3.1.
[werknemer] verzoekt de kantonrechter, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- het ontslag op staande voet van 17 oktober 2016 te vernietigen;
- [werknemer] toe te laten tot het werk, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 300,00 per dag;
- Stukart te veroordelen tot doorbetaling van het salaris van [werknemer] vanaf 17 oktober 2016 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
Voorwaardelijk, indien het eerste ontslag op staande voet wordt vernietigd:
- het ontslag op staande voet van 18 oktober 2016 te vernietigen;
- [werknemer] toe te laten tot het werk, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 300,00 per dag;
- Stukart te veroordelen tot doorbetaling van het salaris van [werknemer] vanaf 18 oktober 2016 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
- Stukart te veroordelen tot betaling aan [werknemer] van een billijke vergoeding ad € 19.925,70 en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van ten minste € 7.032,60 bruto, dan wel een door de kantonrechter te bepalen vergoeding;
- Stukart te veroordelen tot betaling aan [werknemer] van de wettelijke rente en de proceskosten.
Alsmede, bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van het geding, Stukart te veroordelen tot betaling aan [werknemer] van het salaris vanaf 17 oktober 2016 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd en [werknemer] in staat te stellen om de bedongen werkzaamheden te verrichten, onder verbeurte van een dwangsom van € 300,- per dag.
3.2.
[werknemer] legt aan de verzoeken ten grondslag dat de hem gegeven ontslagen op staande voet niet voldoen aan de wettelijke vereisten, zodat Stukart heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [werknemer] stelt hiertoe – kort weergegeven – het volgende.
3.3.
[werknemer] verrichtte op 10 oktober 2016 samen met zijn collega [collega] , die als leidinggevende fungeerde, hovenierswerkzaamheden bij een vaste klant te Hoofddorp. Op aanwijzing van [collega] , die vaker bij die klant werkte, moest [werknemer] ook de andere zijde van de hoge heg snoeien, dus staand op het terrein van het naburige bedrijf [bedrijf A] . Toen [werknemer] daar aan het werk was werd hij aangesproken door de eigenaar van dat bedrijf, [betrokkene] . [betrokkene] zei dat hij een hoveniersbedrijf kon gebruiken om zijn oprit opnieuw te laten bestraten. [werknemer] heeft getracht [betrokkene] als klant voor Stukart te winnen door de mogelijkheden te bespreken en te noemen wie er gebeld kon worden voor een offerte. Daar zou [betrokkene] over nadenken. Voordat [betrokkene] in zijn auto stapte vroeg [betrokkene] of meteen de uitlopers in de lage heg langs het trottoir konden worden weggesnoeid. Dat was niet veel werk en gezien het zojuist gevoerde acquisitiegesprek leek het [werknemer] niet raadzaam dit verzoek te weigeren. [betrokkene] bedankte voor de toezegging en gaf € 50,- fooi voor [werknemer] en [collega] , die samen het snoei- en opruimwerk hebben verricht. Toen [werknemer] aan [collega] vroeg of zij de ontvangen € 50,- gelijkelijk zouden verdelen of in de fooienpot zouden stoppen, antwoordde [collega] dat zij dat bedrag samen zouden delen, dus ieder € 25,-. Op maandag 17 oktober 2016 werd [werknemer] bij Stukart ontboden en op staande voet ontslagen omdat [collega] zou hebben gemeld dat [werknemer] Stukart zou hebben beconcurreerd. [werknemer] mocht geen uitleg geven en moest onmiddellijk vertrekken. Omdat Stukart niet wilde communiceren over het ontslag, heeft [werknemer] zich op 18 oktober 2016 naar de woning van [collega] begeven om opheldering te vragen.
3.4.
Er is geen sprake geweest van concurrerende werkzaamheden. Het ging om een handeling van circa 10 minuten aan een laag hegje, waarvoor Stukart nooit apart zou zijn ingehuurd en welke zijn verricht in het kader van het gunstig stemmen van een mogelijke klant. [werknemer] is nooit eerder in overtreding geweest of gewaarschuwd. Bovendien was [werknemer] mee met zijn leidinggevende [collega] die, als hij het er niet mee eens zou zijn geweest, Stukart had kunnen bellen voor overleg. [collega] is niet ontslagen. Verder blijkt uit niets dat [werknemer] [collega] op 18 oktober 2016 zou hebben bedreigd.