Wwz. De werknemer erkent dat hij niet meer in staat is om op de juiste wijze invulling en uitvoering aan zijn functie te geven en dat hij ongeschikt is voor zijn functie. Ook ziet de werknemer geen mogelijkheden meer voor herplaatsing. De arbeidsovereenkomst wordt derhalve ontbonden.
Rechtspraak.nl AR 2016/579 AR-Updates.nl 2016-0219 VAAN-AR-Updates.nl 2016-0219
De Stichting Confessioneel Primair Onderwijs Waterland,
gevestigd te Purmerend
verzoekende partij
verder te noemen: De Stichting
gemachtigde: mr. M. De Vita
tegen
[naam]
,
wonende te [plaats]
verwerende partij
verder te noemen: [de werknemer]
gemachtigde: mr. N.D.R. Toirkens
1 Het procesverloop
1.1.
De Stichting heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [de werknemer] heeft een verweerschrift ingediend.
2 De beoordeling
2.1.
De Stichting verzoekt de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Aan dit verzoek legt De Stichting ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – ongeschiktheid van [de werknemer] tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken van [de werknemer]. Herplaatsing van [de werknemer] is niet meer mogelijk.
2.2.
[de werknemer] heeft erkend dat hij niet meer in staat is om op de juiste wijze invulling en uitvoering aan zijn functie te geven en dat hij ongeschikt is voor zijn functie. Ook [de werknemer] ziet geen mogelijkheden meer voor herplaatsing.
2.3.
Nu [de werknemer] heeft erkend dat hij ongeschikt is voor zijn functie, partijen het erover eens zijn dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet reëel is en herplaatsing van [de werknemer] niet meer mogelijk moet worden geacht, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden. Gelet op de standpunten van partijen is immers sprake van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel d, BW, en is er geen mogelijkheid tot herplaatsing van [de werknemer].
2.4.
Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een opzegtermijn van drie maanden. Daarvan uitgaande zal de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW worden ontbonden met ingang van 1 mei 2016.
2.5.
Nu aan de ontbinding geen vergoeding wordt verbonden, hoeft de werkgever geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.
2.6.
Gezien de uitkomst van de zaak is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.
3 De beslissing
De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2016;
3.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 29 januari 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: