindt de telefoon zich nog steeds bij deze zendmast in de (onmiddellijke) omgeving van de woning van verdachte. De telefoon van verdachte meldt zich, net als de telefoon van zijn dochter, om 22:00 uur op de zendmast Leenderbos te Hoofddorp. Verder heeft [slachtoffer] samen met andere mensen op verschillende tijdstippen zowel voor als na 23 april 2015 haar hele woning en nagelstudio grondig doorzocht op de aanwezigheid van afluisterapparatuur. Geen van deze personen heeft daarbij een wapenkoffer, een wapen of munitie gezien. Volgens [getuige 4] waren er na 23 april 2015 ook geen spullen van verdachte meer in de woning van het slachtoffer. Voorts wordt er tijdens geen van de whatsapp gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer] gesproken over het wapen dat nog in haar woning zou liggen, ook niet in versluierde bewoordingen. Uit de verklaring van verdachtes ex-vriendin [getuige 13], die herhaaldelijk met verdachte meeging naar de schietbaan, blijkt dat verdachte erg secuur was met de regels en stipt van aard. Verdachte vervoerde volgens [getuige 13] zijn wapens altijd in een koffer en als zij na het schieten nog ergens anders naartoe wilde, zei verdachte altijd tegen haar dat hij eerst de wapens thuis moest opbergen. In zijn slaapkamer in de kast had hij een kluis. Als [getuige 7] begin juni 2015 bij verdachte thuis is, laat verdachte aan hem een wapen uit de kluis zien. Het is een zwart pistool dat qua grootte lijkt op het wapen dat de politie draagt.
Uit het alternatieve scenario van verdachte zou voorts volgen dat [slachtoffer] zelf het wapen geladen zou moeten hebben. Dit strookt niet met de ervaring van [getuige 14], die haar op de schietbaan heeft zien schieten en haar aanduidt als ‘een super beginnende schieter’. Daarbij komt dat [slachtoffer] tijdens haar laatste en fatale ontmoeting met verdachte een sleutelbos in haar hand heeft. Het is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2015 (p. 532-537), niet mogelijk om én het betreffende vuurwapen te bedienen op de manier zoals verdachte dit heeft omschreven én een bos sleutels in handen te hebben. De verklaring van verdachte is bovendien strijdig met de verklaring van de objectieve getuige [getuige 2], die heeft gezien dat verdachte degene is die vanuit zijn jas, broekzak of broekband een zwart pistool pakt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij meerdere keren op [slachtoffer] heeft geschoten. Uit het Aanvullend schotrestenonderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat de bevindingen in het onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer de schootsafstand tussen de 50 en 100 centimeter is dan wanneer de schootsafstand buiten deze aangegeven range valt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door aldus van zeer korte afstand met gestrekte arm meermalen te schieten op [slachtoffer] zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag. De rechtbank overweegt hieromtrent dat uit de aard van de gedraging en de wijze van uitvoering valt af te leiden dat verdachte opzet heeft gehad op haar dood. Verdachte heeft onder meer eenmaal geschoten in het achterhoofd van [slachtoffer]. Het is een feit van algemene bekendheid dat de kans groot is dat een schot in het hoofd iemand fataal wordt, hetgeen ook het geval is geweest. Ook heeft verdachte [slachtoffer] tweemaal geraakt in haar bovenlichaam. Het is een algemene ervaringsregel dat het van korte afstand schieten op het bovenlichaam van een persoon – een plek waar zich vitale organen bevinden die met fatale gevolgen geraakt kunnen worden – de aanmerkelijke kans oplevert dat dit de dood van de beschoten persoon tot gevolg heeft, hetgeen ook het geval is geweest. Uit het sectierapport blijkt dat [slachtoffer] is overleden ten gevolge van de schoten die verdachte op haar heeft afgevuurd. Uit het radiologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood van het Maastricht UMC blijkt dat het letsel in het hoofd en het letsel in de borst ieder op zich de dood kunnen veroorzaken. Verdachte moet, als geoefend schutter en in het bezit van een verlof met daarop meerdere wapens, als geen ander op de hoogte zijn geweest van de gevaren en de gevolgen van het schieten met een vuurwapen. Naar de uiterlijke verschijningsvorm kan het niet anders dan dat verdachte dit gevolg ook bewust heeft aanvaard.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat er sprake zou kunnen zijn van een ander scenario en acht op grond van de onder 3.4 genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.
De verdediging heeft de rechtbank voorwaardelijk (nogmaals) verzocht om een reconstructie te gelasten. De rechtbank heeft eerder bij de pro formazittingen dit verzoek herhaaldelijk afgewezen. In raadkamer is de rechtbank ook nu niet gebleken van de noodzaak om dit onderzoek alsnog te laten verrichten, zodat het verzoek wordt afgewezen.