Ter onderbouwing van haar verzoek heeft [de werkgever] – samengevat – het volgende naar voren gebracht.
Met betrekking tot het ernstig verwijtbaar handelen: Op 5 december 2015 was [X] in het bedrijfspand aanwezig. Zij werd door de heren [A] en [B] geïnformeerd dat [de werknemer] bij verkoop van een auto contante betalingen had aangenomen, die niet zijn verantwoord in een kasboek en ook anderszins niet zijn terug te vinden in de administratie. Na onderzoek bleek dat [de werknemer] zich vaker schuldig maakte aan deze handelwijze. Dit bleek met name toen [de werkgever] diverse klanten benaderde om te vragen hoe de gang van zaken was gegaan bij aankoop/inruil van auto’s waarbij [de werknemer] was betrokken.
In verband met de verklaringen en bevindingen heeft [de werkgever] [de werknemer] uitgenodigd voor een gesprek op het kantoor van haar raadsvrouwe. [de werknemer] is daar samen met zijn toenmalige gemachtigde verschenen, maar heeft geen verklaring gegeven voor de bevindingen van [de werkgever] . De conclusie is dan ook, dat [de werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal dan wel verduistering in dienstbetrekking, waardoor de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden. [de werkgever] heeft geen enkel vertrouwen meer in [de werknemer] .
Mocht ontbinding van de arbeidsovereenkomst op bovenstaande grond niet worden gehonoreerd, dan verzoekt [de werkgever] subsidiair de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsrelatie. Hiertoe wordt het volgende aangevoerd.
[de werkgever] is een verlieslijdend bedrijf. Daarom is op 1 september 2015 een ontslagvergunning bij het UWV gevraagd. [de werknemer] werd op dat moment vrijgesteld van werk. Tijdens de vrijstelling van de werkzaamheden is [X] met enige regelmaat naar het bedrijf gegaan. Daar werd zij aangesproken door meerdere werknemers, die haar vertelden dat zij opgelucht waren dat [de werknemer] niet op de werkplek aanwezig was. Hij werd gezien als een leidinggevende die een angstcultuur creëerde onder het personeel, waardoor een zeer onprettige werksfeer werd ervaren. Door de tijdelijk afwezigheid van [de werknemer] was de sfeer aanzienlijk verbeterd. Bij zijn terugkeer zouden diverse werknemers, zo deelde zij [X] mee, een andere baan gaan zoeken of zich ziek melden. Op 13 en 16 november 2015 is [de werknemer] weer op zijn werk verschenen. Op laatstgenoemde datum heeft hij medewerkers van [de werkgever] getracht te bewegen om een deel van de administratie af te geven en betalingen te voldoen. Dit ging gepaard met verbaal geweld en een onprettige houding jegens hen. Uiteindelijk heeft [X] naar aanleiding van dit incident [de werknemer] op non-actief gesteld.
Gelet op de houding van [de werknemer] is sprake van een onhoudbare situatie, waardoor subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden. [de werkgever] verwijst voor haar stellingen naar diverse door haar overgelegde getuigenverklaringen.