[eisers] stellen ter onderbouwing van hun vordering, zakelijk samengevat, het volgende.
[eisers] hebben land verpacht aan [gedaagde] . [gedaagde] heeft dit land aangekocht op grond van het voorkeursrecht dat hij als pachter genoot. Hij heeft het land doorverkocht aan de provincie. Hierdoor is sprake van pachtersvoordeel ad € 168.532,31. Op grond van art. 7:384 BW komt dit bedrag toe aan [eisers] als verpachter. Uit het financieel overzicht van Stivas blijkt dat de pachtdruk van de grond van Hes € 292.868,54 bedraagt. Mede aan de hand van de berekening van Stivas becijfert [eisers] de vordering als volgt.
[eisers] hebben 11.51.43 ha grond aan [gedaagde] verkocht voor € 400.000,--, hetgeen neerkomt op een door [gedaagde] betaald aankoopbedrag van € 3,4739 per m².
[gedaagde] heeft van deze 11.51.43 ha een oppervlakte van 6.62.60 ha verkocht aan de Provincie voor € 6,0174 per m².
Het verschil in beide bedragen wordt als pachtersvoordeel gevorderd, zijnde:
66.260 m² X € 2,54 = € 168.532,31. Ter zitting hebben [eisers] desgevraagd verklaard, dat het genoemde bedrag van € 2,54 vermoedelijke te hoog is berekend, omdat bij de berekening ten onrechte is uitgegaan van vier geleverde kavels in plaats van drie.
Bij brief van 3 juli 2018 hebben [eisers] aan [gedaagde] verzocht om ex art. 7:384 BW binnen 30 dagen het pachtersvoordeel ad € 168.532,31 over te maken, nu zij binnen de in art. 7:384 BW genoemde termijn van 10 jaar de grond hebben vervreemd.