Eind 2004 is de letselschade van [verzoeker] met een vaststellingsovereenkomst afgewikkeld. De vaststellingsovereenkomst van eind november/begin december 2004 luidt voor zover relevant als volgt:
“Artikel 1:
De maatschappij betalende voor zich als namens haar verzekerde, voldoet aan benadeelde een bedrag van in totaal EUR 125.040,00 (…) zulks ter vergoeding van alle door benadeelde geleden en/of te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het in de considerans bedoelde ongeval;
(…)
Artikel 3:
Benadeelde verklaart, dat met genoemde (slot)betaling ad EUR 33.275,00 is voldaan aan alle aanspraken welke benadeelde of diens rechtsopvolgers kunnen doen gelden ter zake van schade bekend of onbekend, materieel of immaterieel, geleden of nog te lijden, als gevolg van genoemd ongeval;
Artikel 4:
Benadeelde verleent na ontvangst van de betaling ad EUR 33.275,00 (…) de maatschappij, aan haar verzekerde De Kroon B.V., alsmede aan allen die uit welke hoofde dan ook (mede) aansprakelijk zouden kunnen zijn voor de door benadeelde geleden en/of nog te lijden schade, hoe ook genaamd en welke aard dan ook, volledige kwijting en decharge;
Artikel 5:
Een voorbehoud voor de hiervoor genoemde finale kwijting geldt ten aanzien van eventueel in de toekomst door benadeelde te lijden verlies aan verdienvermogen, waarvan door benadeelde dient te worden aangetoond , dat een en ander in direct causaal verband kan worden gebracht met de gevolgen van dit ongeval en nog niet in de thans overeen gekomen regeling is verdisconteerd. Mocht in een dergelijke situatie blijken dat benadeelde hogere inkomsten genereert dan op grond van de thans overeengekomen regeling wordt aangehouden dan zal benadeelde tot terugbetaling van het teveel betaalde bedrag aan de maatschappij overgaan.
Eveneens wordt een voorbehoud gemaakt voor de hiervoor genoemde finale kwijting ten aanzien van de niet benoemde en begrote schadecomponenten waarvan wordt aangetoond, dat deze in direct causaal verband kunnen worden gebracht met de gevolgen van dit ongeval.