2.2.
SAR is een vennootschap die zich richt op de exploitatie van (taxfree) winkels gevestigd achter de paspoortcontrole op Schiphol Airport.
2.3
De Store-managers en direct leidinggevenden van [werkneemster] zijn de afgelopen jaren geweest: [leidingevende 1] , [leidinggevende 2] en thans [leidinggevende 3] . De Sales & Operations manager die verantwoordelijk is voor de winkels is [Sales & Operations manager] . HR adviseur die de laatste jaren betrokken is geweest bij [werkneemster] is [HR adviseur] .
2.4
Op 26 oktober 2014 hebben zich twee incidenten voorgedaan op de werkvloer tussen [werkneemster] enerzijds, en twee andere medewerksters anderzijds. Hierover heeft e-mail verkeer plaatsgevonden tussen [leidinggevende 2] en [Sales & Operations manager] en tussen [werkneemster] en [leidinggevende 2] met cc aan [Sales & Operations manager] . Op 30 oktober 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [leidinggevende 2] , [Sales & Operations manager] en [werkneemster] , waarvan op 31 oktober 2014 een uitgebreid schriftelijk verslag is gemaakt door [Sales & Operations manager] dat aan [werkneemster] is toegezonden. In dit verslag is onder meer vermeld:
“Dit gesprek is er gekomen naar aanleiding van een incident (…) tussen jou en je collega’s [collega 1] en [collega 2] . (…) Het incident is uit de hand gelopen (…). Ik heb je aangegeven dat zowel [naam 1] , [naam 2] als ik dit een zorgelijke situatie vinden. (…)
Ons standpunt: de oorzaak van het conflict ligt bij jou (…)
Een aandachtspunt, wat niet nieuw voor je is (…), is de manier waarop je een boodschap brengt en met je collega’s omgaat. (…)
2.5
Op 17 november 2014 vindt een incident plaats, kort samengevat inhoudende dat [werkneemster] met een andere collega mee ging om tijdens werktijd sigaretten te kopen. Toen zij daarop werd aangesproken door de verkoopmedewerkster die op dat moment achter de kassa stond, [collega 3] , ontstond een woordenwisseling in het bijzijn van klanten. Op 18 november 2014 heeft hierover divers e-mailverkeer plaatsgevonden.
2.6
Op 18 december 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [werkneemster] , [leidinggevende 2] , [Sales & Operations manager] en [HR adviseur] . Hiervan is een verslag opgemaakt. In dit verslag is onder meer het volgende vermeld:
De conclusie die we uit eerdere gesprekken en gespreksverslagen kunnen trekken is dat jij en jouw leidinggevenden een verschil van inzicht hebben ten aanzien van (onder meer) de wijze waarop we elkaar aanspreken op kennelijk onredelijk gedrag en de respectsnormen (…)”.
Het verslag besluit met een weergave van de gemaakte afspraken.
2.7
Bij e-mail van 6 januari 2015 gericht aan [Sales & Operations manager] , reageert [werkneemster] (alsnog) op het gespreksverslag van 31 oktober 2014. In deze mail schrijft zij onder meer:
“(…) Ik ben het totaal niet eens met de opmerking dat de oorzaak van het conflict bij mij lag. Het lag niet aan mij, ik word op een zeer vervelende manier aangesproken. (…) Ik trek geen voorbarige conclusies maar de leidinggevende is niet in staat om zelf probleemsituaties op te lossen. (…)
Het is de bedoeling dat je je personeel motiveerd in het uitvoeren van taken, ipv weg te lopen voor je verantwoordelijkheden (…)” . Zij besluit de e-mail met het verzoek aan [Sales & Operations manager] om hierop niet meer te reageren.
2.8
Op 11 september 2015 was een beoordelingsgesprek met [werkneemster] gepland. Op verzoek van [werkneemster] heeft op 11 september 2015 weliswaar een gesprek plaatsgevonden, maar is het formele beoordelingsgesprek uitgesteld naar januari 2016, zodat [werkneemster] aan [leidinggevende 3] , per 1 juni 2015 aangesteld als nieuwe Store-manager haar functioneren zou kunnen laten zien. Hierop is een e-mail wisseling gevolgd tussen [werkneemster] en [Sales & Operations manager] .
2.9
Op 28 september 2015 heeft een evaluatiegesprek plaatsgevonden tussen [Sales & Operations manager] , [leidinggevende 3] en [werkneemster] , aan welk gesprek [HR adviseur] vervolgens heeft deelgenomen. Bij e-mail van 28 september 2015 heeft [Sales & Operations manager] kort samengevat wat er die dag was gebeurd en als bijlage een overzicht gestuurd van de verbeterpunten. In deze lijst is onder meer opgenomen:
“minder aanvaringen en woordenwisselingen, minder het conflict opzoeken, (…) focussen op eigen gedrag en niet op leidinggevenden en collega’s, (…) feedback op gedrag accepteren en ermee aan de slag gaan in de praktijk (…)”
Hierop is opnieuw een mailwisseling gevolgd. Bij e-mail van 29 september 2015 schrijft [werkneemster] :
“(…) Ik ga niet akkoord met het in mijn perceptie door jou opgelegde verbetertraject. (…)”
2.10
Op 2 oktober 2015 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden waarbij aanwezig waren [werkneemster] , [naam adviseur] (haar adviseur), [Sales & Operations manager] en [HR adviseur] . Naar aanleiding van dit gesprek is een verslag opgesteld en over deze verslaglegging heeft (opnieuw) een e-mailwisseling plaatsgevonden.
2.11
Op 26 oktober 2015 is op initiatief van [HR adviseur] een mediationtraject gestart waarbij mediator [naam mediator] als mediator optrad. Het mediationtraject is op 15 februari 2015 zonder overeenstemming geëindigd.
2.12
[werkneemster] is vanaf 19 februari 2016 vrijgesteld van de verplichting om arbeid te verrichten met behoud van loon.