RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 4265521 \ CV EXPL 15-5526 (PA)
Uitspraakdatum: 24 februari 2016
[Naam]
,
wonende te [woonplaats]
eiseres in de zaak van de vordering, verweerster in de zaak van de tegenvordering
verder te noemen: [de werknemer]
gemachtigde: ARAG Rechtsbijstand
de stichting Stichting Welzijnsbevordering Kern8,
gevestigd te Heerhugowaard en kantoorhoudende te Alkmaar
gedaagde in de zaak van de vordering, eiseres in de zaak van de tegenvordering
verder te noemen: Kern8
gemachtigde: mr. B.M. Dijkstra
2 De feiten
2.1.
Kern8 is een gesubsidieerde welzijnsinstelling die welzijnswerk verrichtte in Alkmaar, Heerhugowaard, Langedijk en een aantal kleinere gemeenten in de regio.
2.2.
[de werknemer] , geboren op [datum] , was sinds 1 oktober 1997 in dienst bij Kern8, en laatstelijk werkzaam geweest in de functie van sociaal cultureel werker 3, tegen een salaris van € 3.482,- bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.3.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (hierna: de cao) van toepassing. In de cao staat, voor zover relevant, het volgende:
“11.4 Overname van personeel bij aanbesteding
1. De werknemer die met dreigend ontslag wordt geconfronteerd wegens een vermindering of beëindiging van de werkzaamheden als gevolg van het niet langer door de werkgever uitvoeren van een eerder door de overheid gegunde opdracht, doordat deze opdracht na een procedure van aanbesteding aan een andere opdrachtnemer is gegund, heeft bij gebleken geschiktheid recht op een andere dienstverband bij de andere, nieuwe opdrachtnemer.
Onverminderd het bepaalde in de Wet Overgang Ondernemingen neemt de nieuwe opdrachtnemer de voor het uitvoeren van de opdracht benodigde en geschikt gebleken werknemers over van de vorige opdrachtnemer. Dit voor zover de nieuwe opdrachtnemer onder de werkingssfeer van deze Cao valt.
3. Als de werknemer naar het oordeel van de nieuwe opdrachtnemer niet geschikt is of niet in staat wordt geacht zijn kennis, vaardigheden en competenties binnen vier maanden op een passend niveau te brengen, is deze niet verplicht de werknemer een dienstverband aan te bieden. Hij informeert de werknemer hierover schriftelijk en beargumenteerd. De werknemer kan vervolgens verzoeken om een (ontwikkelings-)assessment om zijn potentiele vaardigheden en competenties in beeld te brengen (…)
11.6
Financiële aanspraken bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden
1. Bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden, ontvangt de werknemer een ontslagvergoeding. Werknemers tot 50 jaar ontvangen een ontslagvergoeding van één-zesde maandsalaris per dienstjaar. Werknemers van 50 jaar en ouder ontvangen een ontslagvergoeding per dienstjaar van één-vierde maandsalaris.
2. Indien de werknemer na ontslag een WW-uitkering ontvangt, ontvangt de werknemer hierop een aanvulling. (…)”
2.4.
In 2012 heeft de gemeente Alkmaar aangekondigd de subsidie af te bouwen tot nihil in 2014. Ook de subsidie van de gemeente Langedijk is weggevallen. Als gevolg daarvan heeft Kern8 afscheid genomen van ruim 30 medewerkers en zijn alle arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd beëindigd.
2.5.
In 2014 heeft de gemeente Heerhugowaard besloten om het welzijnswerk voor het jaar 2015 en 2016 opnieuw te gaan aanbesteden. De aanbesteding van het welzijnswerk werd gegund aan stichting Welschap, die voor de uitvoering daarvan de stichting MET Welzijn Heerhugowaard (hierna: MET Welzijn) heeft opgericht.
2.6.
Kern8 heeft op 17 september 2014 voor [de werknemer] een ontslagvergunning aangevraagd bij het UWV op grond van bedrijfseconomische redenen.
2.7.
Op 22 oktober 2014 heeft een kort geding procedure plaatsgevonden tussen drie aan de cao gebonden werkgevers, te weten Kern8, stichting Wonen plus Welzijn en stichting de Wering, en stichting Welschap Holding en MET Welzijn. Partijen hebben in deze procedure een schikking getroffen, waarin partijen, voor zover relevant, het volgende hebben afgesproken:
“f. Welschap c.s. zal de ruimte hebben om bij de beoordeling van de geschiktheid van de bedoelde medewerkers als in artikel 11.4 van de CAO omschreven, uit te gaan van de eventuele andere eisen die uit de wijziging van de werkzaamheden van functies voortvloeien. Artikel 11.4 lid 2 en lid 3 zijn onverkort van toepassing.
g. Partijen verstaan dat artikel 11.4 lid 4 van de CAO Welschap c.s. de ruimte biedt om de genoemde medewerkers een dienstverband aan te bieden met arbeidsvoorwaarden die anders zijn dan de arbeidsvoorwaarden opgenomen in arbeidsovereenkomsten die de betrokken medewerkers thans hebben.
h. Partijen zullen de CAO volgen.”
2.8.
Op 28 oktober 2014 heeft het UWV toestemming verleend om de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] op te zeggen. In de beoordeling van het UWV staat, voor zover relevant, het volgende:
“Het verweer van werknemer dat er sprake is van overgang van onderneming, waardoor zij per 1 januari 2015 van rechtswege in dienst zal treden bij Stichting Welschap en dat zij verzoekt UWV de beslissing pas af te geven na uitspraak van het kort geding, brengt ons ook niet tot een ander oordeel. In dit geval verzoekt u uitdrukkelijk toestemming om de arbeidsovereenkomst met werknemer op te zeggen wanneer er geen sprake is van overgang van onderneming. (…)”
2.9.
Kern8 heeft de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] opgezegd tegen 1 februari 2015.
2.10.
Kern8 heeft [de werknemer] het loon over de maand januari 2015 en een aanvulling op het loon betaald.
3 De vordering
3.1.
[de werknemer] vordert dat de kantonrechter Kern8 veroordeelt tot betaling van € 9.865,61 bruto. Daarnaast vordert [de werknemer] een verklaring voor recht dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Kern8 kennelijk onredelijk is en vordert [de werknemer] veroordeling van Kern8 tot betaling aan haar van een schadevergoeding wegens de kennelijk onredelijke opzegging, zijnde een bedrag van € 14.290,13 bruto ter zake loonschade, een bedrag van € 16.627,10 netto ter zake loonschade en een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade. Tot slot vordert [de werknemer] veroordeling van Kern8 tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 1.125,-, de wettelijke rente en de proceskosten.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij conform artikel 11.6 lid 1 van de cao recht heeft op een vergoeding nu geen sprake is van een overgang van onderneming. Daarnaast stelt [de werknemer] dat het ontslag kennelijk onredelijk is gelet op het gevolgencriterium. [de werknemer] heeft daarbij onder meer gewezen op de lengte van haar dienstverband, haar leeftijd, haar eenzijdige werkervaring, de huidige arbeidsmarkt en de omstandigheid dat Kern8 wel een voorziening heeft getroffen maar niet heeft voldaan.
4 Het verweer en de tegenvordering
4.1.
Kern8 betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat sprake is van een overgang van onderneming per 1 januari 2015 en dat [de werknemer] per deze datum van rechtswege in dienst is getreden bij MET Welzijn. Dat brengt volgens Kern8 mee dat haar dienstverband niet om bedrijfseconomische omstandigheden is beëindigd en dat zij derhalve geen recht heeft op een vergoeding op grond van artikel 11.6 van de cao. Voorts stelt Kern8 dat geen sprake is van een kennelijk onredelijke opzegging op grond van het gevolgencriterium. Voor zover de opzegging kennelijk onredelijk is, betwist Kern8 de hoogte van de gevorderde schadevergoeding. Daarnaast doet Kern8 een beroep op het “habe nichts” beginsel. Ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten worden betwist.
4.2.
Kern8 vordert bij wijze van tegenvordering een verklaring voor recht dat de overgang van de welzijnsdiensten van Kern8 naar MET Welzijn per 1 januari 2015 dient te worden beschouwd als een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW en dat de arbeidsovereenkomst van [de werknemer] met Kern8 inclusief alle rechten en verplichtingen die hieruit voortvloeien, met ingang van deze datum zijn overgegaan op MET Welzijn. Daarnaast vordert Kern8 dat de kantonrechter [de werknemer] veroordeelt tot betaling van € 12.406,- bruto en € 8.40 netto, te vermeerderen met de vanaf 1 augustus 2015 te betalen aanvullingen van € 574,- per maand en vanaf 1 augustus 2016 te betalen aanvulling van € 220,- per maand, de wettelijke rente en de proceskosten.
4.3.
Zij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij het loon over januari 2015 en de aanvulling op het loon heeft betaald, waarbij zij zich het recht heeft voorbehouden om deze bedragen terug te vorderen voor zover zou blijken dat er sprake zou zijn van overgang van onderneming. Kern8 stelt zich op het standpunt dat sprake is van een overgang van onderneming.
4.4.
[de werknemer] betwist de tegenvordering en stelt dat geen sprake is van een overgang van onderneming maar dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd op grond van bedrijfseconomische omstandigheden.
5 De beoordeling
6.1.
Kern van het geschil is of [de werknemer] recht heeft op de ontslagvergoeding op grond van artikel 11.6 van de cao. Kern8 meent van niet omdat zij stelt dat sprake is van overgang van onderneming per 1 januari 2015, dat [de werknemer] per deze datum van rechtswege bij MET Welzijn in dienst is getreden, dat haar arbeidsovereenkomst daarom niet om bedrijfseconomische redenen is beëindigd en dat zij derhalve geen recht heeft op een vergoeding op grond van artikel 11.6 van de cao.
6.2.
Om de vraag of [de werknemer] recht heeft op de door haar gevorderde ontslagvergoeding te kunnen beantwoorden dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW doordat MET Welzijn met ingang van 1 januari 2015 het welzijnswerk in Heerhugowaard op zich heeft genomen nadat Kern8 dat – evenals MET Welzijn op grond van een door de gemeente verstrekte subsidie – vóór die tijd had gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is. Daartoe wordt het volgende overwogen.
6.3.
Van een overgang van onderneming, met als gevolg dat de rechten en verplichtingen die voor de werkgever voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst tussen hem en daar werkzame werknemers van rechtswege overgaan op de verkrijger, is sprake als een economische eenheid, zijnde een geheel van georganiseerde middelen, bestemd tot het ten uitvoer brengen van een al dan niet hoofdzakelijk economische activiteit, die haar eenheid behoudt, overgaat, ten gevolge van een overeenkomst, een fusie op een splitsing. Voor het antwoord op de vraag of sprake is van overgang van onderneming in de zin van de Europese richtlijn(en) ter implementatie waarvan bedoelde wetsartikelen dienen (richtlijn van 12 maart 2011, PbEG 2001, L 82/16) is volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) vereist dat de identiteit van de overgedragen onderneming bewaard blijft. Ter beantwoording staan daarom de volgende vragen: was sprake van een economische eenheid, kan gesproken worden van een overeenkomst ten gevolge waarvan die eenheid is overgegaan en heeft de bedoelde eenheid haar identiteit behouden?
Onderneming (economische eenheid)
6.4.
De kantonrechter stelt voorop dat een economische eenheid in de zin van artikel 7:662 lid 2 sub b BW voldoende gestructureerd en autonoom moet zijn, maar behoeft niet noodzakelijkerwijs materiële en immateriële activa van betekenis te omvatten. Een georganiseerd geheel van werknemers die speciaal en duurzaam met een gemeenschappelijke taak zijn belast, kan, wanneer er geen andere productiefactoren zijn, als economische eenheid worden aangemerkt.
6.5.
De kantonrechter is van oordeel dat het werk dat door Kern8 werd verricht een economische eenheid vormt in de zin van artikel 7:662 lid 2 onder b van het BW. Kern8 heeft onbetwist gesteld dat Kern8 medewerkers inzette in Heerhugowaard met kennis van het Heerhugowaardse netwerk, die werkten vanuit Heerhugowaardse buurthuizen en met een specifieke vanuit de gemeente Heerhugowaard gegeven opdracht. Gelet op de organisatie van Kern8 is de kantonrechter van oordeel dat de werknemers functioneerden als een georganiseerd geheel van werknemers die speciaal en duurzaam met een gemeenschappelijke taak, het verrichten van welzijnsdiensten in Heerhugowaard, belast waren. Andere relevante productiefactoren zijn niet aanwezig. Het gaat dus om een eenheid die louter uit arbeidskrachten bestaat. Het door Kern8 verrichte welzijnswerk in Heerhugowaard is op grond van het voorgaande aan te merken als een economische eenheid. [de werknemer] heeft geen feiten en/of omstandigheden gesteld die het voorgaande anders maken. De enkele stelling van [de werknemer] dat geen sprake is van een arbeidsintensieve sector is onvoldoende.
6.6.
De kantonrechter stelt voorop dat ook sprake kan zijn van overgang van onderneming, als er geen directe overeenkomst tussen Kern8 en MET Welzijn valt aan te wijzen.
Hieraan is voldaan, gelet op het feit dat de subsidie voor welzijnswerk in de gemeente Heerhugowaard per 1 januari 2015 niet langer aan Kern8 is toegekend doch aan MET Welzijn.
Identiteitsbehoud
6.7.
[de werknemer] heeft gesteld dat geen sprake is van behoud van identiteit, aangezien MET Welzijn de activiteiten wezenlijk anders structureert en reduceert. De ondersteuning die MET Welzijn verleend is meer gericht op tijdelijke ondersteuning van de doelgroepen, terwijl bij Kern8 dit meer gericht was op processen van samenwerking en sociale samenhang tijdens activiteiten, aldus [de werknemer] .
6.8.
Beslissend criterium is of de identiteit van de onderneming bewaard blijft, wat met name blijkt doordat de exploitatie ervan in feite wordt voortgezet of hervat. Voor de beoordeling of aan de voorwaarden voor overgang van een economische eenheid die haar identiteit behoudt, is voldaan, moet volgens rechtspraak van het HvJEU rekening worden gehouden met alle feitelijke omstandigheden die de betrokken overgang kenmerken, zoals de aard van de betrokken onderneming/vestiging, de vraag of al dan niet materiele activa zijn overgedragen, de waarde van immateriële activa, of al dan niet vrijwel al het personeel door de nieuwe ondernemer is overgenomen, of al dan niet een klantenkring is overgedragen, de mate waarin de voor en na de overdracht verrichte activiteiten met elkaar overeenkomen en de duur van een eventuele onderbreking van die activiteiten. Uit de rechtspraak van het HvJEU blijkt tevens dat het belang dat aan deze diverse criteria moet worden gehecht, noodzakelijkerwijs verschilt naar gelang de uitgeoefende activiteit. Waar een economische eenheid zonder materiële of immateriële activa van betekenis kan functioneren, kan het behoud van de identiteit van een dergelijke eenheid niet slechts afhangen van de overdracht van dergelijke activa. Zoals hiervoor overwogen, kan onder omstandigheden ook een groep werknemers die duurzaam een gemeenschappelijke activiteit verricht een economische entiteit vormen. De eis van behoud van identiteit kan dan meebrengen dat de nieuwe ondernemer een wezenlijk deel - qua aantal en deskundigheid - van het personeel overneemt dat zijn voorganger speciaal voor die taak had ingezet.
6.9.
Met Kern8 is de kantonrechter van oordeel dat aan de eis van identiteitsbehoud is voldaan. Daartoe wordt het volgende overwogen.
6.10.
MET Welzijn heeft een groot deel van de medewerkers van Kern8 die werkzaam waren in Heerhugowaard overgenomen. Kern8 heeft onbetwist gesteld dat er 16 mensen werkzaam waren voor Kern8 in Heerhugowaard en dat de medewerker buurtbemiddeling, in samenwerking met MET Welzijn, haar werkzaamheden via “De Bemiddelingskamer” is gaan verrichten en dat zij derhalve haar werkzaamheden als buurtbemiddelaar heeft gecontinueerd. Eveneens is onbetwist gesteld dat van de 15 overige werknemers er 8 bij MET Welzijn in dienst zijn genomen. Hieruit blijkt dat MET Welzijn een wezenlijk deel – qua aantal en deskundigheid – van het persoon van Kern8 heeft overgenomen. De omstandigheid dat MET Welzijn tijdelijke contracten heeft aangeboden, doet daar niet aan af. Ook de omstandigheid dat MET Welzijn op grond van artikel 11.4 van de cao verplicht was de werknemers over te nemen, doet er niet aan af dat sprake is van overgang van een economische eenheid (zie HvJEU, 24-01-2002, JAR 2002, 47 (Temco)).
Daarnaast staat vast dat MET Welzijn de betrokken activiteit heeft voortgezet. Vast staat immers dat Kern8 haar activiteiten heeft gestaakt omdat het werk niet meer aan haar is gegund. Kern8 heeft onbetwist gesteld dat MET Welzijn verder is gegaan met de werkzaamheden die in 2014 werden verricht en dat de gemeente Heerhugowaard ook verlangde dat de activiteiten door MET Welzijn zouden worden voortgezet.
De kantonrechter stelt voorts vast dat het doel van MET Welzijn hetzelfde is als het doel van Kern8, te weten, kort gezegd, deelname van burgers aan de samenleving door welzijnsdiensten te leveren. Ook de werkzaamheden van MET Welzijn komen voor het merendeel overeen met de werkzaamheden die Kern8 verrichtte. Onbetwist is gesteld dat de gemeente Heerhugowaard niet de aard van de werkzaamheden heeft willen wijzigen. Kern8 was in Heerhugowaard actief op het gebied van samenlevingsversterking en jeugdwelzijnswerk, hetgeen ook MET Welzijn is.
[de werknemer] heeft gesteld dat de kantoren of tienercentra niet zijn overgenomen door MET Welzijn en dat ook geen materialen of spullen van Kern8 zijn overgenomen. Kern8 heeft daartegenover onbetwist gesteld dat zij geen onroerende zaken bezit en dat zij in 2014 verplicht was om de wijkcentra De Horst en de Mediaan van de gemeente te huren, terwijl die verplichting niet meer bestaat voor MET Welzijn. Daarnaast heeft Kern8 onbetwist gesteld dat zij de vrijwilligers bij het organiseren van activiteiten ondersteunde en dat de vrijwilligers ook door MET Welzijn worden ondersteund. Voorts heeft Kern8 onbetwist gesteld dat de enige activa van waarde die er was, de apparatuur in jongerencentrum Kompleks, is overgenomen door MET Welzijn. Tot slot staat vast dat de netwerkpartners hetzelfde zijn. Aan de stelling van [de werknemer] dat de activiteiten van MET Welzijn wezenlijk anders zijn gestructureerd gaat de kantonrechter, gelet op het bovenstaande, voorbij. [de werknemer] verliest uit het oog dat, blijkens het Klarenbergarrest (HvJEU 12 februari 2009, LJN BH3637) een wijziging van de organisatorische structuur niet in de weg staat aan toepassing van de ‘nuttige werking van richtlijn 2001/23’. Hier is de aard van het werk niet veranderd.
6.11.
Gelet op al het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat hier sprake is van een overgang van onderneming.
6.12.
Aan de stelling van [de werknemer] dat uit de betalingen door Kern8 aan [de werknemer] blijkt dat geen sprake is van een overgang van onderneming gaat de kantonrechter voorbij. Vast staat dat sprake is geweest van bezuinigen op subsidies door de overheid waardoor werknemers al dan niet tussen wal en schip konden vallen. In dat licht bezien is verklaarbaar dat Kern8 op grond van goed werkgeverschap voornoemde betalingen aan [de werknemer] heeft gedaan. Anders dan [de werknemer] heeft gesteld, impliceert zulks niet dat Kern8 er ook vanuit ging dat geen sprake was van overgang van onderneming.
6.13.
Ook de uitkomst in de kort geding procedure noopt niet tot een ander oordeel. In die zaak is geen uitspraak gedaan over de principiële rechtsvraag of sprake is van overgang van onderneming, maar is juist op grond van “damage-control” een schikking tot stand gekomen tussen partijen.
6.14.
Uit het bovenstaande vloeit voort dat, nu sprake is van overgang van onderneming per 1 januari 2015, geen sprake is geweest van een einde van het dienstverband van [de werknemer] per 1 februari 2015 om bedrijfseconomische redenen. Dit betekent dat [de werknemer] geen recht heeft op een vergoeding op grond van artikel 11.6 van de cao. Het bovenstaande brengt eveneens mee dat ook geen sprake kan zijn van kennelijk onredelijk ontslag. De door [de werknemer] gevorderde verklaring voor recht en schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag worden afgewezen.
6.15.
Aangezien de hoofdvordering wordt afgewezen, zijn de nevenvorderingen evenmin toewijsbaar.
6.16.
De proceskosten komen voor rekening van [de werknemer] , omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [de werknemer] partij ook veroordeeld tot betaling van € 100,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Kern8 worden gemaakt.
de tegenvordering
6.17.
Gelet op hetgeen in de vordering is overwogen en beslist, ligt de door Kern8 gevorderde verklaring voor recht dat sprake is van overgang van onderneming voor toewijzing gereed.
6.18.
Vast staat dat Kern8 het loon over januari 2015 en de aanvulling op het loon heeft betaald. Eveneens staat vast dat het loon en de aanvulling onverplicht is betaald door Kern8. Immers in de brief van 12 januari 2015 van Kern8 aan [de werknemer] staat “om die reden zullen wij onverplicht het loon nog betalen tot 1 februari 2015. (…) Deze maand loon wordt betaald met een terugbetalingsverplichting als op grond van welke procedure dan ook blijkt dat de nieuwe werkgever gehouden is om jou alsnog in dienst te nemen en jouw opgebouwde rechten te respecteren”. Ook ten aanzien van de aanvulling staat in de brief vermeld dat deze onverplicht wordt betaald met een terugbetalingsverplichting indien mocht blijken dat de nieuwe werkgever wordt gehouden de rechten van de medewerkers van Kern8 te respecteren. [de werknemer] heeft de hoogte van de door Kern8 teruggevorderde bedragen niet betwist, zodat de kantonrechter daarvan uit zal gaan. De door Kern8 gevorderde bedragen zullen dan ook worden toegewezen.
6.19.
De gevorderde betalingstermijn van drie dagen na betekening van het vonnis wringt enigszins met de gronden die Kern8 heeft aangevoerd, omdat in die onzekere fase met betrekking tot het antwoord of sprake is van overgang van onderneming de betalingen zijn verricht. De onzekere fase is wellicht verminderd door dit vonnis, maar niet uitgesloten is dat van dit vonnis in hoger beroep zal worden gegaan. Alleen al gelet op de devolutieve werking van hoger beroep kan niet op voorhand worden gesteld dat dit vonnis door het hof bekrachtigd zal worden. De kantonrechter zal daarom een termijn van vijf maanden verbinden aan de terugbetaling.
6.20.
De proceskosten komen voor rekening van [de werknemer] . De proceskosten in de tegenvordering worden wegens de nauwe samenhang van de zaak in de vordering en die in de tegenvordering vastgesteld op nihil.
7 De beslissing
7.1.
wijst de vordering af;
7.2.
veroordeelt [de werknemer] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Kern8 worden vastgesteld op een bedrag van € 500,00 aan salaris van de gemachtigde van Kern8, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
7.3.
veroordeelt [de werknemer] tot betaling van € 100,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Kern8 worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
7.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
verklaart voor recht dat de overgang van de welzijnsdiensten van Kern8 naar MET Welzijn per 1 januari 2015 dient te worden beschouwd als overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW en dat de arbeidsovereenkomst van [de werknemer] met Kern8 inclusief alle rechten en verplichtingen die hieruit voortvloeien, met ingang van deze datum zijn overgegaan op MET Welzijn;
7.6.
veroordeelt Kern8 tot betaling aan [de werknemer] van € 12.406,- bruto en € 18,40 netto, te vermeerderen met de vanaf 1 augustus 2015 te betalen aanvullingen van € 574,- per maand en vanaf 1 augustus 2016 te betalen aanvulling van € 220,- bruto per maand, vermeerderd met de wettelijke rente over het op de dag van het vonnis verschuldigde bedrag vanaf 5 maanden na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de gehele betaling;
7.7.
veroordeelt Kern8 tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [de werknemer] tot en met vandaag vaststelt op nihil;
7.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad
7.9.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G. Vroom, kantonrechter en op 24 februari 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter