De CAO 2013-2016 is aangegaan met de NVLT, de Unie en de CNV, samen goed voor circa 120 leden hetgeen neer zou komen op een representatiegraad van ongeveer 20 %. Hierbij past echter een belangrijke kanttekening met betrekking tot de NVLT. Onbestreden is gesteld door de FNV dat de NVLT een zogeheten categorale vakbond is waarvan alleen technici lid kunnen worden (“certifying staff”, onderhoudsmonteurs en instructeurs). Van de 600 medewerkers die vallen onder de CAO grondpersoneel, kunnen ongeveer 150 medewerkers lid worden van de NVLT, de overige 450 medewerkers kunnen dat niet. Feitelijk zijn ca 80 technici aangesloten bij de NVLT, en de overige 70 ongeorganiseerd. Op deze grond is de kantonrechter van oordeel dat de NVLT niet als representatieve vakbond voor (al) het grondpersoneel kan worden aangemerkt. Wanneer het aantal leden van de NVLT buiten beschouwing wordt gelaten, en alleen wordt gekeken naar de leden van de Unie en de CNV, is nog slechts sprake van een representatiegraad van minder dan 10 %. Gelet op het lage ledenaantal van de Unie en de CNV in verhouding tot het aantal leden van de FNV, en mede in aanmerking genomen de hierboven geplaatste kanttekening ten aanzien van de NVLT, is de kantonrechter samenvattend van oordeel dat de CAO 2013-2016 niet is afgesloten met vakbonden die voldoende representatief zijn voor de werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de CAO. Het gevolg hiervan is dat de leden van de FNV niet op grond van het incorporatiebeding aan deze CAO zijn gebonden en dat deze CAO niet op hen van toepassing is.
Artikel 14 Wet CAO
4.12.
Transavia heeft als verweer gevoerd dat de leden van de FNV aan de CAO 2013-2016 zijn gebonden op grond van artikel 14 Wet CAO. Dit verweer wordt niet gevolgd.
Artikel 14 legt een verplichting op de werkgever, en wel de verplichting om de CAO ook toe te passen op werknemers, die niet door de CAO zijn gebonden (door hun lidmaatschap van een vakvereniging). Doel hiervan is te voorkomen dat een werkgever na het sluiten van de CAO werknemers in dienst neemt waarmee hij slechtere arbeidsvoorwaarden zou kunnen overeenkomen, omdat zij niet georganiseerd zijn. Artikel 14 richt zich niet op de werknemer en heeft daarom ook niet tot gevolg dat ongebonden werknemers, zoals hier de leden van de FNV ten aanzien van de CAO 2013-2016, deze CAO tegen zich moeten laten gelden.
Gevolgen van gebondenheid aan en toepasselijkheid van de CAO 2011-2013
4.13.
Zoals hiervoor onder 4.3. overwogen is de CAO 2011-2013 onverminderd van toepassing gebleven op leden van de FNV tot het moment van opzegging per 1 mei 2016. Ook na 1 mei 2016 zijn de arbeidsvoorwaarden bepalingen uit deze CAO van toepassing gebleven nu deze bepalingen “nawerken” omdat zij deel zijn gaan uitmaken van de individuele arbeidsovereenkomsten.
Artikel 7:611 BW en 6:248 BW
4.14.
Het beroep van FNV op het eenzijdig wijzigingsbeding en de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid behoeft geen bespreking meer, nu de vordering zal worden toegewezen op grond van de uitleg van het incorporatiebeding.
Conclusie
4.15.
Het voorgaande voert tot de conclusie dat de vorderingen van FNV zullen worden toegewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding tot het opleggen van dwangsommen.
In de aard van de zaak en de procespartijen ziet de kantonrechter aanleiding tot compensatie van kosten.