6 Beslissing
De rechtbank:
Stelt het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van in totaal € 17.957.921,75.
Legt aan veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 17.952.921,75 (zegge: zeventien miljoen negenhonderdtweeënvijftig duizend negenhonderdéénentwintig euro en vijfenzeventig eurocent) ter ontneming van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Jongeling, voorzitter,
mr. R.A. Otter en mr. E.J. Bellaart, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juli 2016.
mr. R.A. Otter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE met BEWIJSMIDDELEN
Afpersing [slachtoffer 1]
Betalingen via [persoon 1]
Een schriftelijk stuk, te weten de schriftelijke samenvatting van het 1ste achterbankgesprek van [slachtoffer 1] met de Criminele Inlichtingen Eenheid van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland (CIE) op 20 maart 2003, voor zover inhoudende (D4-0003, midden), zakelijk weergegeven:
Over de betalingen aan de groep (de rechtbank begrijpt: “de groepering [veroordeelde] ”) geeft [slachtoffer 1] aan dat deze gaan naar legale bedrijven en dat deze het op hun beurt “stallen” voor [veroordeelde] en zijn maten.
Een schriftelijk stuk, te weten de woordelijke uitwerking van het 2de achterbankgesprek van [slachtoffer 1] met de CIE op 4 april 2003, voor zover inhoudende (D4-0009, onder), zakelijk weergegeven, waarbij “J” staat voor een medewerker van de CIE en “W” voor [slachtoffer 1] :
J: Weet je die betalingen van u gaan gewoon via gerenommeerde bedrijven.
W: Ja, (…)
J: (…) Kijk, dat geld van u he, van uw zaak, dat gaat ergens heen en dat komt bij een bedrijf terecht, maar die weten dan dat het niet van hen is.
W: Ja. Het staat gewoon bij anderen en daar is ie (de rechtbank begrijpt: [veroordeelde] ) ook dominant aanwezig en die mensen hebben dat zogenaamd, dat geld, maar dat is niet van hen. Begrijp je.
J: Die worden gewoon gebruikt door die afperser, zeg maar.
W: Ja.
J: Dus die weten gewoon dat ook. Die weten dat dat van u is, dat geld.
W: Die weten… of die nou eh, die worden ook onder druk gezet om daar aan mee te werken.
J: (…)
W: Die weten dat dat van mij komt. Ik moet het overmaken. Die mensen die eh. Dat zijn eigenlijk normale, nette mensen allemaal, maar die worden ook gewoon onder een bepaalde druk gezet.
Een schriftelijk stuk, te weten de woordelijke uitwerking van het 4de achterbankgesprek van [slachtoffer 1] met de CIE op 16 april 2003, voor zover inhoudende (D4-0054, boven), zakelijk weergegeven, waarbij “W” staat voor [slachtoffer 1] :
W: Nou ja, wat ik al zeg, ze hebben eh… dus een aantal zeer nette mensen, die ik ken, die worden als een soort stroman gebruikt.
Een schriftelijk stuk, te weten de woordelijke uitwerking van het 5de achterbankgesprek van [slachtoffer 1] met de CIE op 15 mei 2003, voor zover inhoudende (D4-0083, midden), zakelijk weergegeven, waarbij “W” staat voor [slachtoffer 1] :
W: (…) maar je moet het wel zo zien dat er dus gewoon normale betalingen gebeuren en die eh… die mensen die geven dat ook niet aan [veroordeelde] . Die houden, die bewaren het voor hem.
Een schriftelijk stuk, te weten de woordelijke uitwerking van het 7de achterbankgesprek van [slachtoffer 1] met de CIE op 24 juni 2003, voor zover inhoudende (D4-0129, onder, en D4-0130, boven), zakelijk weergegeven, waarbij “W” staat voor [slachtoffer 1] en “J” voor een medewerker van de CIE:
W: (…) ik moest deze week betalen en als ik dat niet deed dan eh… nou, dan, dan hoefde ik (…)
J: U moet deze week betalen? (…)
W: (…) Ik moet nog zeven miljoen betalen.
J: (…)
W: (…)
J: En hoe wou hij (de rechtbank begrijpt: [veroordeelde] ) deze betaling dan gedaan hebben? Die zeven miljoen?
W: Over de banken overgemaakt hebben en dan eh…
J: Naar wie?
W: Gewoon naar een eh. zakenrelatie toe van hem. En dan eh. die man eh. die houdt dat, bewaart het dan weer voor hem.
J: U weet wel wie dat is?
W: Ik weet denk ik wel wie dat is, ja.
Een schriftelijk stuk, te weten de woordelijke uitwerking van het 9de achterbankgesprek van [slachtoffer 1] met de CIE op 15 juli 2003, voor zover inhoudende (D4-0200, onder, en D4-0201, boven), zakelijk weergegeven, waarbij “J” staat voor een medewerker van de CIE en “W” voor [slachtoffer 1] :
J: En (…) houdt hij (de rechtbank begrijpt: [veroordeelde] ) dat eh… geld, wat hij bij u afroomt, haalt hij dat zelf ook? Bij de derde zeg maar.
W: Nou ik, ik maak alles gewoon netjes over (…). Naar nette partijen.
J: (…)
W: (…) naar (…) of naar andere mensen. En hij gaat eh… vervolgens gaat hij dat geld daar gewoon laten staan. Hij zal dat niet ophalen.
J: Haalt ie nooit wat op daar?
W: Nee, dat is gewoon, net als bij de bank.
Het proces-verbaal van de uitwerking van de zogenoemde dagboekaantekeningen van [slachtoffer 1] , gedateerd 8 juli 2004 (met als bijlagen de handgeschreven aantekeningen), voor zover inhoudende (D5-0001 e.v.), zakelijk weergegeven:
- dat in die aantekeningen getallen, bedragen, data en namen zijn vermeld;
- dat in die aantekeningen onder andere de namen “ [persoon 9] ” en “ [onderneming 1] ” zijn vermeld;
- dat in die aantekeningen verder onder andere is vermeld:
(bij verschillende cijferstaatjes) “Te Betalen [veroordeelde] ”, “ [veroordeelde] . Afkoop”, “Tegoed [veroordeelde] ” en
(bij 22 juni) “Ik moet naar Japanner in IJmuiden. [persoon 6] belde. [veroordeelde] zal daar zijn en hij is boos want hij wil geld (…) en moet ik overmaken, naar een (…) [persoon 9] , dat schijnt rekening te zijn van [persoon 1] ! Hij wil nog 10 Mio Euro. (…) Ontmoeting met [persoon 6] bij Shell station IJmuiden (…) komt [persoon 12] daar. Ik kreeg brief met vragen over dat geld (…) maar ik had geen € 10 Mio overgemaakt maar slechts € 2.800 naar [onderneming 1] .” en
(bij 26 juni) “Ik wordt opgetrommeld door [veroordeelde] heb ik verteld dat ik rest niet heb overgemaakt en slechts 2.8 Mio. (…) [veroordeelde] zegt tegen mij je maakt grote fout. (…) Ik heb beloofd binnen week te betalen en morgen 27 Jun 700 ton en (…) € 1.200 laat op dag. [persoon 6] haald overmakingsbewijs van 7 ton (…) 9 uur op.”
Het proces-verbaal van het politieverhoor van [getuige 3], gedateerd 6 december 2006, voor zover inhoudende (G1-22-113, onder, en G1-22-114, onder), zakelijk weergegeven, als vragen van de verhorende verbalisanten en antwoorden van [getuige 3] :
Vraag: Uw broer schrijft in zijn dagboek dat hij geld moet overmaken naar een [persoon 9] -rekening. Wanneer heeft u voor het eerst gehoord van een [persoon 9] -rekening? Heeft u ooit van uw broer het woord [persoon 9] -rekening gehoord?
Antwoord: Mijn broer heeft gezegd dat hij geld moest overmaken naar [persoon 1] en dat was die [persoon 9] -rekening. Mijn broer zei dat [persoon 9] , dat was [persoon 1] . Hij heeft mij toen gezegd (…) dat toen hij [veroordeelde] moest betalen (…) hij dat via [persoon 1] moest doen.
Vraag: Wanneer werd u duidelijk dat de afpersing van [veroordeelde] van uw broer leidde tot een betaling aan [persoon 1] i.c. aan een rekening op onder meer een Zwitserse bankrekening?
Antwoord: Ik denk eind 2002, begin 2003, toen kwam dat [persoon 9] -verhaal naar voren. U vraagt mij waarom een afpersing van [veroordeelde] leidde tot een betaling aan [persoon 1] ? Mijn broer heeft gezegd dat [persoon 1] hier aan mee moest werken.
Het proces-verbaal van het verhoor van [getuige 4] door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Haarlem op 7 maart 2007, voor zover inhoudende (G1-180-22, onder, en G1-180-27, onder), zakelijk weergegeven, als vragen van de rechter-commissaris en antwoorden van [getuige 4] voornoemd:
Op 18 mei 2014 verklaart u dat op een gegeven moment de waarheid boven water moest komen, dat u werd ontboden bij [slachtoffer 1] en dat toen het grote verhaal er uit kwam: dat er een afpersingszaak speelde, dat hij een afbetaling moest doen aan [veroordeelde] (…). Klopt dit? Zo ja, wie is hier ‘ [slachtoffer 1] ’ en ‘hij’? Wat vertelde [slachtoffer 1] u over de afpersingszaak, en wanneer? En waarom en op welke wijze moest hij aan [veroordeelde] afbetalen?
Dat klopt. [slachtoffer 1] is hier [slachtoffer 1] . Als ik het over [slachtoffer 1] heb bedoel ik steeds [slachtoffer 1] . Ik sprak hierover met [slachtoffer 1] in augustus 2003. [slachtoffer 1] zei dat hij werd afgeperst door [veroordeelde] , dat hij, [slachtoffer 1] , diverse betalingen moest verrichten en dat deze betalingen verliepen via de structuur van [persoon 1] . Het waarom weet ik niet. [slachtoffer 1] kreeg kennelijk opdrachten om een bepaald bedrag vóór een bepaalde datum over te maken, meestal naar [onderneming 1] . De instructies kreeg hij meestal van [getuige 5] . (…) Het verband tussen deze betalingen aan de ene kant en de afpersing aan de andere kant, kon je niet zien. Dat die betalingen te maken hadden met afpersingen, vertelde [slachtoffer 1] mij in augustus 2003.
U verklaart dat u in augustus/september 2003 constateerde dat ‘wij’ teveel betaalden aan [onderneming 1] en dat u toen voor uitleg naar [slachtoffer 1] bent gestapt. En dat toen ‘de aap uit de mouw kwam’ (…) en het gesprek ontstond over de afpersing (…). Dat [slachtoffer 1] tegen u zei dat hij extra betalingen aan [persoon 1] moest doen omdat hij werd afgeperst, en dat [veroordeelde] daar achter zat (…). Klopt dat? Zo ja, wie bedoelt u hier met ‘ [slachtoffer 1] ’ en wat vertelde [slachtoffer 1] u toen?
Dat klopt. Met ‘ [slachtoffer 1] ’ bedoel ik [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] zei tegen mij: [getuige 4] , het heeft te maken met afpersing door [veroordeelde] . [slachtoffer 1] zei verder: er is een bedrag van 40 miljoen en dat moet ik inlossen via de structuur van [persoon 1] . Ik vroeg aan [slachtoffer 1] : hoe moet ik dat verantwoorden. [slachtoffer 1] zei tegen mij: dan moet je daar een titel aan geven en contact opnemen met [getuige 5] .
Ik zag ook achteraf dat er betalingen werden verricht zonder titel. Ik vroeg aan [slachtoffer 1] waarom deze betalingen via [persoon 1] verliepen of moesten verlopen. [slachtoffer 1] zei dat hij dat ook niet wist. Hij zei: ik weet niet hoe [persoon 1] er in zit, (…).
U zegt in dit verband dat de teveel betaalde bedragen, die dus meer waren dan de vordering inhield, een onderdeel waren van de uitkoop van [veroordeelde] (…). Klopt dat? En, zo ja, wat was de totale ‘extra-betaling’? En, zo ja, wat bedoelt u hier met ‘de uitkoop van [veroordeelde] ’?
Er moest in totaal 40 miljoen worden betaald, waarmee [veroordeelde] uitgekocht moest worden. Met uitkopen bedoel ik dat [slachtoffer 1] moest betalen om in leven te blijven.
Het proces-verbaal van het politieverhoor van [getuige 5], gedateerd 10 juni 2004, voor zover inhoudende (AE-17-0013, onder, en AE-17-0014, midden), zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 5] voornoemd:
Ik heb aangegeven dat in december 2002 de betalingen betrekking hadden op de ontvlechting tussen [slachtoffer 1] en [persoon 1] .
Dat beeld is bij mij blijven bestaan tot het 3e kwartaal van 2003, dat is het moment dat [slachtoffer 1] aan mij aangaf dat hij afgeperst werd.
In oktober 2003 heb ik [slachtoffer 1] geadviseerd aangifte te doen. (…)
Want hij had mij verteld dat hij bedreigd en afgeperst werd en dat hij klem zat met betalingen. (…)
In dat kader heb ik ook de vraag gesteld aan [persoon 1] (de rechtbank begrijpt: [persoon 1] ), of hij wist dat er sprake was van afpersing aan de kant van [slachtoffer 1] .
Waarop [persoon 1] antwoordde dat hij absoluut nooit iemand zou afpersen en als deze betalingen daarop betrekking zouden hebben dat dat alleen onder druk zou gebeuren.
Het proces-verbaal van het verhoor van [getuige 6] door de officieren van justitie J. Plooij en F. Teeven op 27 december 2004, voor zover inhoudende (G1-283-41, boven), zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 6] voornoemd:
[slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) zei mij (…) eens dat één van de mensen langs wie dat geld liep [persoon 1] was, maar ik mocht die naam nooit hardop gebruiken. [slachtoffer 1] zei mij dat [persoon 1] er “tot hier in zat”; hij bedoelde “tot aan zijn nek”, want [slachtoffer 1] maakte daarbij een gebaar van zijn hand tegen de onderkin. Met “tot aan zijn nek erin zitten” bedoel ik dat [persoon 1] volgens mij bewust maar niet (geheel) vrijwillig meedoet met en facilitair is aan de groepering [veroordeelde] .
Het proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Haarlem van 1 oktober 2007, onder meer in de strafzaak tegen veroordeelde, voor zover inhoudende (SFO, deel 1, pagina 324, midden), zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige [getuige 6]:
De naam [persoon 1] mocht niet meer genoemd worden. Ik heb gevraagd wat er was en toen zei hij (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ): “kom even mee”. (…) toen zei hij: “Ik wil niet dat ergens blijkt dat ik contact heb met [persoon 1] want die zit in het afpersingstraject en die man zit er tot hier in.” Ik was nieuwsgierig hoe dat ging en [slachtoffer 1] zei dat het ging via gefingeerde verplichtingen naar [persoon 1] . Hij noemde geen BV maar personen, toen vertelde hij dat verhaal over die buis of kabel. De ‘ [persoon1-route] ’ en die buis waren 2 voorbeelden van hoe je als zakenman op een ‘normale’ manier geld kunt kwijtraken.
Contante betaling via [persoon 5]
Het proces-verbaal van het politieverhoor van [persoon 5], gedateerd 21 november 2005, voor zover inhoudende (Enclave, 4-1086, midden), zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 5] voornoemd:
Ik heb van [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) wel eens een enveloppe met geld gekregen die ik aan [veroordeelde] moest geven. Ik dacht dat dit € 50.000,- was. (…) [veroordeelde] zat in zijn auto voor mijn winkel in de PC Hooftstraat, toen ik hem de enveloppe overhandigde.
Het proces-verbaal van het verhoor van [persoon 5] door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Haarlem op 9 november 2006, voor zover inhoudende (G1-11-036, boven, en G1-11-045, onder), zakelijk weergegeven, als vragen van de rechter-commissaris en antwoorden van [persoon 5] voornoemd respectievelijk als verklaring van [persoon 5] voornoemd:
U verklaart bij de politie dat [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) op het laatst overal geld vandaan schraapte en dat u denkt dat hij op het laatst geld van mensen leende (…). Kunt u dit toelichten?
Het laatste half jaar zat [slachtoffer 1] krap bij kas. [slachtoffer 1] zei dat dit kwam doordat hij zoveel geld weg moest geven. Hij zei dat hij dit altijd moest weggeven in verband met [veroordeelde] . Hij zei dat hij dit geld aan [veroordeelde] gaf. (…)
In uw verklaring (…) spreekt u van een envelop die u aan [veroordeelde] hebt gegeven en dat u denkt dat daar 50.000 euro in zat (…). Klopt dit? (…)
Dat klopt. (…) Ik moest het aan [veroordeelde] geven van [slachtoffer 1] . (…)
U zegt daarbij dat [slachtoffer 1] de opmerking maakte: Wil je dat ik vermoord word dan? (…). Weet u wat hij daarmee bedoelde?
Ik had geen zin om het aan [veroordeelde] te geven. Ik wilde er geen enkele bemoeienis mee hebben. Maar goed, ik moest het dus wel aan [veroordeelde] geven. (…)
Ik had iets van 1000 euro uit die envelop gehaald, (…).
Contante betaling via [persoon 6]
Het proces-verbaal van het politieverhoor van [persoon 10], gedateerd 6 juni 2005, voor zover inhoudende (G1-29-002, boven en onder, en G1-29-003, boven), zakelijk weergegeven, als vragen van de verhorende verbalisanten en antwoorden van [persoon 10] :
Het onderzoek waarmee wij bezig zijn richt zich met name op de afpersing van [slachtoffer 1] . Wat kun jij ons daarover vertellen?
Hij heeft het mijzelf meerdere malen verteld. Ik ging vaak met [slachtoffer 1] mee, en zeker de laatste tijd. (…) Hij heeft mij tijdens mijn ontmoetingen met hem meerdere malen gezegd dat hij werd afgeperst door [veroordeelde] . Ik denk dat hij er voor het eerst over begon te vertellen rond 2001, kort nadat ik in het bedrijf was getrokken.
Wanneer zei [slachtoffer 1] jou nou dat het goed fout was en dat hij afgeperst werd door [veroordeelde] ?
Ik merkte het vaak aan hem op momenten als hij weer eens onder druk was gezet door [veroordeelde] . Er was dan echt stress bij [slachtoffer 1] . Er was elke keer wat, en er werd elke keer meer gevraagd. Hij vertelde mij op een gegeven moment ook dat hij nog een paar miljoen moest betalen, en dan was hij klaar. Hij zei dat mij steeds wanneer hij weer had betaald aan [veroordeelde] . Hij moest dan steeds op komen draven voor [veroordeelde] , en dan kreeg hij of instructies of briefjes waarop bedragen stonden die hij moest betalen. Hij kreeg die briefjes tijdens de afspraken of via anderen. Ik heb dit gehoord van [slachtoffer 1] .
Kun je aangeven hoe die ontmoetingen in zijn werk gingen, ben je wel eens mee geweest?
Ik kan mij herinneren dat ik eens in opdracht van [slachtoffer 1] ooit eens een geldbedrag heb overhandigd aan [persoon 6] , (…) een loopjongen of een boodschappenjongen van [veroordeelde] . Het was op een moment dat [slachtoffer 1] daarvoor weer eens opdracht had gehad van [veroordeelde] om te betalen. [veroordeelde] bepaalde altijd de bedragen. [slachtoffer 1] kon echter onmogelijk op tijd op die afspraak aanwezig zijn. [slachtoffer 1] heeft mij toen gebeld en gevraagd het geld af te geven. [slachtoffer 1] vond het echter te eng als ik het aan [veroordeelde] zou afgeven. [slachtoffer 1] heeft toen geregeld met [veroordeelde] dat ik het aan het kantoor aan de Apollolaan kon afgeven. Ik heb toen op het kantoor een geldbedrag afgegeven aan [persoon 6] . (…) Ik weet dat [persoon 6] ook voor [veroordeelde] afspraken maakte met [slachtoffer 1] om instructies door te geven. (…) Hij bracht briefjes, en nam van [slachtoffer 1] wel geld in ontvangst in opdracht van [veroordeelde] .
Wat was nou de rol van [persoon 6] in de afpersing van [slachtoffer 1] ?
Geld ophalen voor [veroordeelde] en voor de rest weet ik het niet. Een loopjongen.
Hij bracht briefjes rond en gaf opdrachten aan [slachtoffer 1] .
Ik kan jullie ook vertellen dat [slachtoffer 1] (…) een boek heeft bijgehouden waarin hij tijdstippen (de rechtbank begrijpt: noteerde) waarop hij geldbedragen en welke geldbedragen (…) moest betalen aan [veroordeelde] . Het was een soort dagboek. (…) Nadat het boek was weggenomen is [slachtoffer 1] (…) losse aantekeningen blijven bijhouden van de betalingen aan [veroordeelde] , (…).
Het proces-verbaal van het verhoor van [persoon 11] door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Haarlem op 21 december 2006, voor zover inhoudende (G1-29-034, boven), zakelijk weergegeven, als vragen van de rechter-commissaris en antwoorden van [persoon 11] :
Verder zegt u dat u een keer een geldbedrag hebt overhandigd aan [persoon 6] op verzoek van [slachtoffer 1] (…). Klopt dit? Zo ja, weet u wanneer en waarom dit was, en om welk bedrag het ging?
Dat klopt. (…) Volgens mij ging het om een bedrag van 25.000 euro of 250.000 euro. Ik denk het laatste. Het was een pakket, en lag klaar in de kluis.
Voorts zegt u dat u het geldbedrag aan [persoon 6] hebt gegeven op een moment dat [slachtoffer 1] daarvoor weer eens een opdracht had gehad van [veroordeelde] om te betalen (…). Kunt u dit toelichten?
[slachtoffer 1] vertelde, dat hij opdracht van [veroordeelde] had gekregen om te betalen.
Het proces-verbaal van het politieverhoor van [persoon 6], gedateerd 24 februari 2006, voor zover inhoudende (C4-2-037, boven), zakelijk weergegeven, als vraag van de verhorende verbalisanten en antwoord van [persoon 6] voornoemd:
V: Wij hebben je bij een eerder verhoor gevraagd of je ooit geld in ontvangst hebt genomen van [persoon 10] [slachtoffer 1] . Kun je je die vraag nog herinneren?
A: Ik was die dag op kantoor van [slachtoffer 1] (…). [slachtoffer 1] was er toen niet. Toen gaf [persoon 10] mij een envelop. (…)
Afpersing [slachtoffer 2]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 7 december 1999, voor zover inhoudende (AE-18-0030), zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 11]:
Ik heb een relatie gehad met een meisje genaamd [persoon 13] , (…). (…)
Deze relatie heeft 1,5 jaar geduurd. Vervolgens had [persoon 13] een relatie met (…). In ongeveer september 1998 werd mijn vader gewaarschuwd, bij hem aan de deur, dat er geld moest worden betaald voor het feit dat ik een relatie had gehad met genoemde [persoon 13] . (…) Uiteindelijk is er door mijn vader een bedrag van fl. 500.000,- of fl. 600.000,- betaald. Ik heb zelf (…) fl. 300.000,- geregeld, de rest is door mijn vader geregeld. De betaling is via mijn vader gelopen.
Een schriftelijk stuk, te weten een tapgesprek tussen [getuige 7] en [getuige 8] (de rechtbank begrijpt: [getuige 8] ) op 9 december 1999, voor zover inhoudende (AE-18-0051, onder, en AE-18-0052, boven), zakelijk weergegeven:
[getuige 8] (Q) zegt dan: “Ja ik weet niet wat er allemaal speelt”
[getuige 7] (A) zegt dan: “Ja toch van die [veroordeelde] die aan de deur is geweest”
Q: Ja, nou en?
A: Nou die willen ze helemaal uitzoeken, hoe [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) dat heeft afgehandeld, dat is toch afgehandeld!
(…)
Q: Jajaja. Oh, dat weten ze ook allemaal al?
A: Ja maar dat heeft [persoon 11] (de rechtbank begrijpt: [persoon 11] ) zelf gezegd (…) die avond in zijn zenuwen heb ie gezegd. Ja en de eerste keer ook en dit.
(…)
A: (…) Hij zegt ja want [persoon 11] heeft die verklaring afgelegd of vertelt van de eerste keer dat die 600 ruggen zijn betaald (…).
Het proces-verbaal van het politieverhoor van [getuige 7], gedateerd 31 januari 2005, voor zover inhoudende (G1-15-002, onder, en G1-15-003, midden), zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 7] voornoemd respectievelijk als relaas van de verhorende verbalisanten:
(…) [veroordeelde] kwam toen aan de deur en ik vroeg hem wat kom je doen en hoe weet je waar ik woon? Ik weet alles zei die. Mag ik je man even spreken, (…). Ik zei tegen [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) hij wil jou even spreken. Toen is mijn man gewaarschuwd geworden over hetgeen [veroordeelde] had gehoord of ze… euh [persoon 11] (de rechtbank begrijpt: [persoon 11] ) wilden omleggen als hij niet dat meisje met rust zou laten, einde verhaal. Er gaat een tijd overheen, [veroordeelde] komt opnieuw aan de deur, belt aan. (…) Mag ik je man even spreken. Mijn man gaat naar buiten toe en [veroordeelde] loopt gelijk een andere kant op. (…) En mijn man wordt op een vreselijke manier bedreigd door (…). Het was [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] (…). Hij wordt heel erg bedreigd buiten, ik ben in de tuin gaan staan. Ik hoorde dat er werd gezegd als je niet betaalt bla bla bla dan gaat je familie er aan, je zoon, je vrouw gaat er aan, je ex vrouw gaat er aan… de hele familie.
(…) wordt door verbalisant (…) de vraag gesteld of zij (de rechtbank begrijpt: [getuige 7] ) ook een bedrag heeft gehoord. Dit wordt bevestigd. Het zou gaan om zes honderd duizend gulden of het drievoudige daarvan.
Het proces-verbaal van het verhoor van [getuige 7] door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Haarlem op 17 januari 2007, voor zover inhoudende (G1-15-026, boven), zakelijk weergegeven, als vraag van de rechter-commissaris en antwoord van [getuige 7] - [getuige 7] voornoemd:
Klopt het dat het daarbij ging om een bedrag van zeshonderd duizend gulden of het drievoudige daarvan (…)?
Die bedragen zijn genoemd. (…) Ik heb (…) gehoord dat [medeverdachte 1] zei: je gaat 6 ton betalen, (…).
Het proces-verbaal van het politieverhoor van [getuige 8], gedateerd 3 februari 2005, voor zover inhoudende (G1-18-004, onder, en G1-18-005, boven), zakelijk weergegeven, als vragen van de verhorende verbalisanten en antwoorden van [getuige 8] voornoemd:
Wat heeft [getuige 7] (de rechtbank begrijpt: [getuige 7] ) u verteld?
(…)
Volgens mij werd hij bedreigd omdat hij met een vriendinnetje van een crimineel omging en dat hij zich daarmee in de nesten heeft gewerkt.
(…)
Die vader ( [slachtoffer 2] ) (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) is toen afgeperst. (…) het ging om zeshonderd duizend gulden.
Die schijnen dus betaald te zijn. Dat is wat ik weet.
Van wie heeft u gehoord dat het betaald is?
Dat heb ik alleen van hen gehoord, van [slachtoffer 2] of [getuige 7] . (…)
Afpersing [slachtoffer 3]
Het proces-verbaal van het politieverhoor van [getuige 2], gedateerd 12 februari 2006, voor zover inhoudende (G1-117-08, onder, en G1-117-09, boven), zakelijk weergegeven, als vragen van de verhorende verbalisanten en antwoorden van [getuige 2] voornoemd:
Hoe ging het nu precies met het geld?
Er is geld bij elkaar gebracht, er is toen al bij de deur geroepen dat [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) een miljoen moest betalen.
[slachtoffer 3] heeft tegen mij gezegd dat hij betaald had.
(…)
Van wie weet je hoe de verdeling is gegaan van het geld?
[slachtoffer 3] heeft mij dit gezegd.
Die [medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ) zei nog tegen [slachtoffer 3] dat hij 50.000 Euro had gehad van zijn geld.
Ik weet van [slachtoffer 3] dat dit geld werd onderverdeeld. [veroordeelde] zou 500.000 krijgen. [medeverdachte 4] 200.000. [medeverdachte 3] 50.000. [medeverdachte 5] 250.000 Euro.
[slachtoffer 3] heeft dit tegen mij gezegd.
Het proces-verbaal van het verhoor van [getuige 2] door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Haarlem op 22 maart 2007, voor zover inhoudende (G1-117-17, midden), zakelijk weergegeven, als vragen van de rechter-commissaris en antwoorden van [getuige 2] voornoemd:
U vraagt mij of ik weet of [slachtoffer 3] heeft betaald?
[slachtoffer 3] heeft mij verteld dat hij een miljoen euro heeft betaald. (…) Dat was ook het bedrag dat ze aan de deur riepen. (…)
U vraagt mij of ik weet aan wie [slachtoffer 3] heeft betaald?
(…) [medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ) heeft in café [café] gezegd met een slok op en een arm om [slachtoffer 3] heen: ik heb nog 50 ruggen van jouw geld gekregen. [slachtoffer 3] heeft dit aan mij verteld. (…)
Het proces-verbaal van het politieverhoor van [getuige 1], gedateerd 12 februari 2006, voor zover inhoudende (G1-139-35, onder, en G1-139-37, onder, en G1-139-38, boven), zakelijk weergegeven, als vragen van de verhorende verbalisanten en antwoorden van [getuige 1] voornoemd:
Zou je ons kunnen vertellen wanneer volgens jou de afpersing of dreiging is begonnen?
Ja, in 2004 (…). Volgens mij is [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) op een zaterdag afgeperst en op maandag kwam hij naar mij toe om dit te vertellen.
We zaten samen een biertje te drinken in [café] en [slachtoffer 3] vertelde mij dat zijn oude vrienden voor de deur stonden.
(…)
[slachtoffer 3] vertelde mij dat ze geld wilden hebben. (…)
In de loop van de week hebben we met een aantal mensen bij elkaar gezeten om te kijken hoe we het geld bij elkaar konden brengen. (…)
Weet je iets over de verdeling van het geld?
(…) ik heb gehoord dat [medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ) 50.000 euro heeft gehad van het geld (…) dat [slachtoffer 3] heeft betaald. Dit heb ik van [medeverdachte 3] zelf gehoord.
[medeverdachte 3] was bij mij in [café] en vertelde dat ook hij geld had gehad. Ik vroeg aan hem of dat 100.000 was. [medeverdachte 3] zei toen nee, zeg maar de helft. (…)
Dit heeft hij ook tegen [slachtoffer 3] gezegd. (…)
[slachtoffer 3] heeft mij verteld dat het geld verdeeld is door [veroordeelde] onder [veroordeelde] zelf, [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] . (…)