RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810137-16 (P)
Uitspraakdatum: 7 maart 2017
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 februari 2017 in de zaak tegen:
[verdachte]
,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.H.A. Schlingemann-Hovig en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.A. Heeren, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1 Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
hij op of omstreeks 1 mei 2016 te Uitgeest ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet (meermalen) (met kracht) tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Subsidiair
hij op of omstreeks 1 mei 2016 te Uitgeest aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (oogkas fractuur en/of een hoornvliesbeschadiging), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of op/tegen het lichaam te schoppen.
Feit 2:
hij op of omstreeks 1 mei 2016 te Uitgeest, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 2], meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen, waardoor deze [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2 Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
6 Motivering van de sanctie
6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de oplegging van bijzondere voorwaarden.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, onder invloed van behoorlijk wat alcohol, schuldig gemaakt aan een mishandeling en een poging doodslag. Verdachte heeft eerst [slachtoffer 2] tegen haar hoofd geslagen. Nadat een paar jongens, waaronder het latere slachtoffer [slachtoffer 1], hem hierop wilde aanspreken is hij achterop de fiets van een vriend gesprongen teneinde zich uit de voeten te maken. Het latere slachtoffer is hem achterna gerend en heeft verdachte uiteindelijk van de fiets getrokken. Verdachte heeft het slachtoffer, die toen op de grond lag, met kracht tegen het hoofd geschopt waardoor het slachtoffer onder meer een gebroken jukbeen en een hoornvliesbeschadiging heeft opgelopen, waar hij ten tijde van de zitting nog steeds last van had. Dat het niet slechter is afgelopen met het slachtoffer is niet aan verdachte te danken.
Los van wat de gedragingen van verdachte voor gevolgen hebben gehad voor de slachtoffers, leveren dergelijke geweldsincidenten, gepleegd na een avond stappen, een bijdrage aan reeds bestaande gevoelens van onveiligheid, met name onder jongeren in het uitgaansleven. Dit rekent de rechtbank verdachte dan ook aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 25 januari 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van geweldsdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 26 september 2016 van
[reclasseringswerker] als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland.
In dit rapport wordt geadviseerd een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Als bijzondere voorwaarden adviseert de reclassering een meldplicht en een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling.
De rechtbank is van oordeel dat op de bewezenverklaarde feiten slechts gereageerd kan worden met een vrijheidsbenemende straf en dat de door de officier van justitie gevorderde straf een passende straf is, gelet op de ernst van die feiten, waarbij in voldoende mate rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om hiervan af te wijken.
8 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 287, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
9 Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder feit 1, primair en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.5 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien [15] maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vijf [5] maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- -
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- -
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- -
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- -
zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Veroordeelde moet zich gedurende door Reclassering Nederland (Zaandam) bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht.
- -
wordt verplicht om mee te werken aan de behandeling die reeds is opgestart bij De Waag of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg. Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 1.500,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W. Veldhuijzen van Zanten, voorzitter,
mr. C.A.M. van der Heijden en mr. M.E. Francke, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R.J Meuldijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 maart 2016.