2 De feiten
2.1.
Triumph, onderdeel van Triumph Motorcycles Ltd, is een onderneming die zich bezighoudt met de import van motorfietsen, onderdelen en accessoires van het merk Triumph voor de Nederlandse, Belgische en Luxemburgse markt.
2.2.
[verweerder] , geboren [geboortedag] 1975, is op 1 augustus 2004 in dienst getreden bij Triumph. De laatste functie die [verweerder] vervulde, is die van After Sales en PR Manager, met een salaris van € 6.475,42 bruto per maand, inclusief 8% vakantiegeld.
2.3.
Onderdeel van de werkzaamheden van [verweerder] is het controleren van bestellijsten, zogenoemde PCA-rapporten, onder andere op verkoopprijzen van onderdelen en op de bestemming van de bestellingen. Als [verweerder] bestellingen voor eigen gebruik doet, een personeelsaankoop, moet hij deze ook in de PCA-rapporten verantwoorden.
2.4.
In het najaar van 2017 is bekend gemaakt dat personeelsleden van Triumph eenmalig een door Triumph Motorcyles Ltd gefabriceerde mountainbike kunnen kopen, met personeelskorting. In een e-mail van 8 december 2017 heeft [naam 1] (hierna: [naam 1] ), Group Pricing Accountant van Triumph Motorcyles Ltd, meegedeeld dat voor de aankoop van de mountainbike een personeelskorting geldt van 25%. Normaal gesproken is de personeelskorting 50%.
2.5.
Op verzoek van [naam 2] (hierna: [naam 2] ), General Manager van Triumph, heeft
[verweerder] in een e-mail van 12 december 2017 het volgende geantwoord op de vraag of hij nog geïnteresseerd is in aanschaf van een mountainbike: “Doet wel een beetje pijn hoor, als ik een dealer moet vragen om een fiets voor ons te bestellen (35% marge) omdat het dan goedkoper is dan dat we deze zelf bij Triumph bestellen ... (...). Afijn ik wacht nog op antwoord van [naam 3] [kantonrechter: [naam 3] , de partner van [verweerder] ] morgen en dan zullen we het terugkoppelen”.
2.6.
Op 13 december 2017 heeft [naam 3] (hierna: [naam 3] ) in een e-mail laten weten dat zij de mountainbike nog steeds wil ontvangen.
2.7.
In december 2017 heeft [verweerder] telefonisch contact opgenomen met [naam 4] (hierna: [naam 4] ), een dealer van Triumph. [verweerder] heeft [naam 4] verzocht een extra mountainbike te bestellen, bestemd voor zijn partner [naam 3] , waarbij die bestelling door [verweerder] zelf zou worden geregeld. Op 27 januari 2018 hebben [verweerder] en [naam 3] de mountainbike afgehaald bij [naam 4] . Op verzoek van [verweerder] is de mountainbike door [naam 4] verkocht met een dealerkorting van 35%.
2.8.
In een e-mail van 6 maart 2018 heeft [naam 5] (hierna: [naam 5] ), Finance Manager van Triumph, aan [verweerder] gevraagd hoe de levering en betaling van de mountainbike was verlopen. Daarbij heeft [naam 5] aangegeven dat hij als controller wilde nagaan of één en ander conform de door Triumph Motorcyles Ltd voorgeschreven aankoopregeling was gegaan. In een e-mail van 6 maart 2018 aan [naam 5] stelt [verweerder] : “We waren het gedoe met korting (of juist het nogal weinig korting) zat dus hebben we hem gewoon bij een dealer gekocht”. [naam 5] vraagt daarop: “Ah ok dus als ik het goed begrijp heb je via de dealer 35% ipv 25% korting bedongen, klopt dit?”. Daarop antwoordt [verweerder] : “Nee hoor, gewoon gekocht.”
2.9.
In een verslag van een gesprek van 16 maart 2018 tussen [verweerder] en [naam 2] , bij welk gesprek ook [naam 6] (hierna: [naam 6] ), Technical Coördinator van Triumph aanwezig was, staat dat [naam 2] aan [verweerder] heeft gevraagd waarom de bestelling van de mountainbike van zijn partner was gewijzigd van een reguliere personeelsaankoop met de daarbij behorende korting van 25%, naar een door [verweerder] geregelde extra bestelling bij een dealer. [verweerder] heeft blijkens dat verslag erkend dat hij de aankoop via een dealer had geregeld, maar geweigerd te zeggen hoeveel korting hij van de dealer had ontvangen.
2.10.
Met een e-mail van 7 maart 2018 heeft [naam 7] (hierna: [naam 7] ), Sales Administrator van Triumph, aan [verweerder] verzocht om controle van een PCA-rapport, met name wat betreft een bestelling door [verweerder] van twee remblokken met referentie “35KW”. Daarop heeft [verweerder] in een e-mail van diezelfde dag geantwoord: “Check! De pads zijn onderdelen die we voor de demo’s nodig hadden, dus geen accessoires. Vallen onder de reparatie demo’s dus. Had ik even over het hoofd gezien ...”
2.11.
Zogenoemde ‘demo’s’ zijn motoren die worden gebruikt voor testritten door journalisten of voor personeelsaankopen, dan wel worden uitgeleend aan dealers.
2.12.
[naam 5] heeft in een e-mail van 9 maart 2018 aan [verweerder] opheldering gevraagd over de twee door [verweerder] bestelde remblokken, waarbij [naam 5] heeft opgemerkt dat hij zich afvroeg hoe het mogelijk was dat van een ‘demo-motorfiets’ de remblokken al versleten waren. In e-mails van 9 maart 2018 heeft [verweerder] eerst gezegd dat hij één en ander moest nagaan, waarna hij vervolgens heeft laten weten: “Dit zijn MIJN remblokken! Ik kon helemaal niets vinden in P6 maar ik denk dat je P8 bedoelt? Omdat de omschrijving 35kW ombouwkits was heb ik eroverheen gekeken, maar deze moeten ook privé worden afgeschreven.”
2.13.
Uit een PCA-rapport met nummer 2018008 blijkt dat [verweerder] op 20 februari 2018 een koplampgrill en een bezel (koplampsierring) heeft besteld, met als omschrijving “Scrambler [naam 8] ”. De koplampgrill en bezel zijn op 23 februari 2018 geleverd. Met “Scrambler [naam 8] ” wordt gedoeld op de motorfiets van [naam 8] (hierna: [naam 8] ), tot 13 maart 2018 Area Sales Manager Nederland bij Triumph. Op een vraag daarover van [naam 7] heeft [verweerder] in een e-mail van 7 maart 2018 geantwoord: “De onderdelen zijn voor [naam 8] company bike voor dit seizoen, maar deze motorfiets kun je gewoon als demo beschouwen, we gebruiken hem meer als demo dan dat hij erop rijdt.”
2.14.
[verweerder] heeft de hiervoor genoemde koplampgrill en bezel op of rond 6 maart 2018 op zijn eigen motorfiets gemonteerd.
2.15
In een e-mail van 17 april 2018 schrijft [naam 8] het volgende: “Ik ben benaderd door [voornaam] [kantonrechter: [verweerder] ] met het verzoek om als companybike (...) een street scrambler te nemen (...) Ik heb hierin toegestemd en aangegeven dat ik als accessoire een arrow uitlaat (...) wenste. Dit werd aangevuld door [voornaam] (...) dat hij er nog wel een aantal accessoires bij zou bestellen en daar een mooie motor van zou maken. Ik heb daarop geantwoord (...) prima, mits in overleg. Dit is tot op heden niet gebeurd.”
2.16.
Op 15 maart 2018 zijn door [verweerder] twee zogenoemde USB-chargers besteld. Op het orderformulier staat dat deze USB-chargers zijn bestemd voor “Demos reparatie”. De USB-chargers zijn op 22 maart 2018 bij Triumph ontvangen in een doos, die door [verweerder] in de werkplaats is opengemaakt. [verweerder] heeft de USB-chargers op 22 maart 2018 in zijn fietstas gedaan en meer naar huis genomen.
2.17.
[verweerder] is door Triumph op 22 maart 2018 vrijgesteld van werk.
2.18.
Blijkens een verslag van een gesprek van 28 maart 2018 tussen [verweerder] en [naam 2] , neergelegd in een e-mail van 30 maart 2018, heeft [verweerder] op de vraag waar de betreffende USB-chargers zijn gebleven, geantwoord dat deze nog in de werkplaats zouden moeten liggen. Op de opmerking van [naam 2] dat [naam 7] en [naam 6] hebben gezien dat de USB-chargers in de fietstas van [verweerder] zaten, is door [verweerder] volgens dat verslag niet gereageerd.
2.19.
In genoemde e-mail van 30 maart 2018 heeft [naam 2] aan [verweerder] meegedeeld dat Triumph het dienstverband wil beëindigen.
4 Het verweer en het tegenverzoek
4.1.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Hij voert daartoe aan – samengevat – dat er geen sprake is van verwijtbaar handelen aan zijn kant, dat hij al zijn handelingen heeft kunnen verklaren en dat Triumph niet heeft aangetoond dat [verweerder] enige regel of richtlijn heeft overtreden. Verder merkt [verweerder] op dat de handelingen die hem door Triumph verweten worden de normale praktijk zijn bij Triumph, en dat hem nooit kenbaar is gemaakt dat zijn handelwijze ontoelaatbaar was. In het verlengde daarvan stelt [verweerder] dat hij zich ook niet schuldig heeft gemaakt aan ernstig verwijtbaar handelen. Overigens meent [verweerder] dat Triumph nog mogelijkheden heeft om hem te herplaatsen, zodat ook om die reden het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet worden afgewezen.
4.2.
Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch ontbonden wordt, maakt [verweerder] aanspraak op een transitievergoeding van € 49.485,00 bruto, uitgaande van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 september 2018. Ook stelt [verweerder] dat aan hem, naast de transitievergoeding, een billijke vergoeding van € 177.137,24 bruto moet worden toegekend, omdat de ontbinding te wijten is aan ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Triumph. Daarbij is volgens [verweerder] van belang dat Triumph ongefundeerde kritiek heeft geuit op [verweerder] en dat Triumph niets heeft gedaan om de gestelde verstoring van de arbeidsverhouding op te lossen. [verweerder] verzoekt daarom bij wijze van tegenverzoek om Triumph te veroordelen tot betaling van genoemde bedragen aan transitievergoeding en billijke vergoeding. Triumph heeft daartegen verweer gevoerd.
5a. De beoordeling van het verzoek
waar gaat het in deze zaak om?
5.1.
De kantonrechter moet beoordelen of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. In geval van ontbinding komt ook de vraag aan de orde of aan [verweerder] een billijke vergoeding kan worden toegekend.
5.2.
De arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.1
5.3.
Triumph voert onder andere aan dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] en dat dit een redelijke grond voor ontbinding oplevert.2
is er sprake van verwijtbaar handelen of nalaten?
5.4.
Hierna zal worden beoordeeld welke feiten en omstandigheden in voldoende mate zijn komen vast te staan en of uitgaande daarvan in redelijkheid kan worden geoordeeld dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] , zodanig dat van Triumph niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.3
de aanschaf van de mountainbike
5.5.
Wat betreft de aanschaf van de mountainbike neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat Triumph via eerdergenoemde e-mail van 8 december 2017 van [naam 1] duidelijk aan het personeel heeft meegedeeld dat voor de aankoop daarvan een personeelskorting geldt van 25%, en niet de normale personeelskorting van 50%. Dat is ook herhaald in een e-mail van [naam 2] van 11 december 2017 aan [verweerder] . Ook staat vast dat [verweerder] ondanks deze mededeling in december 2017 via Triumph-dealer [naam 4] een mountainbike heeft laten bestellen, bestemd voor zijn partner [naam 3] , en dat hij daarbij een korting van 35% heeft bedongen. Dat betekent dat [verweerder] in strijd heeft gehandeld met eerdergenoemde mededeling van Triumph. De stelling van [verweerder] dat er geen duidelijke regel of richtlijn is waarin staat dat het verboden is om producten via een dealer aan te schaffen met een dealerkorting van 35%, kan niet worden gevolgd. Ook indien die regel of richtlijn in zijn algemeenheid niet zou bestaan, geldt dat er in dit geval nu juist wel een duidelijke richtlijn is gegeven door Triumph, namelijk dat de aankoop van de mountainbike alleen geoorloofd was met een personeelskorting van 25%. Gelet op die richtlijn moest en behoorde voor [verweerder] duidelijk te zijn dat het niet de bedoeling was de mountainbike vervolgens toch aan te schaffen met een dealerkorting van 35%.
5.6.
Vast staat ook dat [verweerder] op een directe vraag van [naam 5] over de aanschaf van de mountainbike niet naar waarheid heeft geantwoord. [verweerder] heeft immers blijkens de e-mails van 6 maart 2018 aan [naam 5] meegedeeld dat hij de mountainbike via een dealer heeft gekocht, waarbij hij op de vraag of hij daarbij een korting van 35% dan wel 25% had bedongen, heeft geantwoord: “Nee hoor, gewoon gekocht.”. Dat antwoord was onwaar. [verweerder] heeft verklaard dat hij niet naar waarheid heeft geantwoord, omdat hij vond dat [naam 5] niets te maken had met de aanschaf van de mountainbike via de dealer en omdat hij een slechte relatie heeft met [naam 5] . De kantonrechter is van oordeel dat [naam 5] in zijn e-mail een voldoende duidelijke en begrijpelijke reden heeft gegeven voor zijn vraag aan [verweerder] , namelijk dat hij als Finance Manager en controller diende na te gaan of de aanschaf van de mountainbike conform de door Triumph Motorcyles Ltd aangegeven aankoopregeling was verlopen. [verweerder] was dus gehouden om de vraag van [naam 5] correct te beantwoorden. Dat [verweerder] een slechte relatie heeft met [naam 5] kan niet rechtvaardigen dat hij op een directe en duidelijke vraag niet naar waarheid antwoordt. Verder heeft [verweerder] blijkens het verslag van een gesprek van 16 maart 2018 met [naam 2] en [naam 6] ook geen open kaart gespeeld, maar geweigerd te zeggen hoeveel korting hij van de dealer had ontvangen. Daar komt bij dat uit de door Triumph overgelegde verklaring van Triumph-dealer [naam 4] van 27 maart 2018 blijkt dat [verweerder] [naam 4] op 6 maart 2018 heeft gebeld met het verzoek om over de aanschaf van de mountainbike en de dealerkorting te zwijgen. [verweerder] heeft weliswaar gesteld dat hij geen dringend verzoek heeft gedaan aan [naam 4] , maar heeft wel erkend dat hij [naam 4] heeft verzocht om niet over de korting te spreken.
5.7.
[verweerder] doet er een beroep op dat [naam 2] op de hoogte was van de aanschaf van de mountainbike via de dealer, maar dat hij daartegen niet heeft opgetreden, zodat [verweerder] erop mocht vertrouwen dat die aanschaf aanvaardbaar was. Echter, er is onvoldoende gebleken dat [naam 2] daadwerkelijk op de hoogte was van die aanschaf, inclusief de dealerkorting van 35%. [naam 2] heeft op de zitting erkend dat [verweerder] tegenover hem zijn onvrede heeft uitgesproken over de beperkte personeelskorting van 25% voor de mountainbike, maar daarbij is volgens [naam 2] niet gesproken over een aanschaf via de dealer met 35% korting. Dat [naam 2] zou hebben ingestemd met een aanschaf via de dealer met 35% korting is ook onlogisch, omdat [naam 2] in zijn genoemde e-mail van 11 december 2017 juist had herhaald en bevestigd dat een personeelskorting gold van 25%. Ook uit de e-mail van 12 december 2017 van [verweerder] aan [naam 2] blijkt niet duidelijk dat [verweerder] meedeelt dat hij de mountainbike daadwerkelijk bij een dealer gaat aanschaffen, terwijl [verweerder] een opmerking daarover ook afsluit met een smiley, waaruit moet worden afgeleid dat hij die opmerking kennelijk meer bij wijze van grap maakte. Indien [naam 2] al wel op de hoogte zou zijn geweest van een aanschaf door [verweerder] via de dealer met 35% korting, doet dat er ook niet aan af dat [verweerder] daarover nadien geen openheid van zaken heeft gegeven, zoals hiervoor al is overwogen, en Triumph-dealer [naam 4] ertoe heeft bewogen over één en ander te zwijgen.
5.8.
Gelet op de hiervoor genoemde gang van zaken rondom de aanschaf van de mountainbike, kan Triumph worden gevolgd in haar stelling dat [verweerder] zich verwijtbaar heeft gedragen. Het negeren van een duidelijke instructie voor de aanschaf van de mountainbike en het nalaten om daarover openheid van zaken te geven, waarbij bovendien op een directe vraag bewust een onwaar antwoord wordt gegeven, valt [verweerder] aan te rekenen.
de bestelling van remblokken
5.9.
Ook ten aanzien van de door [verweerder] bestelde remblokken is sprake van verwijtbaar handelen of nalaten. [verweerder] heeft erkend dat hij in een bestelling, welke bestelling op kosten van Triumph plaatsvond, remblokken heeft opgenomen die voor hemzelf bedoeld waren, zonder op de bestellijst te vermelden dat sprake was van een privé-aankoop. Vervolgens heeft [verweerder] , blijkens de hiervoor weergegeven e-mails van 7 maart 2018, op een vraag daarover van [naam 7] nagelaten te vermelden dat hij de remblokken voor zichzelf had besteld en heeft hij ten onrechte geantwoord dat de remblokken bedoeld waren voor demo-motorfietsen. Dat laatste was immers niet het geval.
5.10.
Volgens [verweerder] heeft hij een vergissing gemaakt en is hij als gevolg van grote werkdruk en in de haast vergeten om de remblokken als persoonlijke aankoop te melden. Ook indien dat het geval is, levert één ander verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] op. Het is immers zeer onzorgvuldig en nalatig dat [verweerder] niet alleen bij een bestelling verzuimt te vermelden dat sprake is van een privé-aankoop, maar daarnaar gevraagd ook een onjuist antwoord geeft. Dit is temeer onzorgvuldig, omdat [verweerder] na de vraag over de remblokken had kunnen of moeten begrijpen dat het om zijn privé-aankoop ging, en in ieder geval daarnaar nader onderzoek had moeten doen. Dat laatste heeft [verweerder] ook nagelaten, omdat hij pas na een nadere vraag daarover van [naam 5] in eerdergenoemde e-mail van 9 maart 2018 heeft uitgezocht wat er aan de hand was.
de bestelling van een koplampgrill en een bezel
5.11.
Vast staat dat [verweerder] op 20 februari 2018 een koplampgrill en een bezel heeft besteld, met als omschrijving “Scrambler [naam 8] ”, dat die onderdelen ook gelet op die omschrijving waren bedoeld voor een motorfiets van [naam 8] , en dat die koplampgrill en bezel op 23 februari 2018 zijn geleverd. [verweerder] heeft erkend dat die onderdelen vervolgens niet op een motorfiets van [naam 8] zijn gemonteerd, maar op 6 maart 2018 door hem op zijn eigen motorfiets zijn gemonteerd. Op een vraag daarover van [naam 7] heeft [verweerder] in een e-mail van 7 maart 2018 niettemin geantwoord dat de onderdelen zijn bedoeld voor de motorfiets van [naam 8] .
5.12.
Deze handelingen van [verweerder] leveren eveneens verwijtbaar gedrag op. [verweerder] heeft immers onderdelen die waren besteld en bestemd voor een motorfiets van [naam 8] , gemonteerd op zijn eigen motorfiets, zonder daarvan melding te maken, ook niet nadat hem daarover door [naam 7] een directe vraag was gesteld. Daar komt bij dat [naam 8] in een e-mail van 17 april 2018 heeft verklaard dat hij er niet mee bekend is dat voor zijn motorfiets een koplampgrill en een bezel waren besteld en dat dit ook niet op zijn verzoek is gebeurd. [verweerder] heeft opgemerkt dat één en ander wel is besproken met [naam 8] , maar nadere gegevens daarvoor ontbreken.
5.13.
[verweerder] heeft verklaard dat hij de koplampgrill, bestemd voor de motorfiets van [naam 8] , op zijn eigen motorfiets heeft gemonteerd, om te bekijken of dit onderdeel paste, wat het geval was. Volgens [verweerder] heeft hij de koplampgrill daarom op zijn eigen motorfiets laten zitten, en op 15 maart 2018 twee nieuwe koplampgrills besteld voor [naam 8] en voor zijn eigen broer. Ook stelt [verweerder] dat hij gewoon van plan was om voor de koplampgrills te betalen. Op zichzelf blijkt uit een overgelegd bestelformulier van 15 maart 2018 inderdaad dat er twee koplampgrills zijn besteld, met als vermelding de naam “ [voornaam] ”.
Ook kan worden aangenomen dat [verweerder] niet meer in staat is geweest om op het PCA-formulier te vermelden dat het om een privé-aankoop ging, omdat [verweerder] op 22 maart 2018 op non-actief is gesteld. Dat neemt echter niet weg dat [verweerder] onjuist heeft gehandeld door onderdelen op zijn eigen motorfiets te monteren, terwijl die onderdelen niet als privé-aankoop door hem waren besteld en dat ook niet als zodanig was vermeld. Deze werkwijze van [verweerder] is daarmee onzorgvuldig en ondoorzichtig, wat hem kan worden aangerekend. Ook had [verweerder] direct aan [naam 7] moeten melden dat hij de onderdelen op zijn eigen motorfiets had gemonteerd, wat hij heeft nagelaten. Hij heeft eerdergenoemde bestelling van 15 maart 2018 ook pas gedaan nadat [naam 7] op 7 maart 2018 vragen had gesteld, wat eveneens als onzorgvuldig en verwijtbaar handelen moet worden aangemerkt. Verder is niet duidelijk geworden dat de onderdelen daadwerkelijk op verzoek van en voor [naam 8] zijn besteld, hetgeen ook aan [verweerder] te wijten is. Hij had moeten zorgen dat daarover achteraf geen discussie kon ontstaan, door bijvoorbeeld één en ander in een e-mail aan [naam 8] te bevestigen.
het meenemen van twee USB-
chargers
5.14.
[verweerder] heeft blijkens een orderformulier van 15 maart 2018 twee USB-chargers besteld, waarbij op dat formulier is aangegeven dat het gaat om USB-chargers bestemd voor “Demos reparatie”. Vast staat ook dat die USB-chargers op 22 maart 2018 bij Triumph zijn ontvangen en door [verweerder] diezelfde dag in zijn fietstas zijn gedaan en zijn meegenomen. Niet is komen vast te staan dat de USB-chargers op de demo-motorfietsen daadwerkelijk defect waren. Onder verwijzing naar een overgelegde verklaring van [naam 6] heeft Triumph toegelicht dat geen defecte USB-chargers op de demo-motorfietsen zijn aangetroffen en [verweerder] heeft geen gegevens overgelegd waaruit zou blijken dat dit wel het geval is. Naar de kantonrechter begrijpt, heeft [verweerder] één van de twee USB-chargers gebruikt voor zijn eigen motorfiets en de ander ter vervanging van een exemplaar op de motorfiets van zijn partner, welke exemplaar volgens [verweerder] defect was.
5.15.
Uit het hiervoor genoemde verslag van een gesprek van 28 maart 2018 tussen [verweerder] en [naam 2] blijkt niet dat [verweerder] , toen hem werd gevraagd naar de USB-chargers, daarover direct duidelijkheid heeft gegeven. [verweerder] heeft immers verklaard dat deze nog in de werkplaats zouden moeten liggen, terwijl [verweerder] toch had kunnen weten en moeten begrijpen dat [naam 2] doelde op de USB-chargers die [verweerder] in zijn fietstas had gedaan en had meegenomen.
5.16.
Door de USB-chargers te bestellen zonder aan te geven dat hij deze voor zijn eigen motorfiets en die van zijn partner zou gaan gebruiken, door deze USB-chargers mee te nemen in zijn fietstas en daarover niet, althans onvoldoende duidelijkheid te geven aan Triumph, heeft [verweerder] ook op dit punt verwijtbaar gehandeld.
5.17.
De verklaring hierover van [verweerder] komt erop neer dat hij een door hem aangeschafte motorfiets wilde voorzien van een originele USB-charger, die eerder was verwijderd om te worden gebruikt voor de verkoop van een motorfiets, en dat van een andere door hem aangeschafte motorfiets een kapje van de USB-charger defect was. Daarvan uitgaande was het volgens [verweerder] logisch dat hij twee nieuwe exemplaren bestelde, ook omdat hij anders een garantieclaim had kunnen en moeten indienen. Echter, ook daarvan uitgaande, moet worden geconstateerd dat [verweerder] vervolgens dermate ondoorzichtig en onzorgvuldig met één en ander is omgegaan, dat zijn handelen hoe dan ook verwijtbaar gedrag oplevert. Hij had ook in dat geval een duidelijke en doorzichtige bestelling moeten doen, waaruit direct zou blijken waarvoor de USB-chargers bedoeld waren, en de vragen daarover naar waarheid moeten beantwoorden. Dat [verweerder] in het gesprek op 28 maart 2018 met [naam 2] niet goed zou hebben begrepen op welke twee USB-chargers werd gedoeld, acht de kantonrechter niet aannemelijk. Ook heeft [verweerder] nagelaten om een garantieclaim in te dienen.
5.18.
[verweerder] heeft nog gesteld dat hij aan [naam 6] altijd volledige openheid heeft gegeven over de reden waarom hij twee USB-chargers heeft besteld. Echter, in de door Triumph overgelegde nadere verklaring van [naam 6] van 17 mei 2018 wordt dit gemotiveerd ontkend. Andere gegevens of stukken waaruit zou kunnen blijken dat [verweerder] [naam 6] op de hoogte heeft gesteld, zijn er niet, zodat dat niet als vaststaand kan worden aangenomen.
het verwijtbaar handelen of nalaten rechtvaardigt ontbinding van de arbeidsovereenkomst
5.19.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn er gelet op het voorgaande voldoende feiten en omstandigheden komen vast te staan die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . De aard en ernst van die gedragingen is ook zodanig dat van de Triumph niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daarbij kan Triumph worden gevolgd in haar standpunt dat de verschillende verwijtbare gedragingen tezamen en in onderling verband bezien voldoende grond opleveren om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Dat is temeer het geval nu gelet op de functie die [verweerder] vervult hoge eisen mogen worden gesteld aan de wijze waarop hij omgaat met bestellingen, met privé-aankopen, met de verantwoording die hij daarover moet afleggen en met de communicatie daarover. Dat de hiervoor besproken handelingen van [verweerder] een normale praktijk zijn bij Triumph, zoals [verweerder] heeft aangevoerd, is niet gebleken.
5.20.
[verweerder] heeft nog gesteld dat hij al 18 jaar een onberispelijke staat van dienst heeft. Die omstandigheid legt echter tegenover de hiervoor genoemde verwijtbare gedragingen onvoldoende gewicht in de schaal om ontbinding van de arbeidsovereenkomst achterwege te laten. Triumph had daarom ook niet hoeven te volstaan met minder verregaande sancties dan beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
5.21.
De kantonrechter is van oordeel dat herplaatsing van [verweerder] niet aan de orde is. Herplaatsing ligt immers in ieder geval niet in de rede als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.4
ontbinding met inachtneming van de opzegtermijn
5.22.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Triumph zal toewijzen. De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met ingang van 1 augustus 2018. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure.5
5.23.
Triumph heeft verzocht om ontbinding met onmiddellijke ingang, omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg zou zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan dat verzoek gehoor te geven, vanwege het volgende.
5.24.
De kantonrechter kan op grond van de wettelijke regels bepalen dat de arbeidsovereenkomst direct en met ingang van de datum van deze uitspraak wordt ontbonden, als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.6
5.25.
Ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer doet zich alleen voor in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld in het geval de werknemer zich schuldig maakt aan diefstal, waardoor hij het vertrouwen van de werkgever onwaardig wordt, of de situatie waarin de werknemer in strijd met eigen in de praktijk toegepaste en voor de werknemer kenbare gedragsregels van de organisatie van de werkgever, geld leent uit de bedrijfskas en dat leidt tot een vertrouwensbreuk.7
5.26.
De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan verwijtbaar handelen of nalaten. Dat is echter wat anders dan ernstig verwijtbaar handelen of nalaten, waarvoor méér nodig is. Gelet op de standpunten van partijen, de stukken van de zaak en de nu vaststaande feiten en omstandigheden ziet de kantonrechter onvoldoende grond voor het oordeel dat [verweerder] zich ook schuldig heeft gemaakt aan ernstig verwijtbaar gedrag. Uit wat hiervoor is overwogen volgt wel dat [verweerder] in ieder geval onjuist, onzorgvuldig en ondoorzichtig heeft gehandeld. Maar dat is niet genoeg voor de conclusie dat hij ook ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en zijn handelen kan ook niet op één lijn worden gesteld met de hiervoor genoemde voorbeelden.
5.27.
Uit de door Triumph overgelegde verklaring van [naam 6] van 17 mei 2018 volgt dat [verweerder] bewust en weloverwogen zou hebben geprobeerd om zich verschillende onderdelen toe te eigenen, en dat hij dat tegenover [naam 6] ook zou hebben erkend. Indien de juistheid van die verklaring van [naam 6] zou komen vast te staan, kan er grond zijn om te oordelen dat [verweerder] zich inderdaad schuldig heeft gemaakt aan ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Echter, [verweerder] heeft de juistheid van de verklaring van [naam 6] nadrukkelijk betwist en die verklaring is niet onder ede en niet in een getuigenverhoor afgelegd. Aan die schriftelijke verklaring komt daarom onvoldoende gewicht toe om te oordelen dat sprake is van ernstig verwijtbaar gedrag.
5.28.
Triumph zal moeten bewijzen dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] , omdat zij zich daarop beroept.8 Triumph heeft in dit verband verzocht om nader bewijs te mogen leveren. Daarbij kan uiteraard worden gedacht aan het horen van [naam 6] als getuige. Echter, die bewijslevering kan er nooit toe leiden dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst alsnog op korte termijn na deze uitspraak zal plaatsvinden. Immers, bewijslevering door bijvoorbeeld het horen van [naam 6] als getuige kost enige tijd. Als vervolgens na bewijslevering komt vast te staan dat inderdaad sprake is van ernstig verwijtbaar gedrag van [verweerder] , kan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst niet alsnog met terugwerkende kracht ontbinden.9 Dat betekent dat Triumph met bewijslevering niet kan bereiken wat zij daarmee beoogt, namelijk ontbinding op een kortere termijn dan per 1 augustus 2018.
5.29.
De kantonrechter ziet gelet op het voorgaande geen grond om Triumph de gelegenheid te geven voor nadere bewijslevering en geen grond om gebruik te maken van de bevoegdheid om de arbeidsovereenkomst per direct te ontbinden. Daarbij kan, waar het gaat om de datum waarop de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, dus ook in het midden blijven of sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] .
5.30.
Het verzoek van [verweerder] om toekenning van een billijke vergoeding wordt afgewezen.
5.31.
Voor toekenning van een billijke vergoeding is alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.10 Ook ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever doet zich slechts voor in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat, of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren.11 Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor. De arbeidsovereenkomst wordt immers ontbonden vanwege verwijtbaar handelen van [verweerder] .
geen gelegenheid tot intrekking
5.32.
Nu aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden, hoeft Triumph geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.12
5.33.
Partijen hebben ook een geschil over de transitievergoeding. Zoals blijkt uit de overwegingen die hierna volgen, zal Triumph in verband met het geschil over de transitievergoeding in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . Dat betekent dat in deze uitspraak nog geen beslissing wordt genomen over de transitievergoeding. Gelet daarop is er geen grond, maar ook geen mogelijkheid om Triumph de gelegenheid te geven het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst in te trekken in verband met een veroordeling tot betaling van een transitievergoeding. Triumph heeft overigens ook geen verzoek gedaan om genoemde gelegenheid te krijgen, zodat er in dit geval ook om die reden geen aanleiding is die gelegenheid te bieden.13
de beslissing over de proceskosten wordt aangehouden
5.34.
De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden. Zoals overwogen, zal Triumph in verband met het geschil over de transitievergoeding in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . Indien komt vast te staan dat dit het geval is, kan er ook aanleiding zijn om te oordelen dat [verweerder] moet worden veroordeeld in de proceskosten van Triumph.
5b. De beoordeling van het tegenverzoek
waar gaat het in deze zaak om?
5.35.
De kantonrechter moet beslissen op het verzoek van [verweerder] om Triumph te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 49.485,00 bruto. Het verzoek van [verweerder] om aan hem een billijke vergoeding toe te kennen, hoeft niet meer te worden beoordeeld, omdat daarop al is beslist in het kader van het verzoek van Triumph.
5.36.
Tussen partijen is niet in geschil dat [verweerder] in beginsel aanspraak heeft op een transitievergoeding van € 49.485,00 bruto.
is sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten?
5.37.
Triumph stelt zich op het standpunt dat zij geen transitievergoeding hoeft te betalen, omdat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] .
5.38.
De transitievergoeding is inderdaad niet verschuldigd, indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.14 Zoals hiervoor onder punt 5.25 en 5.26 al is overwogen, ziet de kantonrechter nog onvoldoende grond voor het oordeel dat [verweerder] zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig verwijtbaar gedrag.
gelegenheid tot het leveren van bewijs
5.39.
In deze zaak is het bewijsrecht van toepassing is, omdat de aard van de zaak zich daartegen niet verzet. Triumph zal moeten bewijzen dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] , zoals hiervoor al is overwogen. Triumph heeft een concreet bewijsaanbod gedaan, onder andere door het horen van [naam 6] als getuige. Triumph zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om bewijs te leveren.
5.40.
De kantonrechter merkt nog op dat het hem voorkomt dat partijen er goed aan doen om (opnieuw) te bezien of zij ten aanzien van de transitievergoeding tot een schikking kunnen komen. Voortzetting van de zaak en het horen van getuigen is immers tijdrovend, kostbaar en belastend voor beide partijen, terwijl na een uitspraak van de kantonrechter ook weer hoger beroep mogelijk is.
de beslissing over de proceskosten wordt aangehouden
5.41.
De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden, onder verwijzing naar de overweging onder punt 5.34.