4.3.1
Feit 1 primair
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van medeplegen van moord op grond van het volgende.
Op 30 juni 2015 heeft de politie een melding gekregen te gaan naar [adres] . Daar zou melder [verdachte] bedreigd en aangevallen zijn door de bewoner [S] . [S] zou in alle staten zijn en het huis in brand willen steken. Ter plaatse verklaarde [A] aan de verbalisanten dat haar man de afgelopen tijd vijf TIA’s heeft gehad. Hierdoor zou hij niet meer zichzelf zijn en een kort lontje hebben. Zij zou op haar tenen moeten lopen, om hem niet boos te maken, omdat hij dan door het lint kan gaan. Zij was erg bang geworden voor haar man. [verdachte] en [A] verklaarden tegen de verbalisanten dat [A] ooit had beloofd om voor [verdachte] te zorgen tot haar dood. [A] gaf aan dat haar man hier problemen mee heeft. [A] wilde dat verbalisanten haar man meenamen voor een beoordeling door de GGZ, omdat zij niet met hem thuis durfde te zijn.2
Twee maanden later, op 23 augustus 2015, heeft er opnieuw een incident plaatsgevonden op [adres] . Toen de politie ter plaatse kwam zagen zij dat de bewoner, [S] , een hevig bloedende neus had. [S] verklaarde dat hij ruzie had gehad met zijn vrouw en dat [verdachte] zich met de ruzie ging bemoeien en hem had geslagen. De vrouw van [S] , [A] , zei tegen de politie dat haar man haar had geslagen en vastgepakt en dat zij er helemaal klaar mee was en het niet langer kon volhouden met [S] . De TIA’s hadden hem veranderd en er viel niet meer met hem te leven. [S] was de deursloten aan het vervangen. Er lag kleding op straat en [S] zei dat hij de troep van [verdachte] naar buiten had gegooid en niet meer wilde dat [verdachte] nog bij hen in huis kwam.3
Uit verklaringen van [verdachte] en [A] is gebleken dat [A] heeft beloofd voor [verdachte] te zorgen tot zijn dood en dat [verdachte] , de ex-man van [A] , dagelijks bij [A] en [S] over de vloer kwam om te douchen, te eten en zijn was te doen. Ook hadden zij de afspraak dat [A] [verdachte] kon bellen als [S] agressief was.4
Op 24 augustus 2015 is door [S] een afspraak gemaakt om op 28 augustus 2015 aangifte te doen van mishandeling door [verdachte] .5
Bij onderzoek aan de computer uit de woning van [S] en [A] zijn meerdere berichten van [A] over [S] gevonden.
Er is een bericht gevonden, gericht aan [naam] en op 24 juni 2015 verzonden, waarin [A] beschrijft dat zij een totaal vreemde man over de vloer heeft en dat hij wel een duiveltje lijkt. Zij schrijft onder meer: ‘Leven zo valt niet mee, zeggen ze in lief en leed, maar deze kar trek ik niet, zou ik de rest van leven nog met een totaal gestoorde man verder moeten, oh nee moet er niet aan denken’. Ze heeft contact met de huisarts en van haar mogen ze hem opsluiten. ‘Ik kies hier niet voor, ik wil plezier hebben, hij mankeert iets ik niet.’ Ook schrijft ze dat ze hoopt dat [S] weggaat, dan heeft ze haar handen vrij.6
Tevens is er een document aangetroffen getiteld ‘Wanhoop nabij’ ondertekend door [A] , aangemaakt op 17 juli 2015 en gewijzigd op 24 augustus 2015. Hierin wordt beschreven dat [S] agressief is en stemmen in zijn hoofd heeft. Hij heeft met een koevoet door het huis gelopen en wilde iemand de hersens inslaan. ‘Hij zal moeten worden opgenomen ergens en niet meer vrij komen. (…) Hij is door de duivel gezonden (…) Ik denk dat ik hier lichamelijk en geestelijk aan kapot ga (…) De dokter zegt dood leuk, dat het aan mij is om op te stappen, dus scheiden. Dat ga ik niet doen. ben zo goed als schuldvrij geweest in mijn leven, en zal dan nu een hypotheek mee moeten nemen, ik ben de schuldige niet’.7
Tot slot is er een document aangetroffen, getiteld ‘hallo’, ondertekend door [A] , aangemaakt op 24 februari 2015 en aangepast op 28 augustus 2015. Hierin wordt beschreven dat [A] bang is geworden voor [S] en dat zij niet kan zorgen voor een man die zo gewelddadig is. Ze durft hem niet thuis te hebben en vraagt of er mogelijkheden zijn op zorggebied waar hij voorgoed kan worden opgenomen.8
[getuige] heeft verklaard dat haar zus, [A] , op 25 augustus 2015 om 9:00 uur bij haar langs is gekomen. Volgens [getuige] heeft [A] die morgen tegen haar gezegd dat [S] weer vervelend was en dat ze hem zat was. Ze wilde hem niet mee hebben omdat hij liep te zeuren. Vervolgens vroeg [A] aan haar: ‘Weet je nog iemand die het zo kan doen en daar heb ik 500 euro voor over (verbalisant merkt op dat getuige hierbij een snijbeweging over haar keel maakte). [getuige] zei voor de grap: ‘Ik weet nog wel een paar zwart joefels hier in Den Helder’.9 [A] heeft bevestigd dat zij op bezoek was bij haar zus en haar heeft gevraagd of zij nog iemand wist om [S] wat aan te doen.10
Op de tablet in gebruik bij [verdachte]11 is op 25 augustus 2015 tussen 10:46 uur en 11:08 uur, blijkens de zoekgeschiedenis, gezocht op de volgende zoektermen:
- -
wat kan gebeuren bij teveel Metropolol
- -
overdosis paracetamol dodelijk
- -
zelfdoding medicijnen, welke het beste te gebruiken?
- -
welk medicijn is dodelijk
- -
eating grapefruit with some prescription drugs can be deadly
- -
dodelijke combinatie pompelmoes met medicijnen
- -
welk medicijn is dodelijk bij overdosis12
[verdachte] heeft hierover verklaard dat hij denkt dat hij deze zoektermen heeft ingevuld.13
Tussen 10 juni en 25 augustus 2015 zijn onder meer de volgende zoektermen ingevuld:
- -
landbouwgif dodelijk voor mens
- -
top 10 dodelijkste en bekendste giffen
- -
nekslag is die dodelijk
- -
dood
- -
wanneer treed dood in bij nekslag
- -
hersenletsel per ziektebeeld/traumatisch hersenletsel
- -
nekslag
- -
slaap (op hersenstichting.nl)
- -
iemand knock out slaan
- -
hoe moet je iemand slaan14
[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij deze zoektermen heeft ingevoerd.15
Op 26 augustus 2015 om 13:03 uur is met de telefoon van [A] een bericht gestuurd naar de telefoon van [verdachte] met als inhoud: ‘kom je zo ri den oever’.16 Uit onderzoeksgegevens aangaande kentekenregistratie (hierna: ARS gegevens) is gebleken dat de Citroën C5 in gebruik bij [A]17 zich vervolgens vanaf Hippolytushoef verplaatste en voorbij de rotonde Den Oever richting de Rijksweg A7 reed.18 Om 13:18 uur is met de telefoon van [A] naar de telefoon van [verdachte] gebeld en om 13:19 uur belde de telefoon van [verdachte] naar de telefoon van [A] .19 Om 13:20 uur rijdt de Citroen C5 vanuit de richting Afsluitdijk richting de afslag Den Oever.20 Om 13:22 uur rijdt een Citroen C5 langs de voorzijde van tankstation Avia op de Havenweg richting Den Oever en wordt een C5 geparkeerd aan de zijkant van de Avia. Om 13:27 uur loopt een vrouw voor het tankstation langs in de richting van de rotonde Den Oever/N99.21 Om 13:37 uur is de camper van [verdachte] de ARS-camera gepasseerd op de N99 in de richting van Den Helder, waarna de camper om 13:53 uur nog is geregistreerd voorbij de afslag N9 richting de Kooybrug.22 Om 14:29 uur belt de mobiele telefoon van [A] naar de mobiele telefoon van [M] . De zendmastlocatie van de telefoon van [A] is dan Breezand.23 Om 14:42 uur rijdt de camper voorbij de afslag Zingende Wielen in Den Oever.24 Om 14:45 uur rijdt een camper langs tankstation Avia in Den Oever en om 14:46 komt een vrouw gelijkend op [A] bij de parkeerplaats van de Avia aangelopen, welke vrouw in de geparkeerde Citroen C5 stapt en weg rijdt.25
[verdachte] heeft hierover verklaard dat hij naar Den Helder is gereden om naar donkere mensen te zoeken. Bij de Texelstroomlaan is hij gestopt en heeft hij even gepraat.26 [A] is met [verdachte] mee geweest naar Den Helder en heeft hierover verklaard: ‘Woensdagmiddag wou [verdachte] naar Den Helder (…) hij wou donkere mensen opzoeken die hem wilden helpen om [S] om te brengen, dat had hij in de kop’. Zij verklaarde bovendien dat [verdachte] al geruime tijd plannen had om [S] te vermoorden.27
Uit onderzoek van de telecommunicatiegegevens en aan de in beslaggenomen telefoons is gebleken dat op 26 augustus 2015 het volgende sms-verkeer heeft plaatsgevonden tussen [A] en [M] :
Om 18:05 uur is met de telefoon van [A] een sms gestuurd naar de telefoon van [M] : ‘Ben je al onderweg?’
Om 18:06 uur is met de telefoon van [M] een sms gestuurd naar de telefoon van [A] : ‘Bijna’.
Om 18:08 uur is met de telefoon van [M] een sms gestuurd naar de telefoon van [A] : ‘over 10 minuten bij auto’.
Om 18:09 uur is met de telefoon van [A] een sms gestuurd naar de telefoon van [M] : ‘Ja ok’.28
Op camerabeelden van het bedrijventerrein van [naam] is te zien dat een man, gelijkend op [M] , in een Citroën Xantia voorzien van [kenteken] is gestapt en om 18:36 uur is weggereden.29
Om 19:55 uur is met de telefoon van [M] een sms gestuurd naar de telefoon van [A] : ‘Waar zit je’, waarna om 19:56 uur met de telefoon van [A] een sms naar de telefoon van [M] is gestuurd: ‘Thuis niet bellen Bel [verdachte] ’.
Om 19:57 uur is met de telefoon van [A] een sms gestuurd naar de telefoon van [M] : ‘Ik ry wat later weg’.
Om 19:58 uur is met de telefoon van [M] een sms gestuurd naar [A] : ‘Waar moet ik nu naar toe komen’, waarop met de telefoon van [A] om 20:03 uur een sms is gestuurd naar de telefoon van [M] : ‘Dyk tank’.
Om 20:04 uur is met de telefoon van [M] een sms gestuurd naar de telefoon van [A] : ‘Hoe laat ben je daar’.30
Uit ARS gegevens blijkt dat de Citroën C5 vanaf Hippolytushoef de Afsluitdijk op is gereden tussen 20:11 uur en 20:18 uur.31 Uit de verklaring van [A] is gebleken dat [A] samen met [S] naar de camping te Breezanddijk, gemeente Südwest-Fryslân, is vertrokken.32
Blijkens de camerabeelden van tankstation Texaco te Breezanddijk is [M] met de Citroën Xantia om 20:17 uur bij het tankstation aangekomen en heeft hij deze geparkeerd in een parkeervak achter het gebouw, behorende bij het tankstation.33 Om 20:18 uur is op de camerabeelden van tankstation Avia te Den Oever een Citroën C5 te zien op de N99, gaande in de richting van de Rijksweg A7.34
Om 20:30 is met de mobiele telefoon van [A] gebeld naar de mobiele telefoon van [M] . De telefoon van [A] straalde de zendmastlocatie Afsluitdijk, Breezanddijk aan. Twee minuten later, om 20:32 uur is met de telefoon van [A] gebeld naar de telefoon van [verdachte] .35 Op de camerabeelden van tankstation Gulf te Den Oever is te zien dat een camper, gelijkend op de camper in gebruik bij [verdachte] , daar een minuut later is vertrokken.36 Om 20:49 uur is een camper aan komen rijden bij de Texaco te Breezanddijk, die is geparkeerd in het parkeervak naast de Xantia. Vervolgens, drie minuten later, om 20:52:55 uur, is de camper achteruit gereden en vertrokken. De Xantia is twaalf seconden later achteruit gereden en vertrokken.37
Blijkens de verklaringen van [verdachte] , [A] en [M] zijn [verdachte] en [M] allebei naar de camping gereden en hebben zij enige tijd met z’n vieren (verdachten en [S] ) op de camping verbleven.38 [M] heeft zijn auto geparkeerd bij de caravan van [A] en [S] , heeft hen daar getroffen en is met hen naar het bijhok gegaan.39 [verdachte] is vervolgens het bijhok binnengekomen en is agressief op [S] afgegaan.40 Hij heeft geweld gebruikt tegen [S] .41
Blijkens de ARS-gegevens is de Citroën C5 rond 21:37 uur vanuit de richting Afsluitdijk/Robbenoordbos/Wieringerwerf weer richting Hippolytushoef gereden. De Citroën Xantia is om 21:46 uur op diezelfde plaats geregistreerd door ARS-camera’s, eveneens rijdend richting Hippolytushoef.42
Om 21:51 en 21:52 uur straalt de mobiele telefoon van [M] een zendmastlocatie in Hippolytushoef aan.43 Om 23:30 belt de mobiele telefoon van [M] met de mobiele telefoon van [A] . Haar toestel straalt een zendmastlocatie in Hippolytushoef aan.44
Volgens de verklaringen van [A] en [M] is [S] niet mee terug gegaan naar Hippolytushoef en was hij daar niet met hen aanwezig.45
[verdachte] en [M] hebben bekend het lichaam van [S] de volgende dag, donderdag 27 augustus 2016, in de avond te hebben opgehaald uit het bijhok op de camping ’t Wad op de Afsluitdijk en het lichaam verpakt in het Amstelmeerkanaal te hebben gegooid.46
Op vrijdag 28 augustus 2015 om 00:21 uur heeft [A] bij de politie melding gedaan van de vermissing van [S] .47
Op 30 augustus 2015 omstreeks 12:45 is bij de politie de melding binnengekomen dat er een lichaam met een zak over het hoofd in het water van het Amstelmeerkanaal nabij de Polderweg was aangetroffen.48 De politie die ter plaatse was gekomen zag op de brug over het Amstelmeerkanaal bloed in de vorm van spatten en vegen. Ter hoogte van de brug bevond zich een lichaam in verticale positie in het water.49
Door de schouwarts werd vastgesteld dat het tijdstip van overlijden van het slachtoffer was gelegen vier dagen (schatting) voor het moment van aantreffen d.d. 30 augustus 2015.50
Op 1 september 2015 is sectie verricht op het lichaam van de onbekende man51, die later bleek te zijn [S] .52 Bij sectie werden in de hals (inwendig) letsels vastgesteld. Deze letsels waren bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch, (samen)drukkend geweld op de hals (zoals door manuele strangulatie of ligatuurstrangulatie), stomp botsend geweld op de hals, of een combinatie daarvan kan onstaan. Voorts werden letsels aan de mond/neus/tong vastgesteld, welke bij leven waren ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch geweld op de mond/neus/tong, zoals door (af)drukken van de mond/neus (smoren), slaan, vallen of een combinatie daarvan kan ontstaan. Dit kan hebben geleid tot belemmering van de mond/neus en daarmee ook belemmering van de luchtwegen.
In het sectierapport is geconcludeerd dat het intreden van de dood op grond van de sectiebevindingen goed kan worden verklaard door effecten van verstikking door geweld op de hals, geweld op de mond-neusregio met als gevolg belemmering van de luchtwegen, elk op zich dan wel in combinatie.53
[verdachte] heeft onder meer op 15 en 29 oktober, 5 en 12 november, 10 en 31 december 2015, 28 januari en 18 februari 2016 bezoek gehad in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan de Rijn. De gesprekken die hij voerde met zijn bezoek werden heimelijk opgenomen.
Op 15 oktober 2015 heeft [verdachte] onder meer het volgende gezegd tegen zijn bezoek:
‘[naam] , dit moest, anders had ze… hij had heur vermoord.’
en
‘En dat wou ik nooit hebben, nooit.’
en
‘Je wilt het niet weten jongen. Ik ik ehh je mam die hebt zeker vijf keer geluk gehad en ik drie keer.’54
Op 29 oktober 2015 heeft [verdachte] onder meer de volgende opmerkingen tegen zijn bezoek gemaakt:
‘
Dit moest voor hur! Anders was zij aan het mes goan!
en
‘Ja, ja. Ik heb al m’n G krachten d’r op zet hoor. Hoe oud en kruppel ik ook was’.
en
‘Maar het kon niet anders! Het kon niet anders, het moest. Als ze maar blie is dat het gebeurd is.’
55
Op 5 november 2015 heeft [verdachte] onder meer de volgende opmerkingen tegen zijn bezoek gemaakt:
‘Ik kon die, ik kon die storm niks. Ah godverdomme dat ik zoveel kracht had. Echt dat wil je niet weten. Dat wil je niet weten. God, god, god, en (onverstaanbaar) werd blauw. Hij (onverstaanbaar) ineens blauw, maar dat kon ik allemaal verdonkeremanen. Alleen dit op de arm. Hier heb ik een plekje. (onverstaanbaar) Blauw, blauw, t,t,t,t,
56
Op 12 november 2015 heeft [verdachte] onder meer het volgende gezegd:
Betrokkenen:
1. [verdachte] wordt aangeduid met: [verdachte]
2. [naam] wordt aangeduid met [naam]
[verdachte] : ‘Ze kan nou de kleinkinderen nog zien. Anders niet. Ik had ook maar één (1) minuut nodig toch, een(1) minuut. God (niet te verstaan), wat was ik sterk. Goh, dat wil je niet weten (…) Ja, ja joh verschrukkelijk, maar het moest ook
en
[verdachte] :‘Zondag dat ik ’m een klap voor z’n kop gaf en dan woensdag, zij gaan dus die ko, zij gaan die die die link erin leggen.
[naam] : Ja, ja
[verdachte] : Dus, maar kan me niets schelen.
[naam] : Nee, want als het een maand later geweest was, was het anders.
[verdachte] : Dan was er niets aan de hand geweest joh.
[naam] : nee
[verdachte] : Maar ja, dat kon niet, want hij wilde te veel hebben van je mam.
[naam] : Oh zo
[verdachte] : Hij wou dat geld hebben, hij wilde dit, hij wilde dat hebben (…)
en
[verdachte] : Ja maar je mam hoeft niet nu meer bang te wezen (…) Kijk ik heb ’t heur beloofd, ik heb ’t heur beloofd en ik doe het (…) Ik sterf liever dan dat ik me geef, ja echt’.57
Op 10 december 2015 heeft [verdachte] onder meer de volgende opmerkingen tegen zijn bezoek gemaakt:
‘Ik heb dit doan, ik heb dit doan. Veur haar en veur de kindren’.
en
‘Ik had het eerst moeilijk want ik wou dat, ik wou ’t voor heur wou ik dat graag goed hebb’n dat zij, anders had ik ’t dus nooit daan. Ik wou dat goed hebben. Nou, ik heb er geen spiet van. Die ene (niet te verstaan) Veurschrukkelijk, veurschrukkelijk sterk was ie. T t t t Jonge, wat moet je daar een G kracht op zetten. Wat was die man sterk in die armen en die (niet te verstaan) je wilt ’t niet weten.
58
Op 31 december 2015 heeft [verdachte] onder meer de volgende opmerking gemaakt:
‘Maar godverdomme wat was hij sterk jong’n, wat was hij sterk. Tss tss tss. En ik met mijn ouwe body (niet te verstaan)’.
en
‘Ach, kiek [naam] dit moest, want anders, dan had, die kindr’n, hadden geen oma meer had (…) want hij had heur, hij had heur afmaakt. (…).59
Op 28 januari 2016 heeft [verdachte] onder meer tegen zijn bezoek gezegd:
‘Ik heb het doan, maar Flipje krijgt de schuld. Ik sterf liever dan dat ik me geef.’
60
Op 18 februari 2016 heeft [verdachte] tegen zijn bezoek onder meer de volgende opmerking gemaakt:
‘Nogmaals ik ben dankbaar dat ik ’t doan heb. Ik vind ’t jammer dat ik hier zit.’
61
4.3.3
Bewijsoverwegingen
In deze zaak hebben de drie verdachten veel en uitgebreid verklaard. In de kern wijzen de verdachten ieder naar één van de medeverdachten. De rechtbank heeft de verklaringen met uiterste behoedzaamheid beoordeeld nu verdachten wisselend hebben verklaard over ten eerste de (verantwoordelijkheid voor) de dood van [S] , maar ook over de onderlinge relaties en de invulling van de dagen rondom de dood van [S] , al dan niet naar aanleiding van aan hen gepresenteerde onderzoeksbevindingen. De rechtbank heeft slechts die (delen uit) de verklaringen gebruikt die voldoende bevestiging vinden in andere – zoveel als mogelijk: objectieve – bewijsmiddelen en/of verklaringen waarmee verdachten niet alleen een ander, maar ook zichzelf belasten.
Dood [S]
De rechtbank concludeert uit de redengevende feiten en omstandigheden dat [S] door geweld om het leven is gekomen in de avond van 26 augustus 2015. Dat is gebeurd in het bijhok bij de caravan van [A] en [S] op camping ’t Wad op de Afsluitdijk. De rechtbank concludeert verder dat [verdachte] het geweld heeft toegepast als gevolg waarvan [S] is overleden.
[S] is die avond bij zijn caravan op genoemde camping voor het laatst door derden gezien. Uit het sectierapport volgt dat [S] naar schatting vier dagen voor het moment van het aantreffen van zijn lichaam op 30 augustus 2015 door uitwendig inwerkend geweld om het leven is gekomen. Uit de verklaringen van verdachten, bevestigd in objectief vastgestelde voertuigbewegingen (ARS-gegevens) en telefoongegevens, volgt dat de drie verdachten die avond ook op de camping waren. [S] is volgens de verklaringen van alle drie verdachten niet meer naar huis teruggekeerd en volgens de bekennende verklaringen van [verdachte] en [M] hebben zij het lichaam van [S] de volgende dag opgehaald van de camping en in het Amstelmeerkanaal gegooid.
[verdachte] heeft verklaard dat [M] die avond geweld op [S] heeft toegepast, waarna [verdachte] is weggegaan van de camping en [S] niet meer levend heeft teruggezien. [A] heeft verklaard dat [verdachte] die avond in het bijhok agressief op [S] af kwam en [M] heeft verklaard dat [verdachte] de betreffende avond in het bijhok geweld op [S] heeft uitgeoefend. Ook [A] en [M] verklaren te zijn weggegaan toen [S] nog leefde en hebben [S] niet meer levend teruggezien. De verklaringen van [A] en [M] bevestigen elkaar. Bovendien heeft [verdachte] in gesprekken met zijn bezoek in het huis van bewaring (hierna ook: OVC-gesprekken) bekend dat hij het geweld heeft toegepast als gevolg waarvan [S] is overleden. In het licht van de reden voor [verdachte] detentie (de voorlopige hechtenis in verband met de onderhavige verdenking), de relatie van [verdachte] met zijn bezoek en de aard van de gesprekken kan het niet anders zijn dan dat de aangehaalde passages gaan over de (verantwoordelijkheid voor) de dood van [S] . De rechtbank acht de ‘bekentenissen’ voorts betrouwbaar omdat [verdachte] verschillende malen, in verschillende gesprekken en met verschillende gesprekspartners spontaan heeft verklaard over wat er is gebeurd en wat hij heeft gedaan. Verder heeft [verdachte] in de gesprekken gerefereerd aan het toegepaste geweld, maar ook aan het motief van de (verstoorde) relatie van het slachtoffer met [A] en zijn eigen relatie tot [A] . Daarbij heeft hij het incident op 23 augustus 2015 genoemd, welk incident objectief is vastgesteld. Tot slot acht de rechtbank voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van belang dat [verdachte] in de OVC-gesprekken en de door hem heimelijk vanuit detentie verstuurde brieven verklaart over zijn bedoelingen om [M] de schuld te geven en [A] er buiten te houden.
Voorbedachte raad
Voorts moet de vraag worden beantwoord of sprake was van het met voorbedachte raad om het leven brengen van [S] .
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Beoordeling feiten en omstandigheden
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is geweest van handelen met voorbedachte raad door [verdachte] stelt de rechtbank voorop dat hij zelf de rechtbank geen informatie heeft verschaft over wat bij hem vóór en tijdens het plegen van het delict is omgegaan, bijvoorbeeld omtrent plan- en besluitvorming. De beoordeling zal daarom moeten plaatsvinden op grond van de feitelijke omstandigheden van het geval, alsmede de gedragingen van [verdachte] voor en tijdens het begaan van het feit.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden vast dat [A] na haar echtscheiding van [verdachte] voor hem bleef zorgen en intensief contact met hem onderhield, ook tijdens haar huwelijk met [S] . [A] onderhield ook telefonisch contact met [M] , haar ex-vriend die in [plaats] woonde. [verdachte] en [A] vonden dat [S] , echtgenoot van [A] , sinds een doorgemaakte TIA in 2014 in negatieve zin was veranderd en regelmatig agressief en onvoorspelbaar was. Uit aangetroffen digitale bestanden en uitingen naar de politie op 23 augustus 2015 blijkt dat [A] hierover wanhopig was en [S] weg wilde hebben. [verdachte] had moordplannen richting [S] , getuige de zoektermen die hij tussen 10 juni 2015 en 25 augustus 2015 op internet heeft ingevoerd en de verklaring van [A] hierover.
Na het incident op 23 augustus 2015 heeft [S] de sloten van de echtelijke woning vervangen zodat [verdachte] er niet meer in kon en had hij bij de politie een afspraak staan voor het doen van aangifte tegen [verdachte] . Naar aanleiding hiervan hebben [verdachte] en [A] zich beziggehouden met manieren om [S] om te brengen. Op 25 augustus 2015 heeft [verdachte] op internet gezocht naar manieren om een mens te doden. Op dezelfde dag heeft [A] tegen [getuige] gezegd dat ze [S] zat was en heeft zij haar gevraagd of zij nog iemand wist die [S] wilde ombrengen. Op 26 augustus 2015 zijn [verdachte] en [A] ‘s middags samen met de camper van [verdachte] vanuit Den Oever naar Den Helder gegaan om donkere mensen te zoeken die [S] zouden willen ombrengen. [verdachte] heeft daar ook met een aantal donkere mensen gesproken.
De rechtbank volgt [A] niet in haar verklaring dat zij door [verdachte] werd gedwongen aan [getuige] te vragen naar mensen om [S] om te brengen. [getuige] heeft niet verklaard dat [A] daarover iets tegen haar heeft gezegd. Ook overigens wordt haar verklaring op dit punt op geen enkele wijze ondersteund.
Uit de telefonische contacten van [A] met [M] op 26 augustus 2015 volgt dat [A] met [M] heeft afgesproken dat hij ‘s avonds naar Noord-Holland zou komen. [A] heeft [M] rond acht uur ’s avonds naar het tankstation op de Afsluitdijk gestuurd. [A] heeft de vraag van [M] hoe laat ze daar zou zijn niet beantwoord en [M] heeft bij het tankstation gewacht. Uit het feit dat [A] vervolgens met [S] niet naar het tankstation, maar naar de camping is gegaan concludeert de rechtbank dat [A] geen ontmoeting op een openbare locatie met alleen [M] voor ogen stond. Op het moment dat haar telefoon de zendmastlocatie Afsluitdijk, Breezanddijk aanstraalde heeft [A] gebeld met [M] en vervolgens met [verdachte] , waarna [verdachte] onmiddellijk uit Den Oever is vertrokken en niet naar de camping, maar naar het tankstation op de Afsluitdijk is gereden. Hij heeft zijn camper direct naast de auto van [M] geparkeerd. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [A] en [verdachte] ook een afspraak hadden en dat [verdachte] wist van de aanwezigheid van [M] . Nadat [verdachte] en [M] elkaar gedurende ongeveer 3 minuten hebben getroffen zijn zij van het tankstation naar de camping gereden. Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, waarbij [verdachte] en [M] in een korte tijdspanne zonder kenbaar voorafgaand contact tussen hen beiden samen naar de camping zijn gegaan, kan het niet anders zijn dan dat via [A] was afgesproken dat zij samen naar de camping zouden komen en zij [A] daar zouden treffen.
Uit de verklaring van alle drie verdachten volgt voorts dat zij met [S] in het bijhok van de caravan van [A] en [S] waren. Volgens de verklaringen van [A] en [M] is [verdachte] als laatste agressief het bijhok ingekomen en volgens de verklaring van [M] heeft [verdachte] geweld gebruikt tegen [S] . [verdachte] heeft in de OVC-gesprekken bekend [S] te hebben vermoord voor [A] en de kleinkinderen omdat [A] er anders aan was gegaan. Volgens de verklaringen van alle verdachten is [A] vertrokken uit het bijhok toen [verdachte] agressief richting [S] kwam. [A] is in haar auto gaan zitten en is zonder [S] teruggegaan naar Hippolytushoef. Volgens alle verklaringen zijn [verdachte] en [M] ook zonder [S] naar Hippolytushoef gekomen. De voertuigbewegingen van de C5 en de Xantia richting Hippolytushoef zijn geregistreerd. [A] heeft zich nadat zij zich heeft teruggetrokken van het bijhok op de camping niet kenbaar actief bekommerd om het lot van [S] , maar is blijkens haar eigen verklaring en geregistreerde voertuigbewegingen wel nog dezelfde avond en ook de volgende dag diverse malen met [verdachte] op pad geweest, waaronder een aantal maal naar de camping. De avond van 27 augustus 2016 hebben [verdachte] en [M] het lichaam van [S] volgens hun eigen verklaring verpakt en in het Amstelmeerkanaal gegooid.
De rechtbank acht de verklaringen van [verdachte] en [A] voor de reden van het gezamenlijk met [S] aanwezig zijn op de camping niet geloofwaardig.
Na wisselende verklaringen heeft [A] onder andere op de zitting verklaard dat zij en [S] naar de camping kwamen zodat [S] en [verdachte] het incident van zondag de 23e konden uitpraten. Die verklaring past echter niet bij de overige uitingen en gedragingen van verdachten zoals die blijken uit het dossier. Zo hebben zij diezelfde middag nog gezocht naar mensen om [S] om te brengen en is zonder nadere aanleiding geweld gepleegd op [S] door [verdachte] . Bovendien heeft [A] zich teruggetrokken en is zij van de camping weggegaan zonder [S] .
Verder strookt de verklaring niet met het feit dat ook [M] ter plaatse was. In dat verband is van belang dat de verklaring van [A] over de reden voor de aanwezigheid van [M] niet kan kloppen. Zij heeft verklaard dat [verdachte] met [M] zou regelen dat hij naar Noord-Holland kwam om zijn Citroen Xantia met haar Citroen C5 te ruilen zodat hij het defect aan de achteras van de C5 kon laten repareren. De rechtbank stelt vast dat aan de C5 bij onderzoek geen defect is geconstateerd. Voorts is het ruilen van de auto’s in de (aan de avond van 26 augustus voorafgaande) geregistreerde telefonische contacten geen onderwerp van gesprek geweest. [A] zelf heeft blijkens die contacten wel een afspraak met [M] gemaakt, maar [verdachte] heeft tot de ontmoeting op de 26e geen contact met [M] gehad. Tot slot heeft [A] [M] naar het tankstation op de Afsluitdijk gestuurd terwijl zij zelf op dat moment de te ruilen C5 in Hippolytushoef in haar bezit had en pas daarna rechtstreeks naar de camping is gegaan.
Het feit dat ook [M] verklaart dat hij naar Noord-Holland kwam om zijn auto voor die van [A] te ruilen doet hier niet aan af. [M] had tot de avond van 26 augustus immers slechts telefonisch contact met [A] en het is niet uitgesloten dat hij is afgegaan op haar mededelingen en instructies.
Uit het dossier is niet duidelijk geworden wat de precieze rol van [M] op de camping is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank doet dit niet af aan de conclusie dat het de intentie van [verdachte] en [A] is geweest om [S] met de komst van zowel [verdachte] als [M] te overvallen en om [M] , gelet op zijn loyaliteit richting [A] , versterking te laten bieden bij het voorgenomen plan.
[verdachte] heeft als getuige en verdachte bij de politie en bij de rechtbank zo wisselend verklaard, ook over de reden van zijn aanwezigheid en de ontmoeting met medeverdachten en [S] op de camping, dat de rechtbank aan geen van deze verklaringen geloof kan hechten. Daarbij heeft de rechtbank laten meewegen dat uit de bewijsmiddelen in het dossier (OVC-gesprekken en brieven die [verdachte] vanuit het huis van bewaring heimelijk aan [A] heeft gestuurd) volgt dat [verdachte] er kennelijk alles aan is gelegen om de waarheid te bemantelen en [A] buiten schot te houden. Uit die OVC-gesprekken blijkt voorts dat [verdachte] [S] volgens zijn belofte van het leven heeft beroofd om [A] tegen [S] te beschermen.
Conclusie
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [verdachte] en [A] een vooropgezet plan hadden om [S] in de avond van 26 augustus 2015 naar zijn caravan op de camping te lokken, waar [S] zou worden verrast door de komst van [M] en [verdachte] en waar [S] om het leven zou worden gebracht. In de eerste plaats was er de onvrede van [verdachte] en [A] over [S] . Verder zijn er moordplannen geuit en zijn er concrete (op uitvoering van die plannen gerichte) activiteiten op de dag vóór en op de dag van het om het leven brengen van [S] . Vervolgens is er een geregisseerde samenkomst met [S] op een tamelijk afgelegen besloten plek na zonsondergang. Daar komt [S] daadwerkelijk om het leven door geweld van [verdachte] . Ten slotte zijn er de OVC-verklaringen van [verdachte] daaromtrent en de afwezigheid van enige bekommernis om het lot van [S] aan de zijde van [A] en het wegmaken van het lijk door [verdachte] en [M] . Deze aspecten tezamen brengen de rechtbank tot het hierboven genoemde oordeel. De vastgestelde gang van zaken laat naar het oordeel van de rechtbank niet de reële optie open dat het besluit tot levensberoving pas in een latere fase is genomen.
Hieruit volgt dat [verdachte] en [A] voldoende gelegenheid hebben gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en dat zij zich daarvan rekenschap hebben kunnen geven. Niet alleen vanaf dinsdag 25 augustus 2016, maar ook tussen het moment dat de afspraak tot de samenkomst op de camping moet zijn gemaakt en het moment dat alle verdachten met [S] op de camping waren en geweld op [S] is uitgeoefend hebben zij voldoende tijd gehad om zich te beraden. De rechtbank gaat ervan uit dat dit nadenken en beraden ook daadwerkelijk is gebeurd. Aan het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan de rechtbank geen feiten of omstandigheden ontlenen die daarvoor een contra-indicatie zouden zijn.
Door de raadsvrouw is aangevoerd, dat uit het dossier niet is af te leiden dat vooraf een concreet besluit is genomen tot het om het leven brengen van [S] . Daarin volgt de rechtbank haar dus niet. Daarbij is het naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk dat uit de bewijsvoering exact blijkt op welk moment [verdachte] en [A] het besluit tot levensberoving hebben genomen. Ook maakt het vereiste dat verdachten zich gedurende enige tijd hebben kunnen beraden niet dat sprake dient te zijn van een weldoordacht plan. [verdachte] en [A] hebben voorts niet verklaard over een ogenblikkelijke gemoedsopwelling of (een aanleiding voor) een plots opkomende drift en ook overigens biedt het dossier naar het oordeel van de rechtbank daarvoor geen aanknopingspunten.
Medeplegen
Tot slot moet de vraag worden beantwoord of sprake is van medeplegen van het met voorbedachte raad om het leven brengen van [S] .
Juridisch kader
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Beoordeling en conclusie
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat [verdachte] degene is geweest die het geweld heeft toegepast als gevolg waarvan [S] is overleden en hij dus de uitvoeringshandelingen heeft verricht. Hoewel [A] daarin geen fysiek aandeel heeft gehad is de rechtbank van oordeel dat er ten aanzien van [verdachte] en [A] sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en dat haar bijdrage van voldoende gewicht was om van medeplegen te spreken. Zij is degene geweest die niet verder wilde in de relatie met [S] en met [verdachte] een relatie wilde blijven onderhouden, ondanks het verzet van [S] . Zij is degene die de hulp van [verdachte] heeft ingeroepen om haar te beschermen tegen [S] . Voorts hebben [A] en [verdachte] een bijeenkomst geregisseerd op de camping waarbij [S] zou worden verrast met de komst van [verdachte] en [M] en heeft zij daartoe de contacten onderhouden met [verdachte] en [M] . Zij heeft [S] zelf naar de camping gebracht terwijl zij wist van de plannen van [verdachte] . Zij heeft [verdachte] en [M] naar de camping gedirigeerd en heeft zich bij de eerste agressieve benadering van [S] door [verdachte] uit de voeten gemaakt. Vervolgens is [S] daar op gewelddadige wijze om het leven gebracht.
Over de afhandeling van dit delict kan worden vastgesteld dat [A] zich niet heeft bekommerd om [S] die gedurende een dag in het bijhok van haar caravan heeft gelegen en dat zij moet hebben geweten dat [verdachte] en [M] het lichaam een dag na de moord hebben weggemaakt. Pas daarna heeft zij bij de politie aangifte gedaan van ‘vermissing’ van [S] . Voor het geval voor één of meer gedragingen (handelen en nalaten) van [A] geldt dat zij met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, is met de beschrijving van het totaal van de gedragingen van [A] naar het oordeel van de rechtbank sprake van de voor medeplegen vereiste bijdrage van voldoende gewicht.