2.3.
In het Sociaal Plan is in artikel 7.1 het volgende opgenomen:
Compensatie lagere functie binnen Rabobank
Indien een medewerker doorstroomt of geplaatst wordt op een gewijzigde functie, bij de eigen of een andere werkgever in de zin van de Rabobank CAO, die maximaal twee functiegroepen lager is dan de huidige functiegroep, geldt het volgende:
De medewerker houdt zijn bestaande maandsalaris als dit lager is dan het schaalmaximum van de lagere schaal, of
als het bestaande maandsalaris het maximum van de salarisschaal behorend bij de nieuwe functie te boven gaat, wordt het nieuwe maandsalaris vastgesteld op het maximum van de lagere salarisschaal. Vervolgens wordt het verschil bepaald tussen deze beide. De voor de medewerker eventueel van toepassing zijnde toeslagen, zoals een persoonlijke toeslag en/of ploegentoeslag, blijven hierbij buiten beschouwing Als sprake is van een teruggang van twee salarisschalen, geldt dat het te bepalen verschil nooit groter is dan het verschil tussen het schaalmaximum van de huidige salarisschaal en het maximum van de naast lagere salarisschaal.
Het vastgestelde verschil wordt omgerekend naar jaarbasis en verhoogd met factor 1,1633 (vakantietoeslag en uitkering 13e maand). De compensatie bedraagt vervolgens 3,5 maal dit verschil op jaarbasis en wordt als eenmalig bedrag bruto uitbetaald bij doorstroom of uitdiensttreding van de medewerker bij de betreffende lokale bank, Obvion N.V. of eenheid van Rabobank Nederland.
2.9.
Rabobank heeft zich op het standpunt gesteld de compensatie op grond van artikel 7.1 Sociaal Plan niet uit te betalen. [werknemer] heeft aangegeven vast te houden aan zijn aanspraak op de compensatieregeling. Bij e-mail van 13 oktober 2015 heeft de Rabobank het geschil voorgelegd aan de Geschillencommissie Arbeidsverhoudingen (hierna: GCA). De vraagstelling luidt als volgt:
“Hoe kijkt de geschillencommissie arbeidsverhoudingen aan tegen het uitbetalen van de compensatie lagere functie binnen Rabobank conform Sociaal Plan artikel 7.1 aan een medewerker die 3 weken na plaatsing in een lagere functie binnen de Rabobank een functie gaat vervullen bij een ander onderdeel van de Rabobank Groep die is ingedeeld in een hogere functiegroep dan de functie die de medewerker bekleedde voor plaatsing in een lagere functie? De commissie wordt gevraagd om te beoordelen of uitbetaling van deze compensatie in lijn is met het Principe van goed werknemerschap en in lijn is met de inhoud en strekking van de Bankierseed en het Culture Collective programme.”
2.10. De GCA heeft op 3 november 2015 uitspraak gedaan. In deze uitspraak staat het volgende:
“Beoordeling van het geschil
De GCA dient in deze de door de bank voorgelegde vraag te beantwoorden of het betalen aan werknemer van de vergoeding uit hoofde van artikel 7.1 van het Sociaal Plan aansluit bij de beginselen van goed werknemerschap.
De normen van goed werknemerschap zijn verder uitgewerkt in een uitspraak van de Hoge Raad bekend onder de naam Taxi Hofman arrest. In deze uitspraak heeft de Hoge Raad vastgesteld, dat de eisen van goed werknemerschap met zich meebrengen dat een werknemer een redelijk voorstel van de werkgever, rekening houdende met gewijzigde omstandigheden, alleen dan mag afwijzen wanneer aanvaarding daarvan redelijkerwijze niet van de werknemer kan worden gevergd.
De GCA overweegt met het oog op de beantwoording van de aan haar voorgelegde vraag het volgende:
- Werknemer aanvaardt begin augustus 2015, derhalve een maand voordat hij met ingang van 7 september 2015 werkzaam zal zijn in de functie van Accountmanager MKB 3, een functie als Accountmanager GZ A (salarisschaal 9) bij een andere bank.
- Middels een brief van 31 augustus 2015 zegt werknemer zijn arbeidsovereenkomst met
ingang van 1 oktober 2015 op.
- In de brief van 31 augustus 2015 schrijft werknemer aan werkgever, dat hij zich voor zijn vertrek zal inspannen om alle lopende zaken in af te handelen en zijn taken over te dragen. Tijdens de bespreking van 3 november 2015 heeft de werknemer desgevraagd medegedeeld, dat zijn werkzaamheden in de maand september 2015 inderdaad hieruit hebben bestaan en dat hij waar nodig vragen heeft beantwoord behorende bij de functie van Accountmanager MKB B (salarisschaal 7). De GCA is van oordeel dat dit niet anders kan worden opgevat dan dat werknemer in de maand september 2015 de lopende zaken in zijn functie van Accountmanager Bedrijven B aan collega’s heeft overgedragen.
- Werknemer heeft tijdens de bespreking van 3 november 2015 niet ontkend, dat de bank aan werknemer over de maand september 2015 het salaris heeft voldaan behorende bij zijn functie van Accountmanager Bedrijven 3, salarisschaal 8.
- Werknemer heeft dan ook niet gesteld of aangetoond; terwijl ook niet op andere wijze is gebleken, dat hij op enigerlei wijze inkomensschade heeft geleden.
Op basis van deze overwegingen komt de GCA tot de conclusie dat de door de bank aangekondigde demotie van werknemer uiteindelijk nóch door de bank nóch door werknemer zelf feitelijk is geëffectueerd. De door de bank aangekondigde demotie is ook niet in salariële zin geëffectueerd.
Werknemer baseert zijn stelling, dat hij recht heeft op de compensatie vergoeding op zijn emailwisseling met HR Services klantondersteuning. Naar het oordeel van de GCA ten onrechte. Immers uit deze door werknemer aan de GCA voorgelegde emailwisseling blijkt dat werknemer de vraag of de werkgever gehouden is aan werknemer de compensatievergoeding lagere functie Rabobank in algemene zin heeft voorgelegd. Daarmee heeft HR Services dan ook een algemene uitleg van artikel 7.1 van het Sociaal Plan gegeven; een antwoord dat niet is toegespitst op de feiten zoals die zich in de casus van werknemer hebben voorgedaan. Naar het oordeel van de GCA kan dit algemene antwoord van HR Services dan ook niet de motivering vormen voor de beantwoording van de vraag of de bank in deze specifieke casus gehouden is de vergoeding uit hoofde van artikel 7.1. Sociaal Plan aan werknemer te voldoen.
Gegeven de omstandigheden, dat
i. i) werknemer al vóórdat de demotie een feit zou zijn een andere baan heeft aanvaard,
ii) werknemer zijn arbeidsovereenkomst v66r deze datum heeft opgezegd,
iii) dientengevolge de demotie feitelijk door beide partijen niet is geëffectueerd
iv) de demotie ook in salariële zin niet is geëffectueerd, zodat werknemer geen (inkomens)schade heeft geleden,
komt de GCA tot het oordeel dat van werknemer in deze had mogen worden verwacht, dat hij zou instemmen met het voorstel van de bank om niet over te gaan tot het betalen van een vergoeding uit hoofde van artikel 7.1. Sociaal Plan. Nu werknemer geen schade heeft geleden, kan naar het oordeel van de GCA evenmin gesteld worden dat de aanvaarding van het voorstel van de bank redelijkerwijs niet van werknemer kan worden verwacht. Door niet in te gaan op het voorstel van de bank en zijn aanspraak op uitbetaling van de compensatie op grond van artikel 7.1. onverkort te handhaven, handelt de werknemer dan ook niet overeenkomstig hetgeen van hem als goed werknemer mag worden verwacht.
De uitspraak:
De GCA oordeelt dat in een geval als het onderhavige, gelet op de specifieke feiten en omstandigheden, van werknemer redelijkerwijs kon en mocht worden verwacht dat hij zou instemmen met het voorstel van de bank geen aanspraak te maken op de vergoeding uit hoofde van artikel 7.1. Sociaal Plan; wel aanspraak daarop (blijven) maken is dan ook niet in overeenstemming met hetgeen van werknemer in deze als goed werknemer mag worden verwacht.”