1 Ontstaan en loop van de procedure
Op 10 juli 2017 is ter griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. H.R. Kant, advocaat, ingediend verzoekschrift van
[verzoeker] , verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
domicilie kiezende te (1561 EE) Krommenie, Weverstraat 9A, ten kantore van mr. H.R. Kant, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning aan verzoeker van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van, zo begrijpt de rechtbank:
- € 2.420,- en € 4.840,-, wegens de door deze met betrekking tot de strafzaak met bovengenoemd parketnummer gemaakte kosten van een raadsman;
- € 3.562,50, wegens tijdverzuim van verzoeker;
- € 74,86, wegens reiskosten van verzoeker;
- € 21,46, wegens ‘verwervingskosten’ en
- € 550,-, wegens de kosten van rechtsbijstand met betrekking tot het opstellen, indienen en behandelen van het onderhavige verzoekschrift.
Op 20 november 2017 is het verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. H.R. Kant, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. T.M. Fikkers.
2 Beoordeling
De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door het onherroepelijk worden van het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 26 april 2017, waarbij verzoeker van het hem tenlastegelegde is vrijgesproken.
Het door verzoeker ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.
Ingevolge artikel 591a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) wordt, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen uit 's Rijks kas een vergoeding toegekend voor zijn ten behoeve van het onderzoek en de behandeling der zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, berekend op de voet van het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde.
Ingevolge het tweede lid van deze bepaling kan – voor zover hier van belang – in dezelfde situatie, aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen uit 's Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij tengevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman
Op grond van – het ingevolge artikel 591a, vierde lid, Sv van toepassing zijnde – artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor- zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Algemene overwegingen over het verzoekschrift
De rechtbank stelt bij haar verdere beoordeling voorop dat zij het verzoekschrift zeer slecht vindt onderbouwd, zeker wanneer in aanmerking wordt genomen dat het opstellen van het verzoekschrift met rechtsbijstand heeft plaatsgevonden.
Ingevolge de hiervoor weergegeven bepalingen bestaat bij een vrijspraak in beginsel een recht op schadevergoeding, maar een daartoe strekkend verzoek moet wel zodanig zijn onderbouwd dat de rechter in staat is tot een afgewogen, billijk, oordeel te komen.
Ten aanzien van de verzochte vergoeding van de kosten van rechtsbijstand met betrekking tot de strafzaak overweegt de rechtbank voorts nog het volgende.
Door de advocaat van verzoeker zijn bij het verzoekschrift twee declaraties overgelegd van respectievelijk 27 januari 2017 en 30 juni 2017, ten bedrag van € 2.420,00 en € 4.840,00.
Beide declaraties houden in: “voorschot”. Onderliggende specificaties zijn bij het verzoekschrift niet overgelegd.
Uit de stukken blijkt dat de advocaat van verzoeker vanaf april 2015 als raadsman van verzoeker in de strafzaak heeft opgetreden. Hoe dit zich verhoudt met het eerste voorschot van € 2.420,00, is de vraag. Het is ook de vraag waarom in de tweede declaratie van een tweede voorschot, van € 4.840,00, wordt gesproken, nu de strafzaak toen al definitief was geëindigd.
Ter zitting hiernaar gevraagd, heeft de advocaat van verzoeker medegedeeld dat zijn secretaresse op een gegeven moment tegen hem heeft gezegd dat hij al heel veel uren in de zaak had gemaakt, maar dat hij toen tegen zijn secretaresse heeft gezegd ‘om deze uren nog maar niet in te boeken, omdat hij dan waarschijnlijk veel lastige vragen van zijn accountant zou kunnen krijgen’. De rechtbank vindt dit antwoord ronduit stuitend.
De advocaat van verzoeker heeft vervolgens ter zitting een A4-tje overgelegd (bijlage I) met als titel ‘Overzicht uren dossier [overzicht uren] ’. Dit zijn volgens de advocaat alsnog de onderliggende specificaties. Op de vraag hoe dit A4-tje is opgesteld, heeft de advocaat van verzoeker medegedeeld ‘dat hij dit (recent) aan de hand van zijn eigen aantekeningen heeft gedaan’. Op de constatering van de rechtbank dat bij bepaalde handelingen/activiteiten geen datum is vermeld, heeft de raadsman opgemerkt dat hij niet meer weet op welke precieze dag hij die handelingen/activiteiten heeft verricht.
Uit het vorenstaande volgt dat kennelijk door de advocaat van verzoeker geen deugdelijke (kantoor)administratie is bijgehouden. De rechtbank komt hier later op terug.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vanwege de ongenoegzame onderbouwing het gehele verzoek moet worden afgewezen.
Zo ver zal de rechtbank echter niet gaan. De rechtbank wil verzoeker, die in verband met de strafzaak bepaalde kosten heeft moeten maken, niet volledig de dupe laten worden van de wijze waarop zijn advocaat het onderhavige verzoekschrift heeft opgesteld en ingediend.
De reiskosten van verzoeker
De rechtbank is van oordeel dat de volgende door verzoeker gemaakte reiskosten voor vergoeding in aanmerking komen:
15 februari 2013 Verhoor bij politie Zaanstreek/Waterland 8 km
11 november 2014 Rechtszitting Alkmaar 50 km
10 april 2015 Bezoek mr. Kant 28 km
23 april 2015 Rechtszitting Alkmaar 50 km
9 januari 2017 Bezoek mr. Kant 28 km
12 april 2017 Bezoek mr. Kant 28 km
14 april 2017 Rechtszitting Alkmaar 50 km
Dat het politieverhoor en de rechtszittingen hebben plaatsgevonden, blijkt uit het dossier.
De rechtbank acht het voorts billijk om voorafgaand aan elke rechtszitting (kort gezegd) één voorbereidende bespreking van verzoeker met zijn raadsman mr. Kant te vergoeden. Ook zal de rechtbank een dergelijke bespreking van 9 januari 2017 vergoeden, nu gesteld is dat eerst kort hierna de rechtszitting zou plaatsvinden, maar dat die later is verzet naar 14 april 2017.
De voorbereidende besprekingen met mr. Kant op 17 april 2015, 16 januari 2017 en 14 april 2017 komen niet voor vergoeding in aanmerking. Niet is onderbouwd waarom een tweede voorbereidende bespreking nodig was.
Ook de besprekingen met mr. Kant op 25 mei 2017 en 4 juli 2017 komen niet voor vergoeding in aanmerking. De strafzaak van verzoeker was op dat moment al definitief geëindigd. Besprekingen met mr. Kant in het kader van het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift worden voorts geacht te zijn begrepen in het daarvoor geldende forfaitaire tarief.
De bespreking met [andere partij] , op 18 januari 2017 komt naar het oordeel van de rechtbank niet voor vergoeding in aanmerking, nu onvoldoende concreet is onderbouwd wat het verband is met de strafzaak van verzoeker en of deze bespreking in dat verband nodig was.
In totaal zullen derhalve 242 kilometers worden vergoed à de verzochte € 0,19 per kilometer:
€ 45,98.
Het tijdverzuim van verzoeker
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat verzoeker tijd heeft moeten besteden aan de strafzaak. Ingevolge artikel 591a, tweede lid, Sv komt echter alleen voor vergoeding in aanmerking: schade die verzoeker als gevolg van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de strafzaak werkelijk heeft geleden.
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende onderbouwd dat verzoeker als gevolg van tijdverzuim daadwerkelijk schade heeft geleden. Er zijn bijvoorbeeld geen werkopdrachten of andere stukken aan de rechtbank overgelegd. De enkele stelling van verzoeker ter zitting, dat hij journalist is, dat hij veel schrijft en dat hij de tijd die hij aan de onderhavige strafzaak heeft besteed anders zonder meer aan opdrachten zou hebben besteed, acht de rechtbank hiertoe onvoldoende.
Het verzoek zal op dit punt worden afgewezen.
De ‘verwervingskosten’
Verzoeker heeft in raadkamer toegelicht dat hij met deze kosten kopieer- en portokosten bedoeld.
De rechtbank is van oordeel dat zo dergelijke kosten al voor vergoeding in aanmerking komen, de opgevoerde kosten onvoldoende concreet zijn onderbouwd.
Het verzoek zal op dit punt worden afgewezen.
De kosten van rechtsbijstand
Zoals hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het verzoek met name ook op dit punt zeer slecht is onderbouwd. De rechtbank twijfelt er echter niet aan dat verzoeker advocatenkosten heeft moeten maken. Gelet op de vrijspraak, acht de rechtbank vergoeding van een deel van die kosten ook billijk.
De rechtbank wenst zich, om redenen die hiervoor zijn weergegeven, niet te baseren op de (ongespecificeerde) declaraties van de advocaat van verzoeker.
De rechtbank zal aansluiting zoeken bij de handelingen/activiteiten die hiervoor bij de bespreking van de reiskosten zijn opgesomd waarbij mr. Kant betrokken is geweest. Verder zal de rechtbank qua aantal uren uit gaan van de uren die mr. Kant op zijn ter zitting overgelegde A4-tje heeft vermeld, met uitzondering van het aantal uren besteed aan de rechtszittingen. Het aantal uren van 4 en 5 acht de rechtbank namelijk te hoog.
Dit leidt tot het volgende:
10 april 2015 Bezoek verzoeker 2 uren
23 april 2015 Rechtszitting Alkmaar 2 uren
9 januari 2017 Bezoek verzoeker 1 uur
12 april 2017 Bezoek verzoeker 2 uren
14 april 2017 Rechtszitting Alkmaar 4 uren
In totaal gaat het hier om 11 uren. De rechtbank acht het billijk om deze uren te vergoeden, uitgaande van een uurtarief van € 180,00 en 21% BTW. Dit komt uit op een totaalbedrag van € 2.395,80.
Voor het overige is het verzoek onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift het forfaitaire bedrag van € 280,00 toekennen. De rechtbank ziet geen enkele reden om een vergoeding van in totaal € 550,00 toe te kennen, ook voor de behandeling van het verzoekschrift, nu de behandeling van het verzoekschrift enkel is te wijten geweest aan de slechte onderbouwing van het verzoek.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
3 Beslissing
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 2.721,78 (tweeduizend zevenhonderdéénentwintig euro en achtenzeventig cent), welk bedrag als volgt is samengesteld:
- € 45,98, wegens reiskosten van verzoeker;
- € 2.395,80, wegens de door verzoeker met betrekking tot de strafzaak gemaakte kosten van een raadsman;
- € 280,-, wegens de kosten van rechtsbijstand met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoeker toegekende vergoeding op de derdengeldrekening van verzoekers advocaat, [rekeningnummer] , onder vermelding van “schadevergoeding [verzoeker] /om – parketnummer 15.113346.13.”